Menu Sluiten

Alles moet anders, en wel nu! – deel 2 Versterking van onze democratische rechtsstaat, veiligheid en de emancipatie van alle burgers en een humaan gereguleerde migratie en integratie

Bescherm onze democratische rechtsstaat tegen de fascistische bedreigingen

Nog te veel mensen onderschatten hoe gevaarlijk het extreemrechtse riool is: het is een gewelddadig allegaartje dat de samenleving ondermijnt en zijn genoegdoening haalt uit de vernedering van progressieve vrouwen, vluchtelingen, biculturele Nederlanders, LHBTI’ers. Op X domineren ze, en ze beheersen de tactiek van uitsluiting als geen ander: door progressieve tegenstanders maar vaak en massaal genoeg aan te vallen, haken bange omstanders vanzelf af om zich in veiligheid te brengen. Het is een manier om individuen sociaal te isoleren en tot stilte te intimideren. De dynamiek die daarbij ontstaat is fascinerend en verontrustend tegelijk: wildvreemden projecteren ideeën en plakken zelfgeschreven etiketten op je waardoor er in hun hoofd een monsterlijke karikatuur ontstaat waar ze blind in gaan geloven.

De afgelopen jaren zijn deze intimidatietechnieken van extreem-rechts en andere boze burgers goeddeels genegeerd. Dit begon jaren geleden al in de krochten van het internet, op sites als het inmiddels opgeheven Het Vrije Volk – waar gefantaseerd werd over de executie van linkse politici, ‘nazislamitische hoeren’, als Jolande Sap en Ineke van Gent – en verspreidde zich naar andere podia en het parlement waar ze zich inmiddels vertegenwoordigd weten door partijen als de PVV, FvD, JA21, BVNL en BBB.

Verwend door dat gedoogbeleid, vinden ze nu dat de regels niet voor hen gelden. Of het nu gaat om terreurboeren die asbest dumpen, Staphorsters die anti-Zwarte Piet-demonstranten belagen, Sylvanahaters die lynchfilmpjes maken, ‘moederharten’ die schrijvers voor pedo uitmaken of fakkeldragers die in heksen geloven. Zíj voelen zich miskend en dus hebben ze het recht om je verrot te schelden en te belagen. Maar jíj hebt geen recht op weerwoord, want dat is een beknotting van hun vrijheid en ‘polarisatie’. Eigen vrijheid en veiligheid eerst. Het is alsof je een bokswedstrijd met geboeide handen ingaat. Op zo’n manier wordt de stap naar eigenrichting en brandende fakkels wel erg klein. Het is puur misbruik maken van de vrijheid van meningsuiting, die we niet langer meer tolereren. We stoppen met tolerantie voor intolerantie.

Het fascistische gedachtegoed verspreidt zich opnieuw als gif door ons land en in Europa en Amerika. Er werden antisemitische teksten geprojecteerd op onder meer het Anne Frankhuis, waarin de authenticiteit van het dagboek van Anne Frank in twijfel werd getrokken. En dit is geen incident. David Icke werd net op tijd door Femke Halsema geweerd uit de stad, maar zijn aanhangers liepen dezelfde dag met prinsenvlaggen en andere neonazistische symbolen in een colonne de veerpont op.

Al jaren waarschuwt de AIVD voor extreemrechts gevaar, maar het is niet alleen te lezen in hun jaarboeken. Waar enkele antifascisten zichzelf tegen doxing en bedreigingen moeten beschermen bij tegendemonstraties door hun gezicht te verbergen, lopen de neonazi’s van Voorpost vol trots op de Dam. Daar waar elk jaar de Dodenherdenking plaatsvindt. Het is een pijnlijk gegeven dat neonazi’s zich meer thuis voelen in de hoofdstad dan de tientallen mensen die vreedzaam in verzet komen tegen de normalisatie ervan. Tijdens de coronapandemie was duidelijk dat de groep Samen Voor Nederland fascisten graag verwelkomt bij hun demonstraties op het Museumplein. Het antisemitistische FvD vond zijn oorsprong in Amsterdam en hun vlag wappert fier naast NSB-symbolen. Maar ook in de Amsterdamse gemeenteraad maakte Annabel Nanninga van JA21 furore, terwijl ze herhaaldelijk misselijkmakende grappen over de Holocaust tweette.

Mensen in de lhbtq+-gemeenschap-gemeenschap, vluchtelingen, moslims en mensen van kleur worden steevast ontmenselijkt en weggezet. De omvolkingstheorie wordt besproken bij de NPO, terwijl de VVD-minister Dilan Yeşilgöz van Justitie en Veiligheid zich drukker lijkt te maken over ‘het wokeisme’ dan extreemrechts. Ondertussen houdt ons politieapparaat vreedzame antifascisten aan, terwijl neonazi’s op steenworp afstand kunnen blijven demonstreren in Amsterdam. De wereld op zijn kop.

Extreemrechts organiseert zich en steekt overal de kop op. Journalisten, wetenschappers en politici worden verdacht gemaakt, bedreigd en in de hoek gezet. Complottheorieën waarin de Holocaust ontkend wordt, worden verspreid in de Tweede Kamer. Het wordt tijd dat we daar een vuist tegen maken. 

Na de verbijstering over de verkiezingsoverwinning van de PVV met 2,5 miljoen kiezers hebben we nu een extreemrechts kabinet, en de contouren van een gruwelijk beleid worden steeds meer zichtbaar. Het kabinet wordt verenigd door rancune – tegen vluchtelingen, tegen links, tegen progressieve politiek, tegen klimaatbeleid, tegen wetenschap, tegen kunst, tegen de journalistiek. Een huwelijk tussen proto-fascisme en de rijke, vermogende en de planeet vernietigende elite. Een absurdistisch van krankzinnige wanvertoningen en feitenvrije wartaal. In de jaren 1930 leidde zo’n huwelijk tot de Holocaust en WWII. Het hoeft niet per se weer zo af te lopen als dit kabinet nog een tijdje krijgt, maar de signalen staan steeds meer op rood, met als eerste slachtoffers vluchtelingen en moslims.

Het afschaffen van burgerrechten in de Grondwet werd gelijkgesteld aan het afschaffen van het Koningshuis, het parlement moest buitenspel worden gezet om illegaal beleid door te voeren, bestaanszekerheid en effectief klimaatbeleid gaat de prullenbak in, en de grenzen moeten dicht. De lijsttrekkers van de beoogde coalitiepartners vormen een gevaarlijke mix van dreefveren: Die van Omtzigt is rancune, van Wilders blinde haat, van Yeşilgöz foute ambitie en van nep-boerin Van der Plas door de agro-industrie geregisseerd opportunistische belangenpolitiek.

Er dienst scherp gewaarschuwd te worden tegen de onderschatting van een combinatie van zaken die door de verkiezingsuitslag van 22 november 2023 op scherp zijn komen te staan. Ik waarschuw voor een gruwelijke periode, met het fascisme in het hart van de macht in ons land, de EU en de VS, waarbij de grondrechten van burgers en de democratische rechtsstaat op korte termijn worden aangevallen. Dit tegen de achtergrond van een geopolitieke situatie vol spanningen en oorlogen, waarbij er gerede kans is dat ook ons land rechtstreeks én indirect aangevallen wordt in een militair én hybride, wereldwijd conflict met autoritaire, agressieve regimes, die erop zijn onze vrije samenleving te vernietigen, en die het fascisme in Europa en Amerika sponsoren en ondersteunen.

Niets is veilig bij de huidige extreemrechtse coalitie. Mensenrechten niet, met name die van mensen met een niet-Nederlandse afkomst en moslims. Ook die van lhbti-ers zijn niet veilig. De arme kant van Nederland krijgt het zwaar, de renteniers volledig vrij spel. Het klimaat en de natuur krijgen zware klappen. En we gaan steeds een isolationistische koers varen, zonder solidariteit met de slachtoffers van oorlog en geweld, en met solidariteit met andere extreemrechtse en autoritaire regimes. Trump wordt hierover bejubeld door Wilders.

Waarom FvD en PVV (proto)fascistisch zijn

De huidige onderschatting van al deze problemen, ook op links, is extreem gevaarlijk. Het fascisme wordt niet benoemd. De strategie is teveel gericht op in gesprek blijven en de schade te beperken, en niet op een offensief aanvalsplan dat werkelijk de bakens weet te verzetten.

Sinds de verkiezingsuitslag is er een bijzonder en tegelijkertijd gevaarlijk frame gaande dat elke kritiek, protest of demonstratie richting de PVV, ‘de partij alleen maar meer winst oplevert en groter maakt’. Het is een valse en gevaarlijke manier van mensen en media de mond te snoeren en tegengeluid te ontmoedigen. Laat je niet beïnvloeden of weerhouden door dit frame. De PVV is extreemrechts en protofascistisch en tegengeluid bieden is niet alleen een grondrecht, het is ook zeer noodzakelijk.

De PVV vindt zijn oorsprong in het opstappen van Wilders uit de VVD, en wordt gedreven om zich te revancheren voor zijn toen verloren strijd om de macht met Rutte, waarbij hij steeds een nog extremer standpunt inneemt, met name gedreven door islamofobie en zich steeds meer kwalificeert als fascist. Geen enkel medium en geen enkele politicus, ook niet van ons Verenigd Links, heb ik tot nu toe de PVV fascistisch zien of horen noemen. Op basis van de relevante wetenschappelijke literatuur kan worden vastgesteld dat de PVV aan vrijwel alle kenmerken van het fascisme voldoet. Van de 10 kenmerken van fascisme scoort de PVV er echter zeker acht:

Van: Dr. Jo Horn (@drJHAmsterdam op X), oud-Tweede kamerlid voor PvdA en auteur met Els Sira van ‘Het Italiaans fascisme’ (1980). Veel van onderstaande teksten en afbeeldingen zijn van hem afkomstig.

