Menu Sluiten

Noodplan crisis 2022

Met de oorlog in Oekraïne gaat de al daarvoor optredende inflatie inmiddels compleet door het dak. Het CEP van het CPB komt uit op een basisraming van 5,2%. Gemiddeld daalt de koopkracht met 2,7%, bij een economische groei van 3,6% over geheel 2022. In januari 2022 was de inflatie overigens al 6,4%, vooral door prijsstijgingen in energie en voedsel. Vooral huishoudens met een laag en middeninkomen kunnen hun lasten niet meer betalen.

Hogere besteedbare inkomens

Het eerste wat er voor deze huishoudens moet gebeuren is een forse verbetering van hun inkomens. Daarvoor zijn de volgende maatregelen per direct nodig:

  1. Verhoging WML (wettelijk minimumloon) naar 14 euro per uur, met volledige koppeling sociaal minimum, voor iedereen vanaf 18 jaar. We schaffen daarmee het aparte minimumjeugdloon voor jongeren van 18 tot 21 jaar per direct af. We verhogen daarbij het minimumjeugdloon naar 85% van het WML voor zeventienjarigen, naar 70% voor zestienjarigen en naar 55% voor vijftienjarigen.
  2. Herinvoering wettelijke automatische prijscompensatie. Daarin worden ook de energieprijzen en de huren in meegenomen.
  3. We verhogen de cao-lonen in de publieke sector (in totaal veruit de grootste werkgever van ons land) in de komende kabinetsperiode met 5% bovenop de prijscompensatie met een minimum van € 100 bruto per maand en daarenboven komen er specifieke loonsverhogingen realiseren waar nu achterstanden zijn (bijv. de optrekking van lonen voor leraren in het PO naar het niveau van dat in het VO). Hierdoor zullen ook de lonen in de private sector nog verder stijgen.
  4. Het besteedbaar inkomen gaat omhoog voor huishoudens tot anderhalf modaal. Hiertoe voeren we lagere belastingtarieven in voor deze inkomens. De arbeidskorting wordt vervangen door een verzilverbare arbeidstoeslag tot anderhalf modaal, die hoger is dan de huidige korting voor de laagste inkomens en die toegekend wordt aan zowel werkenden in loondienst als aan zelfstandigen.
  5. We bestrijden onzeker flexwerk met de volgende maatregelen:
    1. Contractsvormen worden beperkt tot vast contract (voor onbepaalde of bepaalde tijd), uitzendcontract en zelfstandig ondernemerschap. Alle andere contractsvormen (waaronder nuluren, payroll[1]) worden verboden. Wettelijk komen er garanties dat er altijd een minimum aantal uren moet zijn met eis van loonspreiding;
    2. De ketenregeling voor het maximaal aantal keren dat je een tijdelijk contract kunt verlengen wordt weer teruggebracht van 3 naar 2 jaar (daarna heb je recht op contract voor onbepaalde duur). De huidige onderbrekingsmogelijkheid – waardoor de termijn veel langer kan zijn – vervalt daarbij;
    3. Flexwerk gaan we reguleren zodanig dat het alleen toegestaan is voor tijdelijk werk (piek en ziek, maximum half jaar), het doorlenen van uitzendkrachten wordt verboden;
    4. Schijnconstructies met zelfstandig ondernemerschap worden verboden (o.m. door omkering bewijslast: je bent werkgever tenzij het tegendeel wordt aangetoond op basis van objectieve maatstaven – de wil van partijen is daarbij niet relevant;
    5. Platformbedrijven moeten loonbelasting en sociale premies voor hun werknemers en de fiscale afdrachten voor hun zzp-ers zelf gaan afdragen;
    6. Er komen beperkingen aan het beschikbaar moeten zijn bij flexcontracten en er komen voorschriften over minimum termijn voor oproep te gaan werken als er geen vaste werkdagen zijn;
    7. Uitzendbureaus gaan we reguleren met vergunningen gekoppeld aan wettelijke normen, en waarborgsom die vervallen tegen failissementsfraude. Bij overtreding vervalt waarborgsom en komen er boetes en bestuursverboden voor betrokken bestuurders. De handhaving wordt sterk geïntensiveerd;
    8. Flexwerk gaan we duurder maken met hogere werkgeverspremies, en door invoeren loondoorbetalingsplicht. Ook voeren we een hoger loon (wettelijke opslag bijv. 5-10%) in bij flexwerk ten opzichte van het gebruikelijke loon, om bedrijfsrisico’s (geen orders, leegstand, onderbezetting) niet af te wentelen op deze werknemers, maar hen daarvoor te compenseren;
    9. Inhuren van zzp-ers gaan we duurder maken door een hoog wettelijk minimumtarief (bijv. € 40 per uur) en mogelijkheid voor collectieve onderhandeling voor hoger tarief voor zzp-ers;
    10. Conform het advies van de commissie Borstlap schrappen we de ondernemersaftrek op winst en verlies uit onderneming (dit betreft de zelfstandigenaftrek, startersaftrek, meewerkaftrek, aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk, stakingsaftrek), en schrappen we de zgn. ondernemingsfaciliteiten (dit betreft de mkb-winstvrijstelling, landbouwvrijstelling, milieu-investeringsaftrek, de willekeurige afschrijving milieu-investeringen, kleinschaligheidsinvesteringsaftrek, energie-investeringsaftrek, en herinvesterings-reserve). Bij elkaar leiden deze aftrekposten nu tot grotere ongelijkheid en grote verschillen in lasten op arbeid afhankelijk van de vorm waarin deze arbeid wordt verricht. Ook leiden deze aftrekposten tot forse uitholling van de financiering van de sociale zekerheid en van de collectieve voorzieningen. Dit gaat om forse bedragen die, mede door de groei van het aantal ondernemers, de laatste jaren duidelijk zijn gegroeid. We moeten stoppen om gedrag van ondernemers en ondernemingen te beïnvloeden met fiscale of andere subsidies. De aftrekposten met betrekking tot verduurzaming worden vervangen door prijsmaatregelen en regulering. Prijsprikkels zijn veel effectiever, eenvoudiger uit te voeren en kosten de belastingbetalers niets, maar leveren juist inkomsten op;
    11. Flexwerkers en zzp-ers (en hun werkgevers/opdrachtgevers) gaan meebetalen aan een arbeidsongeschiktheidsverzekering en een aanvullend pensioen die ook verplicht voor hen moeten gaan gelden;