 

De begrippen Radicaalrechts, Extreemrechts Fascistisch liggen in elkaars verlengde, maar zijn niet identiek. Er is sprake van een glijdende schaal.  Partijen die als uiterst rechts gekenmerkt worden hebben een aantal kenmerken gemeen. Ze onderscheiden zich van radicaal, extreem- en fascistisch rechts doordat ze de basiswaarden van de democratie erkennen, maar zijn in het algemeen conservatief, traditioneel of nationalistisch. Uiterst rechtse partijen zijn veelal gekant tegen migratie, ontkennen de resultaten van wetenschappelijk onderzoek, ontkennen bijvoorbeeld de feiten over corona of klimaat en creëren hun eigen werkelijkheid. Op ethisch terrein zijn ze daarenboven behoudend (tegen abortus, euthanasie) en hun standpunten zijn veelal strijdig met de rechtsstaat.

Populistisch radicaal rechts hebben een aantal kenmerken gemeen, waaronder:

  • Verzet tegen globalisering en immigratie
  • Kritiek op multiculturalisme
  • Het vasthouden aan traditionele waarden
  • Bezwaar tegen de Europese Unie
  • Verzet tegen modernisering van de samenleving.

In principe zijn ze niet tegen de parlementaire democratie, zeker zover dat hun eigen doelen dient. Over het aspect rechtsstatelijkheid scoren ze in veel opzichten negatief. Radicaal rechts staat in beginsel afwijzend tegenover het gebruik van geweld. Ze veroordelen echter zelden geweld van extreme rechtse groeperingen.

Wat is extreem rechts? Extreemrechts gaat een stap verder dan radicaalrechts en omvat groeperingen en individuen die ideeën en acties ondersteunen die vaak als racistisch, xenofobisch of discriminerend worden beschouwd. Extreemrechtse groeperingen kunnen bijvoorbeeld streven naar rassenzuiverheid, etnische suprematie of beperking van rechten van minderheidsgroepen. Extreemrechtse groeperingen zijn in principe niet tegen het gebruik van geweld, maar passen het niet altijd zelf toe.

Fascistisch recht is het eindstadium, de meest extreme variant. Fascisme kent vier fasen:

  • Het pre-fascisme
  • Het vroeg-fascisme
  • Het ‘normale’ fascisme
  • Het radicale fascisme

Elke eerdere fase tendeert naar een latere. Veel fascistische bewegingen ontberen in aanvang de kenmerken van de radicale variant, maar hebben in hun kiem wel de radicale elementen die later manifest (kunnen) worden. Het nazisme is de meest radicale en virulente variant van het fascisme.

Het fascistisch minimum volgens de historicus Roger Griffin (The Nature of Fascism, Robert Griffin, 1993):

Robert Paxton (The Anatomy of Facism, Robert Paxton, 2004 (Nederlandse vertaling: De anatomie van het fascisme, Bert Bakker 2005) is van mening dat het fascisme het beste begrepen kan worden als een vorm van politiek gedrag of actie dan als een vaste ideologie. De ideologie van veel fascisten is in deze visie, die ik deel, slechts opsmuk. Kijk naar wat ze doen. Paxton definieert de verschillende kenmerken van het fascisme, waaronder een cultus van geweld, autoritarisme, ultranationalisme, racisme, anti-liberalisme, anti-communisme en de roep om een sterke leider.  Anti-communisme was een belangrijk kenmerk van het historisch fascisme. Het is nu vervangen door agitatie tegen links, ook gematigd links.

Antonio Scurati (Fascisme en populisme, Antonio Scurati, Podium, januari 2024) onderzocht in zijn boek Fascisme en populisme de paralellen tussen historische fascistische bewegingen en moderne populistische trends. Scurati schreef een aantal briljante boeken over Mussolini. Hij noemt de volgende kenmerken van fascisme:

  1. Politieke verleiding en agitatie. Scurati benadrukt hoe Mussolini als populist meesterlijk begreep hoe hij het volk kon verleiden en mobiliseren door middel van propaganda en retoriek.
  2. Een ander kenmerk dat Scurati aanstipt, is de neiging van fascistische regimes om een sterke leiderschapscultus te ontwikkelen waarin de leider zichzelf vereenzelvigt met het volk.
  3. Manipulatie van de democratie. Scurati waarschuwt dat democratie kwetsbaar is en dat fascistische en populistische bewegingen deze kwetsbaarheid uitbuiten door democratische processen en instituties te manipuleren voor hun eigen gewin.
  4. Anti-rechtstatelijk, autoritair en anti-liberaal.

Veel van wat radicaalrechts en extreemrechts vandaag de dag poneert zagen we ook al terug bij de historische voorgangers voor de Tweede Wereldoorlog. Willem Hubers schreef een boeiende studie over het Nederlandse fascisme 1923-1945 (In de ban van  een beter verleden – Het Nederlands fascisme 1923-1945, Willem Hubers, Vantilt, 2017). “De ‘natuurlijke orde’ van de natie kan volgens het fascisme worden ondergraven door zaken als immigratie van vreemdelingen, gebrek aan patriottisme, individualisme, internationaal georiënteerd socialisme, verval van morele waarden, gelijkheidsstreven (zoals het feminisme) en het op individuele basis  georiënteerd consumentisme. Het geldt ook voor veel radicaal rechtse groeperingen en partijen.”

Een andere relevante studie is die Jason Stanley over hoe het fascisme (lees ook radicaal- en extreemrechts) te werk gaat (How Facism Works, Jason Stanley, Penguin Random House, 2018):

  • Wij-zij-mentaliteit: fascistische ideologieën zijn vaak gebaseerd op het creëren van een scherp onderscheid tussen ‘wij’ (het volk) en ‘zij’ (de vijanden). Dit kan gebaseerd zijn op factoren zoals ras, religie, nationaliteit, etc.
  • Propaganda en manipulatie van taal: het verspreiden van simplistische slogans om de massa te beïnvloeden.
  • Het aanvallen van intellectuele instituten, waarbij kritisch denken en intellectuele instellingen worden aangevallen.
  • Zondebok: zondebokken identificeren en de schuld leggen voor maatschappelijke problemen bij specifieke groepen, wat kan leiden tot discriminatie en vervolging.
  • De rol van de leider en verheerlijking van macht.
  • Het ondermijnen van democratische instellingen.

Kenmerkend voor zowel radicaal rechts, extreemrechts en fascisme is dat deze bewegingen erin slagen om brede steun te verwerven door het aanspreken van de angsten en frustraties van de bevolking. Daarbij worden de feiten ontkend en/of verdraaid. Klimaat. Asielzoekers. Europa.

Het ontkennen van de realiteit is een kenmerk van radicaal/extreemrechts.

Velen sluiten nog steeds hun ogen voor de gevaren van radicaal/extreemrechts

Nogmaals:

 

Veel, doch weliswaar niet alle, kenmerken, van het hedendaags fascisme komen terug bij uiterst rechts in Nederland. Forum voor Democratie kan als volledig fascistisch worden beschouwd, PVV als proto fascistisch (de meeste, maar niet alle kenmerken) kan worden aangemerkt.

Waakzaamheid is geboden. Laten we de ogen niet sluiten voor de gevaren die de democratie en de rechtsstaat bedreigen. Le Pen in Frankrijk, Trump in de VS. Wilders in Nederland.

In dit verband is ook een boek van o.a. Adorno: Studien zum authoritären Charakter aanbevelenswaardig. Uiterst wetenschappelijk maakt de onderzoekersgroep rond Adorno duidelijk, hoe deze “Schweinerei” ontstaat (Zie ook: Der Hass auf das Andere. Zur Persistenz des „autoritären Charakters“ – feinschwarz.net).

Wilders heeft alle kenmerken van een autoritaire persoonlijkheid. Rigide denken, onzekerheid, trappen naar beneden.

Wilders is geen Milders: Ook als je water bij een gifbeker doet, is het een slecht idee om hem leeg te drinken. Iedere keer opnieuw, zowel in de Kamer als op sociale media, blijkt dat de ijskast wagenwijd open staat, en het stinkt inmiddels enorm van het bederf van onze samenleving, rechtsstaat, bestaanszekerheid en natuur & milieu.

Het begint altijd met woorden. “Minder Marokkanen” is hetzelfde als “Joden niet gewenst”. Inmiddels wil het PVV-kabinet op asiel het parlement buiten spel zetten met een noodwet en borden plaatsen bij AZC’s dat daar gewerkt wordt aan het terugsturen van vluchtelingen naar het land waar ze vandaan vluchtten.

Dat ontwerp voor de borden bij de azc’s is er al. Alleen het woordje Joden vervangen door vluchtelingen. Volgen hierna maatregelen zoals het uitsluiten van asielzoekers van openbare gelegenheden, parken, cafés, en zwembaden? Ook die voorbeelden kennen we.

De Weimar-republiek in het Duitsland van een eeuw geleden ging niet ten onder omdat er al vroeg teveel Nazi’s waren, maar omdat er te lang te weinig democraten waren. Velen willen het ook nu niet weten en kijken weg. Ook journalisten en politici, vooral van  VVD en NSC. Elke dag worden we bestookt met de extreemrechtse propagandatechnieken van Wilders en Faber c.s. Het is nu niet anders dan toen. Het fatsoen moet terug in de politiek en samenleving.

Dat begint met te (h)erkennen dat de PVV fascistisch is. Zoals zij wel goed begrepen hebben win je de strijd niet als je het kwaad niet benoemt.

 Ook nu sponsort het grootbedrijf en de superrijken het fascisme. Niet alleen Musk in de VS, maar bijvoorbeeld NRC onthulde ook de sponsoring van Amerikaanse congresleden die de verkiezingsnederlaag van Trump niet erkenden door Ahold en Philips (Philips en Ahold doneerden geld aan antidemocratische politici in de VS – NRC). De positie van de NSDAP van Hitler werd in de jaren 30 versterkt toen bankiers en industriëlen voor eigen gewin hem begonnen te steunen. Het kapitalisme zonder moraal.

Faber zet een onmenselijke traditie voort. In 1938 werden Joodse vluchtelingen uit Nazi-Duitsland met onvoldoende bestaansmiddelen met terugwerkende kracht ongewenst verklaard. “Hier werken wij aan uw terugkeer” Naar de concentratiekampen.

J

Journalisten uit Polen en Hongarije waarschuwen: extreemrechtse partijen matigen hun toon niet zo snel. Het is een tijdelijk masker. Het marchanderen met de rechtsstaat gaat geleidelijk, maar gestaag, en heeft gevolgen. In Polen trachtte de extreemrechtse president via een veto op de begroting de nieuwe coalitie alweer te laten vallen, in Hongarije lijkt de onafhankelijke pers en media uitgeschakeld en regeert Orban al jaren per decreet zonder parlement (noodwet!). En in Italië met een neofascistische premier worden de lhbti-rechten teruggedraaid en vluchtelingen worden gedeporteerd naar Albanië. Bij de recente verkiezingen voor het Europees Parlement is extreemrechts een gevaarlijk grote macht geworden. In Oostenrijk is de partij  de grootste geworden die zijn overwinning vierde met het zingen van Nazi-liederen. In Duitsland werd een extreemrechtse partij de grote overwinnaar bij recente deelstaatverkiezingen en in de VS is er nu een overwinning van een veroordeelde aanrander van vrouwen, een corrupte ondernemer en een man die de democratie en de vrije samenleving aanvalt met openlijke oproepen tot geweld en ondermijning van de democratie en de rechtsstaat. Terecht wordt Trump genoemd als grootste bedreiging voor 2025 – ik vrees dat we ons nog niet kunnen voorstellen wat die herverkiezing voor dramatische gevolgen zal hebben. De lichten gaan uit in de vrije wereld, we gaan een inktzwarte periode van geweld en autocratie in. Inmiddels gaan de gebeurtenissen zelfs mijn pessimistische verwachtingen te boven. Trump heeft inmiddels Oekraïne verraden, bedreigd Canada, Groenland, Mexico en Panama, omarmt de oorlogsmisdadigers Putin en Netanyahu, dreigt de bijstandsverplichtingen in het NATO-verdrag niet na te komen, bedreigt zo’n beetje de halve wereld met invoerheffingen en handelsoorlogen, heeft zich eenzijdig teruggetrokken uit het Klimaatverdrag en de Wereld Gezondheidsorganisatie, investeert in fossiele industrie, zegt bescherming van natuur op, en steunt de fascisten in Europa. En dat is nog maar een kleine selectie van zijn eerste weken als president.

Denk dus niet dat het wel zal meevallen: het zal nog meer tegenvallen. In november 2023 stemde 56% van de Argentijnse stemmers voor een extreemrechtse populist als president. Het gevolg ruim een maand later: consumentenbescherming, prijscontroles en huurbescherming worden afgeschaft. Subsidieprogramma’s voor midden- en kleinbedrijf worden ongedaan gemaakt. Beperking op hoeveelheid grond die multinationals in bezit mogen hebben, wordt opgeheven. Vanuit juridische hoek zijn al 13 bezwaren tegen Milei’s decreet ingediend bij het hooggerechtshof omdat het ongrondwettelijk zou zijn. Ordediensten krijgen vergaande bevoegdheden om mensen te arresteren, te vervolgen en boetes op te leggen wegens deelname aan protesten (Bron: artikel Jelle Baars, Trouw, 29 december 2023). Op X jubelen Nederlandse PVV-stemmers over deze maatregelen.

Onlangs omarmde ook VVD-leider Yeşilgöz de politiek van Milei. “Begin dit jaar gaf Dilan Yeşilgöz al een voorschot op de nieuwe koers, door de aanval in te zetten op de overheidsbureaucratie. Als inspiratie noemde ze de Argentijnse vrijemarktradicaal Javier Milei, bekend van zijn campagneoptredens met hardrock en kettingzaag. President Milei, die per decreet hele ministeries heeft afgeschaft en de begroting op orde heeft gebracht door de helft van de Argentijnse bevolking onder de armoedegrens te drukken, zou een ‘goed voorbeeld’ zijn voor de VVD. In de wat militante toon deed de interventie terugdenken aan Mark Rutte. Bij aanvang van zijn eerste kabinet stelde Rutte dat ‘Nederland lijdt aan bestuursobesitas’. Onder zijn leiding werd het ministerie van VROM afgeschaft.” (https://www.groene.nl/artikel/eerlijker-2025-02-05)

De grootste fout die links kan maken is om te doen alsof de winst van uiterst rechts alleen maar een verloren wedstrijd is. Dit zijn mensen die nu het hele stadion willen slopen. Extreemrechts pakt de macht en het wordt gruwelijk – bereid je voor in plaats van het te relativeren. Er is nu een regering van politici die naar buiten toe poeslief doen maar ondertussen in achterkamertjes de gruwelijkste plannen smeden.

De PVV slaagt er steeds meer in om mensen te laten geloven dat de democratie zelf het probleem is, en dat we een ‘sterke man’ nodig hebben om de orde te herstellen – de geschiedenis van de Griekse antieke democratie laat zien waar deze dictatorschappen toe leidden (Lees: Ilja Leonard Pfeijffer, Alkibiades, De Arbeiderspers, 2023).

De historicus, Yale-hoogleraar schrijft in The Strongman Fantasy: “Strongman rule is a fantasy. Essential to it is the idea that a strongman will be your strongman. He won’t. in a democracy, elected representatives listen to constituents. We take this for granted, and imagine that a dictator would owe us something. But the vote you cast for him affirms your irrelevance. The whole point is that the strongman owes us nothing.”

Omtzigt en zijn partij zijn collaborateurs van het (proto)fascisme

Het is ook een groot misverstand dat de andere partijen de wil en de potentie hebben om Wilders en zijn discipelen in te tomen. Geen van beide is het geval. De strategie van Verenigd Links om Omtzigt te paaien en met hem een alliantie aan te gaan was wellicht wel de grootste fout in de campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen.

Bij GL-PvdA dacht men Omtzigt (NSC) te kunnen paaien met een uitruil tussen steun aan zijn bestuurlijke hervormingen en zijn steun aan linkse plannen voor eerlijke en groene bestaanszekerheid. Al snel bleek Omtzigt nog steeds een conservatief-rechtse politicus, dat had geen verrassing behoeven te zijn, zie ook zijn verkiezingsprogramma. En, niet onbelangrijk en ook niet onbegrijpelijk, stond hij ambivalent tegen het nu al als kwetsbare nieuwe partij deel te nemen in een kabinet. De bezweringsformule van de onthutsend naïeve Kim Putters voor een ‘extraparlementair programkabinet’ heeft dat bezwaar bij NSC weliswaar even weggenomen, maar vooral zijn fractie lijkt zeer verdeeld hierover, zo was althans de hoop van de PvdA-GL fractie. De peilingen zijn inmiddels dramatisch voor het NSC en Omtzigt zit al maanden overspannen thuis, en alleen de angst voor een nieuwe stembusgang lijken NSC, BBB en VVD nog bij de PVV te houden – die dat grondig beseft en hun met tweets het bloed onder de nagels bij zijn coalitiegenoten  haalt.

Verenigd Links behaalde wel behoorlijke zetelwinst, maar volstrekt onvoldoende om, zeker met de ruk naar extreemrechts, een betekenisvolle rol te kunnen spelen. De campagne was flets, en men was voortdurend in het defensief in plaats van dat men offensief het eigen programma en de eigen agenda wist te laten domineren. Men mistte compleet dat de fascisten er met de winst vandoor gingen en liet zich verrassen in een belangrijk lijsttrekkersdebat bij RTL door een opzetje van de PVV in samenwerking met de voorman van Otto Force, de bekende uitbuiter van migranten en hoofdsponsor van de VVD.

Omtzigt wordt gedreven uit rancune door hoe hij door zijn voormalige partij, het CDA, samen met D66 en Rutte en de zijnen buitenspel werd gezet (‘functie elders’) en voorgelogen werd en die uit daaruit voortkomend wantrouwen gedreven wordt door een maniakaal streven naar het verzamelen van steeds nog meer detailinformatie – die uiteraard steeds weer nieuwe vragen en informatiebehoeften oproept en waarbij door alle bomen het zicht op het bos steeds meer verloren gaat.

Francisco van Jole schreef reeds in zijn blog (https://www.bnnvara.nl/joop/artikelen/de-cruella-coalitie-pakt-de-macht-en-het-wordt-gruwelijk) dat Omtzigt ook in 2010 al voor de gedoogcoalitie van Rutte I met Wilders stemde. Van Jole memoreerde dat Omtzigt in zijn boek schreef dat  hij toendertijd weliswaar voor de rechtsstatelijkheid van Wilders vreesde, maar uiteindelijk eieren voor zijn geld koos, want bij CDA-deelname aan de coalitie zou hij alsnog terugkeren als Kamerlid.

Van Jole: “Hij kon daardoor een van de Kamerzetels bemachtigen die vrijkwamen omdat het CDA-bewindslieden moest leveren. Het staat er echt en het is Omtzigt ten voeten uit: naar buiten toe zeer principieel maar achter het gordijn een rasopportunist die alleen aan zichzelf denkt. (…). Het doet denken aan 2010. Een kabinet met de PVV leek toen nog onmogelijk, alleen al omdat de koningin dat via diplomatieke manoeuvres zou voorkomen. De majesteit werd vervolgens door de rechtse partijen pardoes en voorgoed aan de kant geschoven in het formatieproces. Dat was al zo’n onverwachte zet van rechts, toch in woord de trouwste supporters van de monarchie. Op het moment dat het instituut hen in de weg staat, slopen ze het zonder pardon. Zoals ze dat met alles doen. Rutte-I trad aan met de gedoogkracht van de PVV. Het kabinet viel op door een enorme daadkracht. Binnen de kortste keren werd de maximumsnelheid opgevoerd naar 130 km per uur, het Natura 2000 plan dat maatregelen nam voor de terugkeer van onder meer de wolf verdween in de prullenbak, net als de stikstofaanpak. De rücksichtslose fraudebestrijding werd ingevoerd die later zou resulteren in ‘ongekend onrecht’, de cultuursector werd zwaar getroffen. De enige linkse omroep, de VARA, moest ophouden te bestaan en werd gedwongen te fuseren. De NPO moest rechts worden, ‘rode neuzen afhakken’ noemde Martin Bosma dat, er ging naar verluidt een lijstje rond met mensen die ontslagen moesten worden. Het werkt allemaal nog na, van stikstofcrisis tot toeslagenschandaal. Er is nu zelfs een extreemrechtse omroep. De balans is volkomen zoek.”