    12. In de publieke sector wordt een vast contract met een aanstelling voor onbepaalde tijd en een voltijds contract de wettelijke norm. Iedereen in de publieke sector komt in loondienst als wettelijke verplichting of subsidievoorwaarde. Afwijkingen kunnen alleen voor proeftijd, piek en ziek en wat betreft de voltijdsnorm voor zover die niet voltijds in te vullen blijkt te zijn;
    13. Werkenden krijgen een Eerlijk Werk Ombudsman, een publiek loket waar op een laagdrempelige wijze inzicht in rechten verkregen kan worden en ondersteuning geleverd kan worden bij het effectueren van rechten, en die ook optreedt als door het niet naleven van afspraken een publiek belang wordt getroffen. Daaronder valt ook het bestrijden van de nog altijd omvangrijke discriminatie op de arbeidsmarkt.
  6. Alle uitkeringen (bijstand, Wajong, AOW) worden individueel. De partnertoets en de kostendelersnorm worden afgeschaft.
  7. In de bijstand komt een vrijstelling voor alle giften tot 1200 euro per jaar, een vermogensvrijstelling voor eigen bewoonde woning en van noodzakelijke roerende goederen.
  8. De WGA-grens voor gedeeltelijk arbeidsbeperkten gaat omlaag van 35% naar 10%.
  9. Er komt een schuldenoffensief:
    1. Meer risico bij kredietverleners:
      1. geen claim meer op toekomstig inkomen na faillissement met rechterlijke toetsing om misbruik en kans op herhaling te voorkomen, met verplichte begeleiding indien rechter dat gewenst acht
      2. geen restschuld hypotheek meer bij inleveren onderpand
      3. uitbreiding zorgplicht kredietverstrekkers, ook bij uitbesteding incasso
      4. leningen zijn nietig als er geen BKR-controle heeft plaatsgevonden of in strijd met de registratie onverantwoorde leningen zijn verstrekt (dan moet BKR wel publieke instelling worden)
    1. Inperken schuldenindustrie:
      1. forse verlaging wettelijke rente, maximeren en reguleren incassokosten
      2. verbod op commerciële handel in private schulden van huishoudens
      3. schuldhulpverlening (incl. bewindvoering) volledig publiek maken, verbod op winst, kwaliteitssysteem met verplichte certificaten
      4. gerechtsdeurwaarders verbieden tot houden commerciële nevenactiviteiten, vaste vergoedingen ipv huidig verdienmodel, regio-gebonden zodat per huishouden er maar één deurwaarder kan zijn
      5. invoeren vergunningsplicht voor incassobureaus, met waarborgsom  
    1. Beperken schulden bij overheden:
  1.  
      1. één centraal Rijks incassotraject (incl. CJIB)
      2. één incassobeleid voor alle overheden, met hogere beslagvrije voet en afwijking ten gunste van schuldenaar wanneer menselijke maat dat vergt
      3. uitkeringen, toeslagen en andere verstrekkingen worden op een gelijk tijdstip uitbetaald
      4. schrappen voorkeurspositie overheid bij innen van schulden
    1. Overige preventie schulden:
      1. verhoging leeftijdsgrens voor aangaan krediet van 18 naar 21 jaar
      2. meer financiële scholing in onderwijs
      3. meer financiële coaching bij gaan werken
      4. meer regulering krediet- en gokreclame
      5. iedere gemeente een Geldloket voor onafhankelijk, gratis financieel advies en formulierenhulp
      6. verplichte, uitgebreide gemeentelijke vroegsignalering en hulpaanbod bij betaalachterstanden vaste lasten en bij risicovolle levensevents (arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, scheiding, overlijden partner e.d.)
      7. automatische wettelijke kwijtschelding van lokale losten bij inkomen op of onder sociaal minimum (incl. waterschappen, rioollasten en afvalstoffenheffing) en bij schuldhulpverlening
    1. Nieuw schuldhulpverleningssysteem, waarbij bestaande gemeentelijke (Wgs) en wettelijk bij rechter liggende (Wsnp) systemen geïntegreerd worden, en gemeenten bevoegdheid krijgen om alle maatregelen te nemen die nu ook kunnen bij de rechter, met beroepsmogelijkheid voor schuldenaar en schuldeisers bij de rechter (zonder schorsende werking). Daarbij geldt:
      1. wettelijk toegangsrecht tot schuldhulpverlening van schuldenaren met risicovolle/problematische schulden
      2. wettelijke, korte beslistermijnen
      3. bij toelating direct schuldenmoratorium en verbod huisuitzetting, verbod stopzetting levering energie en water, zorgverzekering en telefoon/internet
      4. recht op onafhankelijke, gratis juridische, financiële en sociale bijstand schuldenaar
      5. wettelijk goede rechtsbescherming met bezwaar en beroep
      6. individueel (op maat) schuldhulpverleningsplan, gericht op oplossen schulden voor schuldeisers én op nieuw perspectief schuldenvrij bestaan schuldenaar
      7. een nationaal schuldenfonds maakt opkopen schulden mogelijk
      8. budgetbeheer of bewindvoering kan worden opgelegd, alleen met bewindvoerders in dienst van gemeente
      9. schuldsanering altijd met bewindvoering
      10. maximum schuldsaneringstermijn halveren naar 1,5 jaar, met ieder half jaar maand schuldenaflospauze; deze termijn kan worden verlengd bij niet nakoming verplichtingen schuldenaar (ipv beëindiging); na afloop termijn vervalt net als nu restschuld
      11. verplichte nazorg om herhaling te voorkomen
    1. Een wettelijk schuldenpardon dat bij invoering van dit schuldenoffensief alle problematische schulden die op dat moment al tenminste 5 jaar bestaan, wettelijk kwijtscheldt
  1. We voeren voor alle overheden en uitvoeringsinstanties een nieuw fraude- en sanctiebeleid in. We nemen afscheid van de Rutte-doctrine, waarbij de burger gewantrouwd wordt:
    1. Bij fouten worden geen sancties opgelegd, deze worden weer gereserveerd voor opzettelijke fraude, met bewijslast voor de rijksoverheid. Ook bij correcties van inkomsten door de Belastingdienst geldt een bewijslast voor deze dienst.