Omtzigt speelde overigens persoonlijk een hoofdrol in het veroorzaken van het Toeslagenschandaal, met het voortdurend (en nu opnieuw bij de falende hersteloperatie!) groot maken van vermeende fraude en de regering een te slappe aanpak daarvan te verwijten, zoals bij de Bulgarenaffaire bij de kinderopvangtoeslag. Het is waar dat hij met het steeds blijven doorvragen als lid van de toenmalige coalitie veel schandelijke, illegale praktijken bij de Dienst Toeslagen boven water heeft gekregen, maar veel zelfreflectie bij het veroorzaken daarvan heeft hij niet getoond.

Het is onbegrijpelijk dat Verenigd Links op een alliantie met Omtzigt inzette. Inmiddels zit de man weer overspannen thuis en staat zijn partij op 3 tot 5 zetels in de peilingen. Zijn fractie heeft naar verluidt verdeeld gestemd over deelname aan dit kabinet, en een scheuring lijkt niet onmogelijk. Het amateurisme is pijnlijk om aan te zien. Steeds meer mensen begrijpen inmiddels waarom er naar een andere functie voor Omtzigt werd gezocht.

De BBB: een neppartij

De BBB is de partij van de mensen die lachende varkentjes zetten op de vleeswarenverpakkingen, opgericht en gesponsord door een reclamebureau annex lobbygroep van de agrobusiness van veevoeders en andere grootverdieners die rijk worden van de intensieve veeteelt. Leugenachtiger en corrupter kan het niet worden (Waarom BBB geen normale politieke partij is (pietlekkerkerk.blogspot.com). Het optreden van deze fractie en hun bewindspersonen is ontluisterend.

De VVD is radicaal-rechts geworden

De VVD doet mee uit haat tegen Verenigd Links en zijn leider Frans Timmermans, en de wil om een rechtse coalitie mogelijk te maken. De VVD liet het kabinet vallen om een absurde kwestie, nareizigers van asielzoekers, waarvan de pers pas ruim na de verkiezingen uitzocht dat het hier om slechts enkele tientallen mensen gaat. Yeşilgöz probeerde in de campagne de migrantenhaters te paaien met de meest absurde belofte: ik zal samenwerken met Geert Wilders. Yeşilgöz is de klassieke vluchteling die na haar komst als dochter van vervolgde mensenrechtenactivisten hier eerst (in de SP, nota bene) actievoerde voor meer open grenzen en humanitaire behandeling van vluchtelingen, eenmaal in de macht de deur achter haar wil dichtslaan in het gezicht van huidige vluchtelingen, en hen als zondebokken gebruikt voor de desastreuze gevolgen van decennia neoliberale politiek, de laatste ruim 12 jaar onder leiding van haar huidige partij.

De VVD is gekaapt door een conservatief netwerk die zich ‘Klassiek Liberaal’ noemt, maar vergeten is dat het liberalisme ooit streed tegen onrechtvaardig verkregen rijkdom door de aristocratie bij geboorte. Tom-Jan Meeus schreef onlangs hoe deze groep de VVD in hun houdgreep kreeg (https://campagne.nrcmedia.nl/optiext/optiextension.dll?ID=KLvdTsfkr2wJ5DEGdW0i%2BxVGFqwmk1hkCf1UGeHOqe_Pw6ujT0Qe7cmDuctPKNbXK6oYTm5GHLdFDOzeNCOv2CD5KM): “Rutte overwoog (in de zomer van 2021, GB) een coalitie te vormen met GroenLinks. Het VVD-netwerk Klassiek Liberaal, overwegend behoudende VVD’ers die zich binnenskamers al sinds 2019 roerden, wilde zo’n kabinet hoe dan ook beletten. Voor ons is GroenLinks een no-go”, zei Ad Lagas namens Klassiek Liberaal juni 2021 in Nieuwsuur. Op de website van Klassiek Liberaal wat is dat? Stond wat er anders dreigde: „We zetten daarmee de deur wijd open naar nieuwe conservatief populistische partijen rechts van de VVD. Dat is dan het einde van de VVD als brede volkspartij.” Het kwam volledig uit. Alleen: niet door samenwerking met GroenLinks. (…)

In eerste instantie luisterde Rutte in 2021: geen coalitie met GroenLinks, door met de CU. Het betekende wel dat hij extra concessies aan D66 moest doen. De onvrede in Klassiek Liberaal groeide; men roerde zich op partijvergaderingen. Ik sprak vier betrokkenen bij Klassiek Liberaal: mensen van buiten de randstad die onvrede over de partij op het platteland zagen – over asiel, veiligheid, regionale energie, windmolens, landbouw, etc. – en bezorgd waren dat het VVD-profiel verwaterde door een linksere koers. Het gevolgen waren niet gering. Klassiek Liberaal bracht in beeld dat de partij in 2022 en 2023 botste met de eigen bewindslieden over stikstof, asiel en migratie. De interne spanning liep op. Zomer 2023 viel het kabinet over migratie, Rutte vertrok, Dilan Yeşilgöz werd de opvolger, en sloot de PVV niet meer uit. De uitkomst: de PVV werd groter dan de VVD.

Nog steeds zijn mensen in Klassiek Liberaal tevreden dat de VVD onder Dilan Yeşilgöz kiest voor een rechtse correctie op Rutte. In het netwerk hopen ze ook vurig op een kabinet met de PVV. Maar in de Peilingwijzer is Wilders tweeëneenhalve keer zo groot als de VVD. Zo dreigt voor de partij, dertien jaar de machtigste, een rol als kleinduimpje tegenover een reus: het zou een wonder zijn als dit geen onvrede losmaakt. Want heeft de VVD veel electorale groeikansen in een rechts kabinet met twee partijen (PVV, BBB) die zich op gevoelige beleidsdossiers (migratie, asiel, stikstof, klimaat) rechts van haar positioneren, en een derde coalitiepartner, NSC, die graag beleid van eerdere kabinetten-Rutte onderzoekt? Zelfs sommigen uit Klassiek Liberaal vertelden me dat het betwijfelen. Het zijn alles bij elkaar vrij veel miscalculaties. (…) Maar wat vooral opvalt: hoe eenvoudig de grootste partij van het land zich op sleeptouw heeft laten nemen door mensen met op zich herkenbare inhoudelijke bezwaren die ze alleen niet koppelden aan enig tactisch of electoraal inzicht.”

Kabinet Schoof: een rancunecoalitie met fascistische politiek

De fascisten en hun gedogers en collaborateurs zijn erin geslaagd om de kiezer te verleiden tot fascistische politiek, in plaats van democratisch-groene socialistische politiek. Sander Schimmelpennick: “Wilders verklaarde ooit dat hij de eerste helft van de 19e eeuw de mooiste tijd ooit vindt. Je weet wel, toen het volk niks te vertellen had, de rechtse elite regeerde, slavernij nog legaal was en armen afhankelijk waren van liefdadigheid. Deze lieden gaan een ultrarechts kabinet vormen waar rechts Nederland zogezegd de vingers bij kan aflikken, dat van ongelijkheid weer gewoon een natuurrecht maakt. Het zal wellicht niet lang bestaan maar kan in korte tijd verwoestingen aanrichten die jaren doorwerken of gewoon onherstelbaar zijn. Het gaat daarbij niet om alleen om de  ’rechtsstatelijkheid’ waar iedereen nu zo druk mee is. De vernielingen worden over de hele linie aangericht, van natuur tot cultuur. Als je de Nachtwacht verkoopt, krijg je hem nooit meer terug. Dat geldt voor veel meer. Terwijl je in de huiskamer druk aan het discussiëren bent over de Grondwet, worden in het schuurtje de puppy’s gevild.”

De partijen die nu een ‘programmakabinet’ hebben gevormd worden verenigd door rancune. Omtzigt door hoe hij door zijn voormalige partij, het CDA, samen met D66 en Rutte en de zijnen buitenspel werd gezet (‘functie elders’) en voorgelogen werd en die uit daaruit voortkomend wantrouwen gedreven wordt door een maniakaal streven naar het verzamelen van steeds nog meer detailinformatie – die uiteraard steeds weer nieuwe vragen en informatiebehoeften oproept en waarbij door alle bomen het zicht op het bos steeds meer verloren gaat. De BBB is de partij van de mensen die wraak willen nemen om hun vermeende, doch leugenachtige beschuldigingen tegen beleid dat zij zelf veroorzaakt hebben door de ontkenning van de gevolgen van desastreuze landbouwpolitiek. De PVV vindt zijn oorsprong in het opstappen van Wilders uit de VVD, en wordt gedreven om zich te revancheren voor zijn toen verloren strijd om de macht met Rutte, waarbij Wilders steeds een nog extremer standpunt inneemt, met name gedreven door islamofobie en zich steeds meer kwalificeert als fascist, zoals hierboven uitgebreid is aangetoond.