    2. Sancties moeten altijd proportioneel zijn, terugvorderingen nooit hoger dan het teveel ontvangen bedrag en verrekeningen niet hoger dan te verhogen beslagvrije voet.
    3. De huidige Fraudewet Sociale Verzekeringen moet direct worden ingetrokken.
    4. We schaffen niet toetsbare en discriminerende algoritmen als opsporingsmethode af en heffen het Inlichtingenbureau rechtmatigheidscontrole gemeenten op (óók bij de zorg).
    5. Door het opheffen van veel verplichtingen is er ook veel minder te controleren. Wat overblijft aan informatieplichten wordt niet meer gecontroleerd met privacy schendende methoden, en de bewijslast wordt niet meer omgedraaid.
  2. We maken kinderopvang voor iedereen gratis. De kinderopvangtoeslag verdwijnt daarmee.
  3. We vervangen de huurtoeslag door inkomensafhankelijke huursubsidie verstrekt door de nieuwe minister van Volkshuisvesting. Dit wordt gebaseerd op het inkomen in het jaar voorafgaand aan het jaar van toekenning, waarbij bij grote inkomensachteruitgang op verzoek het huidige jaar als peiljaar kan worden genomen. De huursubsidie wordt verhoogd en uitgebreid, zodanig dat huurders tot modaal nooit meer zelf aan huur hoeven te betalen dan een kwart van hun besteedbaar inkomen en niet meer dan een derde van het besteedbaar inkomen voor inkomens daarboven tot anderhalf modaal. Uitgegaan wordt van alleen het inkomen van de meest verdiende partner.
  4. We bevriezen met een noodwet direct alle huur van woningen. Alle huur gaat vanaf medio 2022 vallen onder het systeem van de huurbescherming met toepassing van het zgn. puntensysteem (woningwaarderingssysteem). De liberalisatiegrens vervalt dus. Daarmee wordt ook de huur gemaximaliseerd. We gaan ook dat puntensysteem moderniseren, waardoor normale basisvoorzieningen niet meer tot extra punten leiden, de WOZ-waarde eruit verdwijnt (wordt vervangen door het oude systeem, waarbij extra punten worden toegekend wat betreft locatie e.d.), zodat de veel te hoge huizenprijzen niet langer meer doorwerken in de huurprijs.
  5. We schrappen de inkomensafhankelijke huurverhoging en het concept van ‘passend wonen’. We gaan niet mee in het opjagen en stigmatiseren van huurders. Niet zgn. ‘scheefwoners’ zijn het probleem, maar het tekort aan betaalbare woningen.
  6. Het energielabel en de verduurzaming van de woning mogen geen verdienmodel voor de verhuurder zijn. In plaats van duurzaamheidspunten wordt een niet-duurzame woning aangemerkt als een gebrek waarvoor huurkorting geldt. Huurders van nog niet voldoende geïsoleerde woningen (label C en hoger) krijgen per direct een wettelijke korting op de huur van een kwart van de huurprijs, zodat verhuurders een prikkel krijgen voor verduurzaming. Woningcorporaties krijgen daarvoor compensatie mits men tijdig verduurzaamt (overigens zijn de meeste huurwoningen met een slecht energielabel in handen van commerciële verhuurders). Er komen bindende afspraken met corporaties en andere verhuurders voor het energieneutraal maken van 200.000 woningen per jaar, te beginnen bij de woningen met de slechtste energielabels (meestal bij de meest armste huishoudens). Er komt per direct een verbod op nieuwe huurcontracten van woningen met de slechtste energielabels (C en hoger), en een verbod op huurverhoging van woningen met een label slechter dan A. Deze maatregelen worden stapsgewijs aangescherpt opdat in 2030 alle huurwoningen tenminste een A+++ label hebben. Woningcorporaties en -coöperaties krijgen mogelijkheid om de voorfinanciering van de verduurzaming renteloos te lenen bij een apart staatsfonds, gevuld uit staatsobligaties. Gemeenten krijgen de mogelijkheid om hun WOZ-belastingtarieven lager vast te stellen bij een groener energie-label. We gaan de vaststelling en handhaving van de energielabels van woningen onafhankelijk en kwalitatief beter maken.
  7. Woningeigenaren worden door een ‘ontzorgloket’ ondersteund bij het isoleren en verduurzamen van hun woning. Middeninkomens met een eigen woning krijgen de mogelijkheid om hiervoor renteloze leningen af te sluiten bij een speciaal fonds. Anders dan Rutte III voorstelde, maar in overeenstemming met het voorstel van Milieudefensie, komt er daarbij geen maximum bedrag (zo wordt financiering ook voor oude of grote woningen mogelijk, met hoge isolatiekosten), is de looptijd 30 in plaats van 25 jaar, is de lening renteloos, is er geen toetsing van kredietwaardigheid en geldt een brede kwijtscheldingsmogelijkheid voor lage inkomens als de besparing op de energierekening lager zijn dan de terugbetaling van de lening (onrendabele top). Voor hen geldt dus een garantie van woonlasten. Jaarlijks wordt de terugbetaling in dat jaar vastgesteld, gebaseerd op het inkomen van de bewoner van de woning. Iedere bewoner betaalt dus naar draagkracht: Voor de laagste 40% van inkomens in Nederland (tot ca. 95% modaal) behoeft er alleen terugbetaald worden bij reductie van de energierekening, uitgaande van de ‘kale’ gasprijs en de energiebelasting zoals die nu in 2022 geldt. De hoogste 20% inkomens (boven 1,5 modaal) moeten de hele lening terugbetalen. De groep inkomens daartussen betaald het bedrag van de energiereductie terug plus 50% van het resterende bedrag. De renteloze lening is gebouwgebonden, dus het gaat om een lening op de woning. Voor woningeigenaren komt er een voucher beschikbaar, ter waarde van de isolatie- en verduurzamingskosten voor die specifieke woning. De voucher kan enkel bij isolatiebedrijven verzilverd worden. Het voordeel van een dergelijke voucher is, dat hiermee de kredietwaardigheid van de woningeigenaar niet van belang is. De lening heeft de hoogte van de kosten van de isolatie en verduurzaming. Deze lening is alleen beschikbaar voor woningeigenaren die in hun woning wonen, inclusief VVE’s. De bestaande SDE-subsidies vervallen.
  8. De energietransitie moet eerlijk plaatsvinden. Huishoudens moeten minder, en bedrijven meer betalen met onder meer een forse CO₂-heffing (tenminste € 75 per ton CO₂-uitstoot met 10% jaarlijkse verhoging) voor alle bedrijven, inclusief energiebedrijven, landbouw, en bijv. datacenters, die niet verrekend mag worden met de bestaande ETS-heffing. De CO₂-belasting en de bestaande ETS-heffing gaan ook gelden voor andere broeikasgassen, dus ook bijv. voor methaan.
  9. Subsidies en fiscale vrijstellingen of kortingen om een duurzame economie te bevorderen zien niet kostenefficiënt en vergroten de ongelijkheid. Die schaffen we dus af. Uitgangspunt wordt dat de beperkte milieuruimte eerlijk verdeeld wordt over de inwoners. Veel beprijzing werkt namelijk ook denivellerend (CPB 2018). En daar waar er wel sprake is van nivellering bij beprijzing, zoals bij een kilometerheffing, betalen de rijkere mensen weliswaar meer maar krijgen ze daar ook wat voor terug in de vorm van filevrij doorrijden. Hetzelfde zal optreden bij de invoering van een heffing op vliegverkeer. De rijken kunnen blijven vliegen, ook al is het duurder, de minder rijken niet of minder. Beter is het om milieuruimterechten te verdelen over huishoudens en bedrijven. Vervolgens kunnen deze rechten verhandeld worden. Om het aantal parkeerplaatsen te beperken, kun je bijvoorbeeld elke volwassene het recht geven op een halve parkeerplaats. Een huishouden van twee volwassenen heeft dan nog één parkeerplaats zonder extra kosten. Voor eenpersoonshuishoudens wordt het voordeliger om een auto te delen. Ook kan iemand die afziet van een auto, zijn rechten verkopen. Het afzien van eigen autobezit wordt dan beloond. Een ander voorbeeld is dat elke inwoner het recht krijgt een aantal kilometers te vliegen. Lagere inkomens kunnen dan minder maar nog steeds goedkoop vliegen en wanneer iemand er van afziet te vliegen kan die hiervoor beloond worden door deze rechten te verkopen. Hetzelfde systeem kan bij het auto rijden, waarbij bij elektrisch rijden meer kilometerrechten toegekend worden. Samenvattend kunnen de lagere inkomens het gebruik van de beperkte milieuruimte blijven betalen omdat ze elk jaar rechten ontvangen, en wanner zij er geen gebruik van maken worden zij hiervoor gecompenseerd. Verder is het van belang dat bij de verdeling van milieuruimte de rechten een huurkarakter hebben en geen bezit zijn. Bijvoorbeeld het recht om gratis een jaar een parkeerplaats te huren in plaats van te bezitten. Je rechten op bijvoorbeeld een parkeerplaats verkoop je bij huur ook voor slechts een jaar. Bij bezit zou bij toenemende schaarste de prijsstijging aan de bezitter van de parkeerplaats toekomen en niet de gemeenschap. Deze bezitsvorming werkt denivellerend en dat willen we juist niet. We gaan dit systeem stapsgewijs invoeren voor 2030.
  10. Ook bij de handel in emissierechten voor grootverbruikers kan dit principe van eerlijk verdeelde rechten worden gehanteerd om te bepalen wat een rechtvaardige manier van terugbetalen van de opbrengst is. Zo kan iedere inwoner als het ware emissierechten krijgen toebedeeld, die men voor een standaardbedrag kan ‘verkopen’ aan bedrijven. De opbrengst van de heffingen op de uitstoot van bedrijven wordt dan aan de inwoners teruggegeven en niet aan de bedrijven. De bedrijven kunnen de heffingen in principe doorberekenen in de prijzen van hun producten en krijgen dus geen teruggave. In Canada is onlangs een dergelijk koolstofheffingsysteem ingevoerd, waarvan de opbrengst in de vorm van een lumpsum aan de huishoudens wordt terugbetaald. Dit idee heeft geholpen bij de democratische aanvaarding van de koolstofheffing en een gemiddeld huishouden ging er per saldo qua inkomen op vooruit. We gaan dat ook hier doen: ieder huishouden krijgt dan uit de opbrengst een zgn. ‘Klimaatinkomen’.
  11. Om met differentiatie van gebruiksheffingen bij bedrijven nivellering van inkomens te bevorderen lijkt complex en duur en ligt daarom niet voor de hand. Aan de kant van huishoudens zijn de mogelijkheden om te nivelleren er wel, maar beperkt. Zo kan drinkwater tot een noodzakelijke hoeveelheid gratis zijn en bij meer gebruik kan de heffing hoger worden.
  12. We schrappen de energiebelasting voor huurders. Voorts gaan we de energiebelasting verduurzamen: er komt een progressieve energiebelasting naar schaal van energieconsumptie en tarieven gebaseerd op uitstoot CO₂, zodat duurzame elektriciteit niet belast wordt, met kolen opgewekte elektriciteit extra zwaar belast wordt en met aardgas opgewekte elektriciteit even zwaar belast wordt als direct gebruik van aardgas. Vervuilers en fossiel grootverbruikers gaan we veel zwaarder belasten, huishoudens gaan we lager belasten. We maken per direct een einde aan vrijstellingen en kortingen voor energiebelasting (glastuinbouw) en van belasting op kerosine (luchtvaart) en gaan fossiele brandstoffen in lucht- en scheepvaart veel zwaarder belasten. Ook privéjachten met fossiele brandstoffen gaan we zwaarder belasten. Belasting op elektriciteit bij oplaadpalen wordt veel lager dan accijns voor benzine of diesel, in plaats van omgekeerd zoals nu. De opslag duurzame energie (ODE) in de energiebelasting wordt afgeschaft.
  13. We brengen de BTW voor graanproducten, water, groente en fruit omlaag naar 0%. Indien voedselprijzen te sterk stijgen, worden prijsmaatregelen ingevoerd.
  14. We ontkoppelen de prijs voor warmtenetten van de gasprijs.
  15. We bevriezen per direct de gasprijzen voor huishoudens. Gemeenten krijgen extra middelen voor bijzondere bijstand ten behoeve van huishoudens die hun energielasten nu zien stijgen boven de 10% van hun netto inkomen.
  16. We schaffen het eigen risico in de zorgverzekering af en bevriezen de nominale premie. Er komt geen eigen bijdrage in de jeugdzorg.