Polderfascisme

Lang dachten politieke wetenschappers dat het Nederlandse poldermodel een ‘matigend effect’ zou hebben op de opkomst van extreemrechts. Maar nu blijkt dat het de normalisering ervan juist heeft versneld, zegt socioloog Jacob Boersema (‘Júist in Nederland kon fascisme zo snel normaal worden’ – OneWorld). Volgens hem kunnen we die normalisering alleen stoppen door kabinet-Schoof 1 te noemen wat het is:

Meerdere PVV-ministers in het nieuwe kabinet zijn aanhangers van de extreemrechtse, racistische omvolkingstheorie, evenals hun partijleider Geert Wilders en Kamervoorzitter en partij-ideoloog Martin Bosma. Zo beschuldigt Marjolein Faber (PVV), de nieuwe minister van Asiel en Migratie, de Verenigde Naties (VN) er bijvoorbeeld van een agenda van ‘antisemitisme, terrorisme en omvolking’ uit te rollen. Als VVD-Leider Dilan Yeşilgöz bij het samenstellen van de nieuwe regeringsploeg zegt dat Faber ‘niet onomstreden’ is, verwachten  kenners in Den Haag dat dit meningsverschil consequenties heeft voor haar benoeming. Maar na crisisoverleg van de regeringspartijen laat informateur Richard van Zwol weten dat ze ‘een gepaste kandidaat’ is die niet anders moet worden behandeld dan andere ministerkandidaten en dat ze nu eenmaal dingen zegt ‘met scherpte maar met overtuiging’. NSC-leider Pieter Omtzigt zegt in Nieuwsuur dat hij zich ‘niet zo bezighoudt’ met de vraag of dat een naziterm is.

Nederland is niet erg vatbaar voor extreemrechts, dachten politiek wetenschappers lange tijd, want wij bedrijven ‘coalitiepolitiek’. Politicoloog Tom van der Meer schrijft in zijn boek Waardenloze politiek dat een kiesstelsel waarin naar coalities wordt gezocht, ‘de eerste verdedigingslinie’ van de democratie is. Daarom stelde Geert ‘Milders’ zich tijdens de verkiezingen ook minder radicaal op: het vergrootte zijn verkiesbaarheid. En aan de formatietafel beloofde Wilders compromissen te sluiten en zijn standpunten over de islam aan te passen. De extreme voorstellen van de PVV gaan in de ijskast, schreef de parlementaire pers vervolgens. Maar daardoor gebeurde juist het omgekeerde van wat de wetenschappers voorspelden: de Nederlandse coalitiepolitiek heeft de normalisering van extreemrechts versneld.

Die versnelling heeft veel oorzaken. Zoals het gebrek aan verzet tegen Martin Bosma als Kamervoorzitter terwijl hij de Tweede Kamer zelf ooit een ‘nepparlement’ noemde. Maar ook de woorden van verkenner en PvdA’er Kim Putters die zei ‘zeer vereerd’ te zijn en ‘ontzettend zijn best’ te zullen doen om deze extreemrechtse coalitie in elkaar te zetten. Putters kwam daarbij ook nog met de toverformule van het ‘programkabinet’ op de proppen, om zo de samenwerking met Wilders niet op een normaal meerderheidskabinet te laten lijken.

Ook informateur Richard van Zwol wilde graag de kabinetsformatie een normaal karakter geven. Op de vraag of het nieuwe kabinet een ‘extreemrechts’ kabinet is, zei hij liever geen ‘woordspelletjes’ te spelen, alsof de vraag over het antidemocratische gehalte van het hoofdlijnenakkoord slechts een woordspelletje is. Zelfs D66 lijkt het akkoord te normaliseren door de nieuwe coalitie gebrek aan ‘daadkracht’ te verwijten, en niet een gebrek aan moraal.

De nieuwe coalitiegenoten zijn intussen druk bezig het extreemrechtse gedachtegoed en de kwalijke praktijken van Wilders te verdedigen en goed te praten. BBB-leider Caroline van der Plas veranderde tijdens de formatie haast in de woordvoerder van Wilders. Toen de PVV-leider staatsecretaris Eric van der Burg (VVD) op X een ‘eng mannetje’ noemde, verdedigde ze hem met verve: ‘Het is niet mijn wijze van twitteren, maar wat Geert Wilders doet moet Geert Wilders zelf weten.’ In plaats van tegengas te geven, laten coalitiegenoten zien hoe je Wilders normaliseert.

Hoewel het fascisme nu definitief aan de macht is in de polder zien veel Nederlanders de normalisatie van extreemrechts met groeiend ongemak aan. Wilders is populair maar wordt evengoed verafschuwd om zijn zondebok- en haatpolitiek. Toch zien we nog opvallend weinig verzet. Integendeel, in de Tweede Kamer waarschuwt Kamervoorzitter Martin Bosma dat Kamerleden het nieuwe PVV-kabinet niet ‘extreemrechts’ mogen noemen, omdat dat ‘een nazi-vergelijking’ zou zijn. Dat maakt de normalisering van de PVV compleet.

Wetenschappers en journalisten zijn het er niet eens over eens of ze de PVV nou wel of niet extreemrechts moeten noemen, ondanks de lange geschiedenis van racisme binnen de partij en de veroordeling van de voorman voor groepsbelediging. Sommigen zien Forum van Democratie (FvD), met zijn ‘openlijke racisme en antisemitisme’, wél als extreemrechts, maar zien die elementen níet bij de PVV. Anderen noemen de PVV niet extreemrechts omdat de partij ‘het principe van de parlementaire democratie onderschrijft’. Dat is ook de lijn van NRC, die zowel de PVV als FvD niet ‘extreemrechts’ maar ‘radicaal-rechts’ noemt. Een partij met verwerpelijke standpunten, schrijft de krant al in 2009, moet ‘niet door middel van etikettering worden bestreden, maar met argumenten’.

Die terughoudendheid is eerder een symptoom van normalisering dan van goede analyse. We moeten ons afvragen of de PVV het principe van de parlementaire democratie überhaupt wel onderschrijft, gezien het antirechtsstatelijke karakter van de politieke standpunten, zoals het verbieden van de islam en het inperken van het stemrecht van mensen met meer dan één paspoort.  De jarenlange extreme islamofobie van Geert Wilders en het antisemitische en racistische omvolkingsdenken van partijideoloog Martin Bosma zijn minstens even reëel als het racisme en antisemitisme van de FvD. Als godsdienstvrijheid en stemrecht de basisprincipes van de parlementaire democratie zijn, dan respecteert de PVV die principes niet, en dat maakt de partij extreemrechts. Bovendien ondermijnt Wilders steevast democratische instituties zoals rechters, die hij knettergek, laf en nep noemt, en de journalistiek, die hij uitmaakt voor tuig van de richel.

De coalitiepolitiek maakt het moeilijker om de PVV neer te zetten als extreemrechts en tot verzet op te roepen. Een veelgehoord argument tegen verzet is dat ‘dit nu eenmaal democratie is’. Met andere woorden: wie de uitslag van de verkiezingen niet accepteert is een slechte democraat en heeft geen respect voor de democratische spelregels. Journalist Thijs van de Brink schrijft op zijn blog bijvoorbeeld dat de kiezers een ‘duidelijke keus’ zouden hebben gemaakt (‘Wij willen in meerderheid rechtsaf’) en dat het voor de democratie goed zou zijn ‘als dat ook een tijdje wordt geprobeerd’. Een soortgelijk argument is dat Wilders en de coalitie ‘het maar eens samen moet proberen.’ Dat schrijft bijvoorbeeld de chef van de politieke redactie van de Volkskrant, Raoul du Pré, in februari 2024. Het achterliggende idee lijkt dat de coalitiepolitiek dit experiment aanvaardbaar maakt, omdat het hoofdlijnenakkoord de rechtstaat ‘intact’ laat en het akkoord niet ‘zwaar asociaal’ is. Journalisten normaliseren zo de extreemrechtse PVV door te wijzen op de matigende invloed van coalitiepolitiek.

Maar door de PVV en dit kabinet juist wél systematisch extreemrechts te noemen, kan aan de kiezer duidelijk worden gemaakt wat er op het spel staat. Kiezersonderzoek in de VS laat zien dat stemmers zich veel zorgen maken over de democratie en over extremisme in de politiek. Bij de Amerikaanse tussentijdse verkiezingen in 2022 verloren veel Republikeinse kandidaten hun voorverkiezing omdat hun Democratische tegenstanders ze systematisch extreem noemden en kiezers ze ook te extreem vonden. Nederlands onderzoek toont aan dat zelfs (extreem)rechtse kiezers het belangrijk vinden dat Nederland een democratisch land is. We kunnen Nederland als democratie alleen verdedigen door de PVV en haar retoriek systematisch te blijven benoemen voor wat ze zijn: antidemocratisch, antirechtstatelijk en extreemrechts

Het omvolkingsdenken is namelijk het nieuwe fascisme. Net als bij fascistische leiders in het verleden, ligt de politieke kracht van omvolkingsdenkers als Bosma, Faber en Klever bij het bevragen van de realiteit, wensdenken, woede en paranoïde ideeën, en het promoten van leugens. Daarom is polderfascisme een feitelijke omschrijving voor de extreme politieke ideologie van de nieuwe regering.

Omdat liberale politiek gebaseerd op politiek debat geen vat krijgt op dit soort denkbeelden, net zomin als ‘moraliserende’ politiek overigens, zijn er andere stappen nodig. Constateren dat er ‘geen einde komt aan het normaliseren van walgelijke denkbeelden’, zoals GroenLinks-PvdA deed, is slechts een eerste stap. Een belangrijke tweede stap is sussende wetenschappers te negeren en partijgenoten die met extreemrechts samenwerken te royeren. Maar het is de hoogste tijd voor de derde stap. Nu de polder zich niet heeft verzet, maar een kabinet met omvolkingsdenkers mogelijk heeft gemaakt, nu coalitiepolitiek geen matigend effect had, maar extreemrechts denken juist heeft genormaliseerd, nu is het tijd voor links om niet langer samen te werken, maar te bedenken hoe werkelijk verzet eruit moet zien. In de tussentijd moeten we dit extreemrechtse kabinet noemen wat het is: polderfascisme.

Duiding van de verkiezingsuitslag van november 2023: zijn PVV kiezers ook fascisten?