 

Energietransitie

Naast de vervanging van fossiele brandstoffen vanwege de klimaatcrisis en het stopzetten van de Groningse gasboringen vanwege de aardbevingen daar, moeten we nu ook zo snel mogelijk af van de levering van Russisch gas en olie.

  1. We zetten in de eerste plaats in op een grootschalige energiebesparing. Dat zal de volledige vervanging van fossiele door duurzame energiebronnen enorm vereenvoudigen. In iedere sector (industrie, mobiliteit, landbouw en bebouwde omgeving worden daartoe concrete doelstellingen gesteld. Prijsmaatregelen helpen daarbij het beter dan subsidies. Subsidies – fiscaal en anderszins zoals SDE++ –  zijn bovendien een beloning voor decennialang onmaatschappelijk gedrag, te vergelijken met de compensatie bij het afschaffen van de slavernij aan slavenhouders. Daarom vervangen we deze subsidies door prijsmaatregelen, waarbij de vervuiler betaalt. Daarbij worden de kortingen op de energiebelasting voor grootverbruikers afgeschaft, waaronder de metaalindustrie en datacentra. Voor bestaande bedrijven gefaseerd, en voor nieuwe vestigingen per direct. We belonen stroomverbruikers die door middel van demand response helpen vraag en aanbod van elektriciteit in balans te houden.
  2. De industrie in Nederland (West-Europa) gaat veel ingrijpender veranderen dan nu veelal wordt gedacht. De relatief grote omvang van de zeer energie-intensieve industrie werd mede mogelijk door de relatief grote hoeveelheid fossiele brandstoffen uit eigen bron. Dit specifieke voordeel kan niet vervangen worden door eigen opwekking van duurzame energie, omdat andere Europese landen eveneens veel duurzame energie kunnen opwekken. Het oude industriemodel is niet meer bruikbaar, ook al blijven andere relatieve voordelen van Nederland bestaan, zoals de ligging en de immateriële infrastructuur. We gaan NortH2 niet subsidiëren, ook niet wat betreft het aanleggen van het leidingen – de sector moet dat zelf financieren. Hiervoor zou een megawindpark in de Noordzee boven Groningen gebouwd moeten worden. Dit park levert de stroom voor de productie van de waterstof. Deze waterstof is vooral bedoeld als goedkope chemische grondstof en voor de chemische- en kunstmestindustrie. Een overzicht van alle aangekondigde waterstofprojecten in Nederland, samengesteld door de Topsector Energie, telt maar liefst 150 pagina’s. Met namen als GreenH2UB, H2-Fifty, SeaH2Land en NortH2 hebben grote multinationals als Shell, BP, Orsted, Nouryon en Vattenfall, maar ook kleine partijen als de Hydrogen Mill in Sint Philipsland projecten in de pijplijn. De huidige totale waterstofvraag in Nederland zo’n 1,5 miljoen ton. Als je dat uit windstroom zou willen maken, heb je ongeveer 15 gigawatt aan opgesteld windvermogen op zee nodig. Hoe groot de vraag uiteindelijk precies wordt, weet niemand. Dat hangt van heel veel factoren af. Er is bijvoorbeeld veel onzekerheid over het gebruik van waterstof door zwaar transport en in synthetische brandstoffen voor de scheep- en luchtvaart. Onderzoeksbureau CE Delft verwacht dat voor de waterstofplannen in 2050 zo’n 400 à 450 terrawattuur aan groene stroom nodig zal zijn. Dat is vier keer zoveel als het totale elektriciteitsverbruik in Nederland op dit moment. Dan kom je op 100 gigawatt aan windenergie die je nodig hebt. Groene waterstof is nu nog drie keer zo duur als grijze waterstof. We gaan, anders dan waar de industrie nu van uitgaat, dit niet subsidiëren. De duizelingwekkende hoeveelheden wind- en zonnestroom die nodig zijn, gaan vele tientallen miljarden kosten. Aan de aanleg van 100 gigawatt aan windturbines in de Noordzee alleen al hangt een kostenplaatje van €100 miljard. De aansluiting op het elektriciteitsnet zou nog eens vele miljarden kosten, net als de bouw van de elektrolysers. De kans dat waterstof vanaf de Noordzee het goedkoopst zal zijn, is niet zo groot. Als de industrie overgaat op groene waterstof gaan velen er daarom van uit dat de waterstof uiteindelijk geïmporteerd moet worden. Maar ook import is niet goedkoop. Waterstofproductie op zee in Nederland kost nu best veel geld, omdat de stroom nog relatief duur is in vergelijking met stroom uit zonne-energie uit het Midden-Oosten of Afrika. Maar tegelijkertijd zijn de transportkosten van waterstof ook best hoog. Als het gas in Rotterdam aankomt, is het ongeveer even duur als produceren op de Noordzee. nergens in Europa zijn op dit moment bedrijven die op grote schaal elektrolysers bouwen. Om de kosten en de kansen te spreiden, en de ontwikkeltijd naar massaproductie van groene waterstof te verkorten, is een krachtige Europese innovatie- en uitrolstrategie rond waterstofproductie nodig. Daarin kan Nederland best één van de actieve spelers zijn. De Europese Commissie lijkt vast van plan een dergelijke strategie te ontwikkelen gezien het Fit for 55 pakket. Het zou voor de EU al van een forse ambitie getuigen om in het komende decennium een programma op te starten om verspreid over Europa met primair Europese technologie 10-20 elektrolysesystemen te bouwen van enkele tientallen MW, snel gevolgd door een ronde met grotere systemen, ordegrootte 100 MW. De Commissie lijkt echter een nog veel hogere ambitie te hebben, waardoor de capaciteit in Nederland van 3 tot 4 GW misschien toch mogelijk wordt. De “Fit for 55” eis van 50% groene waterstof voor de industrie in 2030 is echter onrealistisch. Nederland moet er op aandringen om “groene” te vervangen door “groene of blauwe”. Afgezien van de elektrolysecapaciteit is bij zuiver groene waterstof de permanente beschikbaarheid van duurzame stroom een groot probleem. De formulering van bouwsteen C is in dit opzicht tamelijk slordig: de eenheid GW betreft het vermogen en niet de hoeveelheid energie. Het zal niet moeilijk zijn om in 2030 af en toe bij veel zonneschijn of harde wind enige uren een duurzaam vermogen van 3 tot 4 GW beschikbaar te stellen. Het probleem is echter dat de investeringskosten van elektrolysers zeer hoog zijn en dat ze daarom liefst continue moeten draaien. Als de benodigde elektriciteit op andere uren met aardgas wordt opgewekt, verkleurt het groen van de waterstof al snel naar grijs. Groene waterstof kan wel goed dienen als bufferbrandstof, om tijdelijke tekorten bij productie met zon en wind op te vangen. Een waterstofcentrale kan zo’n dip opvangen, als een soort chemische accu voor zon- en windenergie.
  3. Bij tekorten aan gas gedurende de transitie gaan we energie-intensieve productie zoals ammoniak (kunstmest), aluminium, staal en chemie bij noodwet beperken of zelfs stilleggen. Dit geldt ook voor de glastuinbouw (incl. sierteelt).
  4. We zetten veel meer in op energiebesparing. Het potentieel daarvoor wordt veel te weinig benut. Alle nieuwe bedrijvigheid die veel extra energie nodig heeft wordt in beginsel niet meer toegelaten. We verhogen het energiebesparingsdoel voor 2030 van 32,5% naar 45%. De schoonste energie is de energie die we niet hoeven op te wekken. En we kunnen niet zonder, willen we de doelstelling van maximaal 1,5 graad opwarming halen en nog ergere klimaatrampen voorkomen. De transitie is alleen haalbaar bij forse energiekrimp. Dat vraagt om een economisch structuurbeleid dat gericht is op onder meer extensivering (vermindering) van energiegebruik, met name in de industrie. De huidige verplichting voor energiebesparing bij industrie wordt niet gehandhaafd. Dat gaan we direct veranderen en hard handhaven. De Nederlandse industrie is goed voor ruim 40% van het Nederlandse energiegebruik. Van die energie wordt 82% nog steeds opgewekt met fossiele brandstoffen en slechts 12% met hernieuwbare bronnen. Een groot deel hiervan wordt gebruikt in de procestechnologie, waaronder de petrochemische, farmaceutische en voedselindustrie. Door het grote aandeel van de procesindustrie binnen de Nederlandse economie behoort Nederland tot de landen met het hoogste energieverbruik per inwoner. Het echt grote energiegebruik zit in de basisindustrie. Niet alleen voor verhitting in processen, maar ook voor de productie van materialen: kunststoffen uit olieproducten, reductie van ijzererts tot ruw ijzer, productie van aluminium en chloor door elektrolyse van zouten en omzetting van aardgas in ammoniak. Ongeveer een kwart van het Nederlandse energiegebruik wordt gebruikt voor het produceren van materialen. Dat is hoog vergeleken met andere landen, omdat Nederland veel basisindustrie heeft. Met procesintensificatie, een verzamelnaam voor radicaal andere, veel meer duurzame en efficiënte processen en apparaten, kan fors op energie worden bespaard. Onderzoek uit 2020 van adviesbureau Royal Haskoning-DHV liet zien dat de grote industrie de uitstoot van CO₂ met meer dan 3 miljoen ton kan verminderen door energiebesparing. Dat komt overeen met de uitstoot van 400.000 huishoudens (auto, verwarming, elektriciteit), ofwel meer dan alle inwoners van Amsterdam. Voor alle duidelijkheid: het gaat om maatregelen die zich binnen vijf jaar terugverdienen door besparingen op de energierekening. Netto leveren ze dus een besparing op. Een voorbeeld is isolatie. Vaak is op onderdelen als flenzen of afsluiters geen isolatie aanwezig. De daken van verwarmde tanks worden niet standaard van isolatie voorzien, terwijl dit ruim 40 procent energie kan besparen. Waar wel isolatie