De analyses van de verkiezingsuitslag van november 2023 laten het falen van de strategie van de VVD én die van Verenigd Links (GL-PvdA) zien. De VVD verloor een groot deel van zijn kiezers aan de PVV, die de VVD genormaliseerd had in de campagne. Als de PVV een normale partij zou zijn waarmee je best samen kon regeren, waarom zou je als racist en/of islamofoob dan niet voor het origineel kiezen?

Een belangrijke kwestie is geworden hoe de kiezers op de PVV te duiden. Velen waarschuwen tegen het ‘wegzetten’ van PVV-kiezers als racisten en fascisten. Gesteld wordt dat het eigenlijk ‘afgehaakten’ zijn, die anders denken. De andersdenkende, dat is jankrechts voor degene die gemengde stellen ziet als misdaad tegen de menselijkheid en die een vluchteling die in een bed slaapt ziet als een oorlogsverklaring. Tegen die ‘andersdenkenden’ moet je lief zijn. Bak een taart voor ze. ‘Als er een nazi aan tafel zit en er zitten tien andere mensen met hem te praten, dan heb je een tafel met elf nazi’s’ – een oud Duits gezegde. Je verliest je vrienden niet door de politiek. Je raakt ze kwijt vanwege ethiek en integriteit. De PVV-kiezer niet racistisch of fascistisch noemen is hem niet serieus nemen. Uit onderzoek naar de motieven van de recente PVV-kiezers blijkt overduidelijk dat islamofobie, afkeer van buitenlanders en met name vluchtelingen, en  de voornaamste motieven waren.

Sheila Sitalsing scheef in de Volkskrant (https://www.volkskrant.nl/columns-van-de-dag/thuis-zeggen-we-vreemdelingenhaat-maar-dat-woord-gebruiken-onderzoekers-niet~b80c0682/): “Wanneer mensen stemmen op een partij die zich hard maakt voor dierenrechten, is de algemene aanname dat deze kiezers heel erg voor dierenrechten zijn. Wanneer mensen stemmen op een partij die nogal een punt maken van lagere belastingen, wordt algemeen verondersteld: die mensen willen lagere belastingen. Wanneer mensen stemmen op een partij die van paranoïde xenofobie een totempaal heeft gebouwd waarnaast de partijleider al negentien jaar op volle sterkte staat te loeien, komen nijvere duiders na intensief duiden tot de conclusie: komt doordat de streekbus niet meer rijdt. En door regenboogzebrapaden. Want PVV-kiezers moet je serieus nemen, als duider, maar je moet ze wel uitleggen dat ze iets anders bedoelden dan dat ze bedoelden. Dit fenomeen heet duidersplaining.

Als je het niet aan de duiders vraagt, maar gewoon aan de mensen die op de PVV stemden zelf, dan zeggen ze opvallend weinig over streekbus en regenboogzebrapad. Het Nationaal Kiezersonderzoek (NKO), het grote langlopende onderzoek naar drijfveren van kiezers, stelde PVV-kiezers wèl serieuze vragen. De even serieuze antwoorden vatte het NKO als volgt samen: zowel de trouwe PVV-kiezer als de ongebreidelde nieuwe instroom koos voor Geert Wilders omdat ze met hem ‘een restrictieve houding tegenover immigratie’ delen, alsmede ‘een voorkeur voor culturele assimilatie van migranten’. Thuis korten we dit af tot vreemdelingenhaat en zeiden we ‘Goh’ tegen elkaar, maar zulke woorden gebruiken kiezersonderzoekers niet.

De voorkeur voor ‘culturele assimilatie’ intrigeert, meer nog dan de ‘restrictieve houding ten aanzien van immigratie’. Bij dat laatste zijn redeneringen te verzinnen waar de schijn van redelijkheid omheen hangt: de huizen zijn op, de bedden verdeeld, er is geen plek meer aan de eettafel en een langere gaat niet, want er is een schreeuwend tekort aan timmermannen, o, u bènt timmerman, dat zou goed uitkomen, ware het niet dat de herberg volgeboekt is, helaas, maar het is niet anders, probeer het verder op, ik zal een goed woordje voor u doen.

Bij dat eerste – culturele assimilatie – houdt iedere schijn van redelijkheid op. Vooropgesteld: de wens tot culturele assimilatie is oud en diepgeworteld, en niet voorbehouden aan radicaal-rechts. Er is een staande ruttiaanse uitdrukking voor: ‘Normaal doen of oppleuren’. Waarbij het antwoord op de vraag ‘wat is normaal?’ een hilarisch inkijkje oplevert in het zelfbeeld van de Nederlander (nooit asociaal, heel goed in lezen en rekenen, en als hij per ongeluk een keer lomp is, is dat de schuld van iemand die niet normaal is. En o wee als je assimileert tot Frans Timmermans, die is niet normaal).

We hebben een tijdje een VVD-minister van Buitenlandse Zaken gehad, een doodgewone mainstreampoliticus van een doodgewone mainstreampartij, die eens in een filosofische bui stelde: ‘Noem mij een voorbeeld van een multi-etnische of multiculturele samenleving waar de oorspronkelijke bevolking nog woont en waar een vreedzaam samenlevingsverband is; ik ken hem niet.’ Het filosofietje veroorzaakte ophef omdat hij een van de antwoorden (‘Suriname’) afdeed met de woorden: ‘Suriname is een failed state’ – daar moest hij later excuses voor aanbieden.

Maar het waarlijk schokkende zat hem in zijn opvatting dat ongeassimileerd multi-etnisch samenleven onmogelijk is, zonder ‘de oorspronkelijke bevolking’ geweld aan te doen. In het idee dat er een bodemclaim is die bedreigd wordt dat wat ‘de instroom’ is gaan heten – en dat in het hart van een mainstreampartij. Het verschil met de theorie over een dreigende omvolking die Thierry Baudet verspreidt, en die door PVV-ers als Martin Bosma wordt verdedigd, is minimaal. De angst voor de ander is overal, en die ander is niet-wit en niet-normaal. Nativisme, het idee dat de homogene natiestaat wordt bedreigd door factoren van buiten, is de bodem waarop kiezersgedrag bloeit – en dat gaat niet meer weg, zegt de sociale wetenschapper Marcel Lubbers daags na de verkiezingen in de krant. Thuis korten we dit af tot: ‘Wees voorzichtig op straat, kijk uit voor nativisten’.”

Politicoloog Kristof Jacobs, verbonden aan de Radboud Universiteit, is één van de wetenschappers die het Nationaal Kiezers Onderzoek (NKO) coördineert (https://stukroodvlees.nl/ook-de-nieuwe-pvv-stemmer-stemde-vooral-tegen-migratie-en-uit-politiek-protest/). Deelnemers aan dat onderzoek konden in hun eigen woorden aangeven waarom ze stemden wat ze stemden, legt hij uit in NRC (https://www.nrc.nl/nieuws/2023/12/29/2023-werd-gedomineerd-door-onvrede-van-kiezers-a4185615): “We hebben bij de antwoorden van PVV-kiezers niet alleen gekeken naar ‘bestaanszekerheid’, maar ook naar andere termen die daarop kunnen wijzen, zoals ‘armoede’ of ‘geldzorgen’. Ook die kwamen bijna niet voor. Wat wel bleek: In onderzoek naar beleidsprioriteiten blijkt dat een strenger migratiebeleid voor PVV’ers de hoogste prioriteit heeft. En niet bijvoorbeeld méér huizen. Dat is bij andere kiezers wel zo.”

Onderzoeksjournalist Siem Eikelenboom zei het op X zo: “Er is een frame ontstaan waarin PVV-stemmers worden neergezet als in de politiek teleurgestelde en door de politiek vergeten mensen die uit protest op de PVV stemden. We moeten naar die ‘slachtoffers’ luisteren, ook omdat de meesten geen racistische opvattingen zouden hebben. Stel dat dit allemaal waar is. Waarom wordt het dan als een soort fait accompli gezien dat die mensen PVV stemmen? Die partij heeft al 20 jaar een leider die schoffeert, scheldt, haat zaait en gruwelijke teksten debiteert. Alsof er buiten de PVV geen andere partijen zouden zijn die een geheel andere politiek willen. Dus waarom stemmen op een eenmanspartij die al 20 jaar niets voor elkaar krijgt? Daar komt nog bij dat radicaal rechts nooit en te nimmer ook maar iets heeft gedaan voor de ‘gewone man’. Radicaal rechts is goed voor vriendjes en vermogenden. Zie Polen, zie Hongarije, zie de VS onder Trump, etc., etc. Wie de vele interviews met PVV-stemmers leest, ziet dat een deel wel degelijk racistische denkbeelden heeft (Trouw sprak met PVV-stemmers in Zwartsluis die ‘geen zwarten’ willen) en daar openlijk voor uitkomt.”

Ook Jesse Frederik benadrukt dit in zijn essay in De Correspondent (Waarom de PVV zo groot werd (en nee, niet door geschrapte buslijnen, guur neoliberalisme of groeiende ongelijkheid) – De Correspondent): “Uiteindelijk stemmen kiezers niet op de partij die het dichtst bij hen staat op alle onderwerpen, maar op de partij die het dichtst bij hen staat op de onderwerpen die het belangrijkst voor hen zijn. En wanneer je het de PVV-kiezer vraagt noemen zij niet de kloof tussen arm en rijk, maar veel vaker het migratie- en minderhedenbeleid als belangrijkste thema. De PVV ontleent veruit de meeste steun aan kiezers die niet zijn te spreken over de bijdragen van migranten aan ons land. Veel PVV-sympathisanten geloven dat migranten slecht zijn voor de economie, een bedreiging vormen voor de eigen cultuur en criminaliteit veroorzaken. Onder de 40 procent van Nederland met de minste sympathie voor de PVV vindt slechts zo’n 20 procent dat er ‘te veel’ buitenlanders in ons land wonen. Onder de 20 procent Nederlanders met de grootste PVV-sympathie is dat maar liefst 80 procent.