is, blijkt die vaak beschadigd, soms ook zonder dat het van buiten te zien is. Allemaal punten waar met een gerichte aanpak veel te winnen is. De industrie is daar nu te laks. De aandacht binnen de industrie is eerder gericht op nieuwe producten of processen. Daarnaast stellen grote concerns vaak strikte rendementseisen aan inzet van kapitaal: investeringen krijgen alleen goedkeuring als ze zich binnen twee of drie jaar terugverdienen. Energiebesparing in de industrie levert geld op, maar er zijn andere investeringen die nu meer en/of eerder rendement opleveren. Energiebesparing draagt ook bij aan minder milieuschade en zorgt voor werkgelegenheid bij het toepassen van schone technologie. Alle reden om deze mogelijkheid juist prioriteit te geven vanuit de overheid. Tot nu toe accepteren we dat in de industrie nog grootschalig inefficiënte technieken worden toegepast. We investeren vervolgens heel veel belastinggeld in dure, vaak milieu-schadende technieken, om een soortgelijke hoeveelheid energie te leveren. Het energiebesparingsbeleid voor de grote industrie is sinds de jaren negentig gebaseerd op convenanten. Dat gaat met zachte hand. Dit blijkt niet effectief, er wordt te weinig besparing gerealiseerd ten opzichte van de afgesproken doelen. Tijd voor een andere aanpak. Kleinere bedrijven zijn al wettelijk verplicht om eneriebesparende maatregelen te nemen die zich binnen vijf jaar terugverdienen. Dit draagt bij aan een groeiend bewustzijn en deze aanpak werpt vruchten af. Maar de grote industrie is in Nederlandse wetgeving van deze verplichting uitgezonderd, omdat ze ook onder het Europese emissiehandelssysteem valt. Dat systeem werkt onvoldoende om tot besparingen te komen. We heffen per direct de uitzondering van de industrie op de investeringsverplichting in energiebesparing op. Hiervoor is al een verandering van de energiebelasting aangekondigd (progressief naar verbruik en uitstoot), waarbij de huidige vrijstellingen vervallen. Eveneens willen we een hoge CO₂-heffing en een ETS-heffing. Dit zal de industrie aanzienlijk prikkelen te investeren in energiebesparing, energieefficiëntie en verduurzaming van hun energiegebruik. Het zal zonder twijfel ook leiden tot vertrek of beëindiging van sommige energie-intensieve bedrijvigheid, maar daar staat nieuwe, duurzame en slimme bedrijvigheid tegenover. De betrokken werknemers krijgen een inkomensgarantie en worden desgewenst naar ander werk begeleid. We bieden energie-intensieve bedrijven die hun CO₂-uitstoot willen terugdringen investeringszekerheid door middel van carbon contracts for difference (CCfD’s), die de kloof overbruggen tussen de geldende prijs van CO2-emissies en de werkelijke kosten van emissiereductie. Restwarmte-uitstoot wordt belast opdat het rendabel wordt deze te benutten.
  5. We stellen daarenboven bindende duurzaamheidsnormen vast voor datacentra, waaronder energie-efficiënte koeling, minimaal watergebruik, hergebruik van restwarmte en verlenging van de levensduur van hardware. In afwachting daarvan stellen we per direct een moratorium in.
  6. We stellen ecodesignregels vast die het dataverbruik van online films, video’s, games en advertenties aan banden leggen, evenals dat van slimme apparaten. We voeren ecodesignregels in voor software om het gebruik van systeembronnen, energie en data te beperken. Deze regels moeten software bloat aanpakken door paal en perk te stellen aan niet-essentiële vooraf geïnstalleerde software, door voor te schrijven dat dergelijke software door de gebruikers kan worden verwijderd en door te verbieden dat software onnodig op de achtergrond draait. Niet-essentiële softwarefuncties die een aanzienlijke hoeveelheid werkgeheugen, opslag of rekenkracht vergen, dienen optioneel te zijn. Functionele updates moeten omkeerbaar zijn.
  7. We bevorderen vrije en open software die gebruikers in staat stelt de code aan te passen aan de capaciteit van hun hardware en aan hun behoeften, zonder onnodige ballast.
  8. We verbieden cryptomunten – naast het grote data- en energiebeslag zijn deze munten gevaarlijk voor de financiële stabiliteit, schulden van huishoudens en worden ze gebruikt voor witwassen van criminaliteit en witwassen.
  9. We ontwikkelen een meetlat voor de rekenintensiteit van kunstmatige intelligentie (AI), voeren een rapportageverplichting in voor AI-ontwikkelaars en bevorderen het gebruik van de meetlat als criterium bij de aankoop van AI door overheden.
  10. We verbieden de handel in persoonsgegevens (met inbegrip van gepersonaliseerde reclame), biometrische massasurveillance, social scoring en de ongerichte onderschepping van telecommunicatie.

Financiering

Ter financiering van het noodplan moet de enorme rijkdom die geconcentreerd zit bij een minderheid van huishoudens en het grootbedrijf worden afgeroomd.

  1. De extra belastinginkomsten door hogere brandstofprijzen wordt aangewend ter financiering van deze maatregelen.
  2. We voeren een (tijdelijke) extra solidariteitsbelasting in op de winst voor bedrijven die nu profiteren van de crisis.
  3. Het boxenstelsel wordt afgeschaft. We gaan alle inkomens, ongeacht of die nu uit arbeid, eigen bedrijf of uit eigen vermogen komen, gelijk behandelen. Daarmee worden de huidige lagere tarieven voor inkomen uit bedrijf en voor inkomen uit eigen vermogen geschrapt. Voor alle soorten inkomen gaan gelijke, sterk progressieve tarieven gelden.
  4. Conform het advies van de commissie Borstlap schrappen we de ondernemersaftrek op winst en verlies uit onderneming (dit betreft de zelfstandigenaftrek, startersaftrek, meewerkaftrek, aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk, stakingsaftrek), en schrappen we de zgn. ondernemingsfaciliteiten (dit betreft de mkb-winstvrijstelling, landbouwvrijstelling, milieu-investeringsaftrek, de willekeurige afschrijving milieu-investeringen, kleinschaligheidsinvesteringsaftrek, energie-investeringsaftrek, en herinvesterings-reserve). Bij elkaar leiden deze aftrekposten nu tot grotere ongelijkheid en grote verschillen in lasten op arbeid afhankelijk van de vorm waarin deze arbeid wordt verricht. Ook leiden deze aftrekposten tot forse uitholling van de financiering van de sociale zekerheid en van de collectieve voorzieningen. Dit gaat om forse bedragen die, mede door de groei van het aantal ondernemers, de laatste jaren duidelijk zijn gegroeid. We moeten stoppen om gedrag van ondernemers en ondernemingen te beïnvloeden met fiscale of andere subsidies. De aftrekposten met betrekking tot verduurzaming worden vervangen door prijsmaatregelen en regulering. Prijsprikkels zijn veel effectiever, eenvoudiger uit te voeren en kosten de belastingbetalers niets, maar leveren juist inkomsten op.
  5. We voeren naast de bestaande belasting op inkomen uit vermogen ook een aparte vermogensbelasting in van 2% voor miljonairs en van 4% voor miljardairs.
  6. We wijzigen we de erfenis- en schenkingsbelasting waarbij iedere Nederlander het recht krijgt om gedurende zijn leven 150.000 euro aan erfenissen of schenkingen belastingvrij te ontvangen – van wie dan ook. Alles daarboven wordt met een oplopend tarief belast: de eerste 500.000 euro met 40%, alles daarboven met 60%. Erfenissen zijn een belangrijke veroorzaker van onrechtvaardige bestendiging en vergroting van ongelijkheid. De vrijstelling voor het kopen van een huis voor je kinderen (de jubelton) wordt direct geschrapt. Dat is een onrechtvaardige subsidie van arm naar rijk en draagt bij aan schadelijke prijsopdrijving op de woningmarkt. Het apart belastingvrij schenken van bedrijfsvermogen voor bedrijfsopvolgers wordt eveneens geschrapt.
  7. Er komen per direct voor bedrijven hogere in plaats van lagere tarieven vennootschapsbelasting (bijv. terug naar de niveaus aan het begin van deze eeuw; dus van 25 naar 35% resp. van 20 naar 29%) en de dividendbelasting wordt niet afgeschaft maar verhoogd, bijv. van 15 naar 25%. De tarieven maken we progressief: hoe hoger de winst en het dividend, hoe hoger het tarief. We bevorderen een zo hoog mogelijk Europese vloer in deze belastingen. Het vestigingsklimaat is niet grotendeels afhankelijk van het belastingtarief. Beschikbaarheid van hoogwaardige arbeid, sociale stabiliteit, beloning van investeren in duurzaamheid en banen, hoogwaardige infrastructuur, cultureel en anderszins een fijn land om te verblijven zijn zeker zo belangrijk. En bedrijven die alleen maar bezig zijn met snel geld verdienen en wegsluizen zijn economisch niet duurzaam relevant. Indien bedrijven vertrekken naar goedkope belastingparadijzen moeten ze een exit belasting betalen conform het initiatief wetsvoorstel daarover van GroenLinks.
  8. We schrappen ook alle vrijstellingen in de vennootschapsbelasting, zoals de innovatie box (waar multinationals te makkelijk geld tegen maar 5% kunnen laten belasten) en de deelnemersvrijstelling en voordelen met betrekking tot herstructurering van schulden en verliezen, waarmee zelfs algehele belastingvrijstelling verkregen kan worden. En we gaan een gelijke aftrek van eigen en vreemd vermogen in de vennootschapsbelasting invoeren. De ongelijke behandeling van eigen en vreemd vermogen (rente aftrekbaar, winsten belast) in de vennootschaps-belasting leidt tot allerlei fiscale constructies en tot overmatige schuldfinanciering. Een gelijke aftrek voor zowel eigen als vreemd vermogen haalt die perverse prikkel weg. Dit zal een domper zijn voor in Nederland gevestigde financieringsvennootschappen (de ‘brievenbus-bedrijven’), maar juist weer gunstig voor concernfinanciering vanuit Nederland van reële investeringen. Een gelijke vermogensaftrek is bovendien relatief gunstig voor het midden- en kleinbedrijf omdat het MKB verhoudingsgewijs met veel eigen vermogen is gefinancierd.
  9. We starten per direct een fors offensief tegen belastingontwijking en -ontduiking, met onder meer:
    1. Rulings (belastingafspraken voor multinationals om dubbele belastingheffing te voorkomen; vaak misbruikt om belasting te ontwijken) worden openbaar zodat ze getoetst en democratisch gecontroleerd kunnen worden.
    2. Er komen veel meer belastingcontroles bij bedrijven en grote vermogens (eenmaal per 3 jaar, in plaats van de huidige eenmaal per 40-50 jaar, en ieder jaar bij grote bedrijven en bedrijven met groot risico of eerdere fraude).
    3. We scherpen vestigingseisen van multinationals aan (o.m. werknemers en kantoor in Nederland).
    4. Belastingverdragen met derdewereldlanden gaan we solidair maken en voorzien van een antimisbruikbepaling.
    5. Bedrijven moeten in concrete aantallen en euro’s in hun jaarverslagen aan gaan geven in welke landen zij produceren, in welke landen zij hun omzet boeken, waar zij investeren en in welk land zij hoeveel belasting betalen. Ook moeten bedrijven meer inzicht geven in hun vennootschapsstructuur.
    6. Trustkantoren (die nu vooral werken voor brievenbusfirma’s) verbieden we. Er komt een openbaar register waarin staat wie de eigenaar is van een brievenbusfirma en wie profiteert van constructies via brievenbusfirma’s.

 

Gerard Bosman 9 maart 2022

 

[1] Bij payrolling staan werknemers niet op de loonlijst van een bedrijf, waardoor het ontslagrecht omzeild kan worden.

Skip to content