Nederlanders vinden het in meerderheid prima om asielzoekers op te vangen. Twee derde wil ‘als dat nodig is’ asielzoekers opvangen in de eigen gemeente. Onder PVV-sympathisanten is deze bereidheid echter drie keer zo laag. Meer dan 85 procent van de sterkste PVV-sympathisanten vindt dat de overheid moet voorkomen dat nieuwe moskeeën worden gebouwd. (Een ongrondwettelijk standpunt dat overigens door een meerderheid van de Nederlanders wordt gedeeld.) De PVV-sympathisant neemt ook een duidelijke positie in over een groot aantal culturele twistpunten. Zo moet Zwarte Piet blijven (bijna 90 procent van de PVV-sympathisanten is daar voor), zijn slavernijexcuses onzin (83 procent is tegen), en moet de Michiel de Ruyterlaan de Michiel de Ruyterlaan kunnen zijn (86 procent is tegen het veranderen van koloniale straatnaamborden). 

Er is, tot slot, zelfs nog aardig wat steun te vinden voor extreme standpunten onder PVV-sympathisanten, zoals het inperken van de sociale zekerheid voor legaal verblijvende migranten (30 procent is voor), het invoeren van de doodstraf voor bepaalde misdrijven (51 procent), en autochtone Nederlanders voortrekken bij het toewijzen van woningen (54 procent). Als je de cijfers bekijkt, is het lastig om PVV-sympathisanten te zien als kiezers die uit algemene onvrede een proteststem uitbrengen. Integendeel: de PVV-kiezer heeft een specifieke onvrede over met name de komst en aanwezigheid van migranten in Nederland en over de eigen cultuur die bedreigd wordt door vreemde invloeden. Een onvrede die hij bovendien zwaar laat meewegen in zijn stemkeuze. Linkse opiniemakers geloven graag dat de PVV’er vooral ergens tegen stemt en niet ergens vóór.”

‘Jarenlang neoliberaal afbraakbeleid zette de deur naar Wilders’ zondebokpolitiek wagenwijd open’, aldus schrijver Lieke Marsman in NRC. ‘Na de verkiezingen hoorde ik mensen zeggen: één op de vier Nederlanders is een racist geworden. Daar verzet ik me hevig tegen’, analyseerde columnist Maxim Februari. ‘Een hele grote groep [is] verwaarloosd geraakt.’ Ewald Engelen wees in De Groene Amsterdammer ‘de puinhopen van het neoliberalisme waar de werkende klasse zoveel last van heeft’ als oorzaak aan. Het is voor deze opiniemakers misschien een troostrijke gedachte dat de grieven van rechtse kiezers zijn te wijten aan de voorkeursproblemen van linkse intellectuelen. Het is ook prettig te geloven dat achter het dunne vernislaagje xenofobie van de PVV-kiezer die voor de PowNews-camera’s verklaart ‘ik moet dat volk niet’ en ‘alles eruit, weg ermee’ eigenlijk een hele doorwrochte kritiek op het neoliberalisme schuilgaat. Maar uit kiezersonderzoek blijkt allerminst dat PVV-kiezers gemotiveerd worden door bezorgdheid over de scheve inkomensverdeling (laat staan neoliberale privatiseringen in de jaren negentig).

Frederiks: “Het is nogal merkwaardig dat opiniemakers die zich opwerpen als bozeburgerfluisteraars die de ware intenties van de PVV-kiezer doorgronden, dat vooral doen door de stemverklaringen van PVV-kiezers uit te gummen en hun eigen politieke voorkeuren op hen te projecteren. Draai het eens om. Wat als PVV-ideoloog Martin Bosma opeens de PvdA-stem gaat verklaren als vals klassenbewustzijn: een PvdA-kiezer die zegt ‘armoedebestrijding’ bedoelt eigenlijk ‘asielstop’! Tamelijk potsierlijk.

Onderzoekers Meindert Fennema en Wouter van der Brug merkten vijftien jaar geleden dan ook eens op dat de meest voor de hand liggende verklaring voor een stem op een anti-immigratiepartij (namelijk: dat mensen tegen immigratie zijn) onder politicologen ‘niet erg populair is, omdat veel onderzoekers het moeilijk te geloven vinden dat kiezers rationeel zouden stemmen op wat zijzelf racistische of neofascistische partijen vinden’. Het is blijkbaar een onverteerbare gedachte dat de PVV-stemmer volledig toerekeningsvatbaar is en simpelweg stemt op standpunten die hem of haar bevallen. En dus krijgen we duizend-en-één variaties op het thema ‘maatschappelijk verval’, die de plotselinge opmars van de rechtspopulistische stem zouden moeten verklaren. (….)

Uiteindelijk is het niet zo vreemd dat de PVV bijna een kwart van de kiezers voor zich weet te winnen. Rechtspopulistische opvattingen zijn namelijk ruim vertegenwoordigd binnen het Nederlandse electoraat. Om maar wat te noemen: zo’n 38 procent van Nederland vindt dat er te veel buitenlanders in ons land wonen, 38 procent wil de migratie uit moslimlanden stopzetten, en 51 procent wil dat de overheid de bouw van nieuwe moskeeën verbiedt. Bijna alle stemmen op de PVV kwamen van kiezers met dit soort nativistische opvattingen; kiezers die het gevoel hebben dat de autochtone bevolking wordt bedreigd door invloeden van buiten (kernachtig gevat in de verkiezingsslogan: ‘Nederlanders weer op één zetten’).

Tegelijkertijd – en dit is cruciaal – stemden lang niet alle nativistische kiezers voor rechtspopulistische partijen. Van het kwart van de kiezers met de negatiefste standpunten over asielzoekers, koos bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 slechts 28 procent voor de PVV en in totaal 45 procent voor een van de drie rechtspopulistische partijen (PVV, JA21 of FvD). Het goede nieuws is dus dat mensen met nativistische opvattingen niet altijd rechtspopulistisch stemmen – een meerderheid deed dat bij vorige verkiezingen niet. Kiezers kunnen weliswaar vinden dat er te veel buitenlanders in ons land wonen, maar ze vinden wel meer, en meestal gaan verkiezingen ook over meer.

Maar dat is ook meteen het slechte nieuws: er waren altijd al méér mensen met rechtspopulistische opvattingen dan mensen die rechtspopulistisch stemden, zodat er veel ruimte was voor zetelwinst. Het is niet voor niets dat Geert Wilders van alle verkiezingen een referendum over migratie wil maken. Bij de verkiezingen van november 2023 werd Wilders daarin nadrukkelijk geholpen door de VVD, die het kabinet liet vallen op migratie en de PVV regeringsfähig verklaarde. Kiezers die toch al bang waren voor de komst van vreemdelingen werden zo voortdurend aangesproken op dit deel van hun identiteit. ‘Het kabinet is gevallen op een onderwerp waar [de VVD] niet voor is opgericht en wij wel,’ analyseerde PVV-Kamerlid Fleur Agema vlak na de verkiezingen. De voorlopige resultaten van het Nationaal Kiezersonderzoek 2023 bevestigen de lezing van Agema: nieuwe PVV-kiezers bleken, net als oude PVV-kiezers, vooral bezorgd over migratie. De PVV won kiezers bij de VVD (15 procent van de stemmen), andere rechtspopulistische partijen (14 procent), onder niet-stemmers (13 procent) en van alle linkse partijen (12 procent). Ondertussen wist de PVV dik 80 procent van haar oude kiezers te behouden.

Nu is het belangrijk om de bijzonderheden van deze verkiezingen (het electorale weer) te onderscheiden van de politieke verschuivingen op de lange termijn (het electorale klimaat). Het electorale weer zat dit keer ongekend mee voor de PVV. Tegelijkertijd staat buiten kijf dat er ook in het electorale klimaat iets aan het veranderen is. Het succes is wisselvallig, maar op de langere termijn winnen rechtspopulisten steeds meer stemaandeel in Europa. Aan het begin van de jaren negentig stemde nog geen 5 procent van het Europese electoraat op een rechtspopulistische partij; dat is nu gestegen naar bijna 18 procent. Voor Nederland is de groei van het rechtspopulisme nog veel sterker.

De vraag is dan ook: wát is er veranderd? Het is verleidelijk om verkiezingsuitslagen te duiden als massale verschuivingen in de volkswil. Maar terwijl het rechtspopulisme succesvoller is dan ooit, neemt het antimigratiesentiment juist af! Aan het begin van de jaren negentig vond bijvoorbeeld nog meer dan de helft van de Nederlanders dat er ‘te veel’ mensen met een migratieachtergrond in ons land woonden. Dat is nu zo’n 12 procentpunt minder. De bijdragen van migranten aan onze economie, onze cultuur en ons land beoordelen Nederlanders ook positiever dan twintig jaar terug.”

Jesse Frederiks concludeert dat ‘we’ weliswaar niet meer anti-migrant zijn geworden in de afgelopen decennia, maar dat extreemrechtse stemmen langzaamaan klaarlagen in een vruchtbare voedingsbodem. “De publieke opinie is dus lang niet zo veranderlijk als onze verkiezingsuitslagen doen vermoeden. Dat geldt niet alleen in Nederland, maar in heel Europa. ‘De zogenaamde ‘golf’ van rechtspopulistisch sentiment [in Europa] is eerder een reservoir’, stelt politicoloog Larry Bartels vast op basis van uitgebreid Europees opinieonderzoek.

Nederland heeft in vergelijking met andere Europese landen een relatief klein rechtspopulistisch reservoir, laat Bartels zien. De publieke opinie is in Nederland misschien niet zo progressief als in Noorwegen of IJsland, maar wel minder rechtspopulistisch dan in landen als Spanje en Portugal, laat staan Polen en Hongarije. Tegelijkertijd zijn Nederlandse rechtspopulisten aanzienlijk succesvoller dan hun Spaanse en Portugese collegae! De omvang van het reservoir aan rechtspopulistisch sentiment zegt dan ook niet zo veel over de mate waarin rechtspopulisten succesvol zijn. In Nederland is het reservoir klein en slinkend bovendien, maar het reservoir is diep genoeg om, zelfs als je maar een klein deel weet af te tappen, een enorme verkiezingszege te boeken.

Dit is goed te zien in de gegevens van het LISS-panel: het reservoir zelf is in de afgelopen vijftien jaar niet of nauwelijks veranderd; wat wel is veranderd, is de mate waarin partijen antimigratiestandpunten weten te converteren in rechtspopulistische stemmen. De echte vraag is dus niet hoe het mogelijk is dat een rechtspopulistische partij kan winnen. De echte vraag is waarom rechtspopulisten nu pas winnen, gezien de vruchtbare voedingsbodem die er altijd al was.”

Frederiks vervolgt: “Dus nogmaals de vraag: als de publieke opinie niet of nauwelijks is veranderd, wat is er dan wél veranderd? Politiek wetenschappers Oren Danieli en Noam Gidron hebben met nog twee collega’s in een vernuftig onderzoek gepoogd de bronnen van de toegenomen steun voor rechtspopulistische partijen in Europa tussen 2002 en 2020 te ontleden. Twee factoren blijken in hun analyse doorslaggevend. De eerste: dat er überhaupt rechtspopulistische partijen meedoen aan verkiezingen. De tweede: dat kiezers meer gewicht toekennen aan hun culturele in plaats van hun economische voorkeuren.

Wie nog eens gaat grasduinen in oude peilingen ziet dat in de jaren zeventig, de hoogtijdagen van het linkse levensgevoel, Nederlanders ook niet enthousiast waren voor de komst van vreemdelingen. In een NIPO-peiling uit maart 1972 zei maar liefst driekwart van de Nederlanders dat er een visumplicht voor Surinamers moest komen (hartstikke ongrondwettelijk). En op de vraag of gastarbeiders in Nederland weg moesten of mochten blijven, antwoordde in datzelfde jaar 51 procent van de Nederlanders dat ze weg moesten. Maar: kiezers waren in die tijd vooral gesorteerd in partijen op basis van hun economische standpunten en hun levensbeschouwing, niet op grond van hun mening over migranten.

Het was dus niet zo dat PvdA-kiezers (71 procent voor een visumplicht) in 1972 wel enthousiast waren over de komst van Surinamers, en VVD-stemmers niet (75 procent voor een visumplicht). Nee, zowel linkse als rechtse kiezers waren in meerderheid tegen de komst van Surinamers. Dat was tien jaar later nauwelijks veranderd. In 1982 meende 40 procent van de PvdA-kiezers dat autochtone Nederlanders ‘minder hulp en rechten kregen dan Surinamers, Turken en Marokkanen’. Dat was iets meer dan binnen het CDA (35 procent) en iets minder dan bij de VVD (41 procent).”

Frederiks ziet hierin een verklaring voor het feit dat in die tijd migratie geen groot politiek thema was: “Antimigratiekiezers waren, kortom, over alle grote middenpartijen verspreid. Dit had ook belangrijke gevolgen voor de stellingnames van politieke partijen. Het ideologische pakket dat een partij aanbiedt is vaak een afgeleide van het onderwerp dat kiezers het zwaarst meewegen in hun stemkeuze (indertijd was dat vooral de economie). Als kiezers die meer herverdeling willen, bijvoorbeeld ook meestal tegen de Vietnamoorlog zijn, dan is het voor een linkse partij opportuun om ook tegen de oorlog in Vietnam te zijn. Maar als kiezers die meer herverdeling willen, even vaak gastarbeiders willen toelaten als terugsturen, dan is het voor een linkse partij niet aantrekkelijk om een standpunt over gastarbeiders in te nemen. Daarmee zou je immers de eigen achterban in tweeën splijten. Je kunt dan beter je mond houden over migratieproblematiek.

Op eenzelfde manier heeft de PVV vandaag de dag een vaag economisch profiel en een duidelijk migratiestandpunt. Haar achterban denkt namelijk eensgezinder over migratie, dan over economie. Omdat nativistische standpunten matig overlappen met economische standpunten, was het voor geen van de grote middenpartijen in de jaren zeventig voordelig migratie te ‘politiseren’ (lees: om verschillen tussen partijen uit te vergroten). Beleidsvorming werd – in de beste Nederlandse traditie – uitbesteed aan ambtelijke overlegorganen en wetenschappelijke adviesraden. In de praktijk ontstonden daardoor tegenstellingen tussen de met de mond beleden stellingnames (‘Nederland is geen immigratieland’) en het in de praktijk gevoerde beleid: een geleidelijke verruiming van de gezinshereniging, een generaal pardon voor gastarbeiders, geen restricties op de komst van Surinamers. Het maakte daarbij weinig uit of de regering nu links (Den Uyl) of rechts (Lubbers) was. Dus: waar moest een Nederlander met rechtspopulistische standpunten heen? Helaas werden vragen over migratie pas vanaf begin jaren negentig gesteld in het Kiezersonderzoek. Maar uit dit onderzoek blijkt in ieder geval dat een groot deel van de Nederlanders met antimigratiestandpunten simpelweg niet kwam opdagen bij verkiezingen. Hun onvrede had geen electorale uitlaatklep.

Frederiks geeft toe dat er wel één partij was die van migratie een thema maakte, maar die vakkundig buiten spel werd gezet door de andere partijen. Opvallend is dat Frederiks daaruit geen lessen trekt. “Of nou ja, er was natuurlijk wel de Centrumpartij (CP, 1980-1986) en de Centrumdemocraten (CD, 1984-1998) van de rechtspopulist Hans Janmaat. Verder dan drie zetels in 1994 zou die partij echter nooit komen (hoewel ze in november 1993 eventjes op negen zetels peilde). Dat is wel verwonderlijk, aangezien de voedingsbodem voor rechtspopulisme er toen ook al was.

Dus wat verklaart dat Janmaat nooit succesvol werd? In de eerste plaats: de persoon Hans Janmaat zelf. Janmaat was een paranoïde querulant, die verkiezingsnederlagen weet aan fraude met stemcomputers (wat dat betreft zijn tijd ver vooruit) en die voortdurend in de clinch lag met de mensen om hem heen (een affaire met de vrouw van een bestuurslid: nooit handig). Tegelijkertijd werd Janmaat ook vakkundig door politieke en culturele elites afgesloten van politieke zuurstof. ‘De vaak felle bestrijding [van Hans Janmaat] heeft waarschijnlijk een flinke bijdrage geleverd aan het ontbreken van enig succes voor de CP en CD’, constateert historicus Jan de Vetten in zijn proefschrift over de op vele fronten gevoerde strijd tegen Janmaat.

Janmaat stond bij herhaling in de rechtszaal vanwege opiniedelicten, en werd verschillende keren veroordeeld tot flinke geldboetes vanwege discriminerende uitingen (hij had bijvoorbeeld gezegd de multiculturele samenleving af te willen schaffen). Eind jaren negentig dreigde zelfs uitsluiting van subsidies en gratis zendtijd voor partijen met een veroordeling voor discriminatie. Janmaat besloot hierop de slogan van zijn partij te veranderen: ‘De CD, u weet wel waarom.’ Bijeenkomsten houden was voor de Centrumdemocraten nogal een opgave: burgemeesters verboden beraadslagingen en demonstranten verstoorden ze. Zijn latere vrouw verloor bij een gewelddadige demonstratie van antifascisten in 1986 zelfs een been, nadat ze uit een raam sprong omdat er brand was ontstaan door een rookbom. Deze politieke aanslag werd met apathie begroet door collega-politici. Alleen de links-pacifistische PPR stelde Kamervragen: of de demonstranten wel netjes werden behandeld. Persoonlijke beveiliging zou Janmaat nooit krijgen. Janmaat werd ook nooit uitgenodigd in praatprogramma’s of verkiezingsdebatten. ‘Hij heeft geen faire kans gekregen’, zei voormalig VARA-presentator Paul Witteman daar later over. ‘Want we waren helemaal niet van plan om hem een faire kans te geven. We vonden namelijk dat elke stem op de CD er één te veel was.’

De gedachte dat Hans Janmaat zoals Geert Wilders in het Jeugdjournaal zou mogen vertellen over zijn katten Snoetje en Pluisje was volstrekt ondenkbaar. Wie zich bij Janmaat aansloot, pleegde maatschappelijke harakiri. Partijleden werden ontslagen door werkgevers, gemeden door familieleden, buitengesloten door vrienden. Het partijkader van de Centrumdemocraten stroomde vol met ongure types die een voorliefde koesterden voor de meer vintage varianten van extreemrechtse politiek. Zoals de Kerk van Satan wat moeite heeft gelovigen te vinden vanwege haar associatie met het kwaad zelve, is het ook geen recept voor electoraal succes wanneer kandidaat-raadsleden in hun vrije tijd naziparafernalia verzamelen en gastarbeiderpensions in brand steken. Telkens wanneer weer bleek dat er een fascistoïde malloot op de kandidatenlijst stond, leidde dat tot opzeggingen van meer ‘gematigde’ partijleden. Gevraagd waarom zijn partij zo veel criminele types aantrok, zei Janmaat eens: ‘Anderen kun je niet vinden. Want mensen met onbesproken gedrag willen graag onbesproken blijven.’

Economen spreken in dit verband wel van entreebarrières: hoe moeilijk is het voor nieuwkomers om een markt te betreden (in dit geval: de politieke markt)? Entreebarrières zijn er natuurlijk voor alle nieuwe politieke bewegingen. Het is nu eenmaal lastig een partij te organiseren, geld te werven, personeel te vinden, en, bovenal, aandacht te krijgen. In het vijandige maatschappelijke klimaat van de jaren tachtig en negentig waren de entreebarrières voor rechtspopulisten echter nog een stuk hoger dan voor andere partijen. Vruchtbare electorale grond bleef zo dus braak liggen: het was te moeilijk om een functionerend rechtspopulistisch politiek bedrijf van de grond te krijgen.

Frederiks laat zien dat het de VVD was die deze entreebelemmeringen sloopte. “Voor Nederlanders met antimigratiestandpunten die op een enigszins respectabele partij wilden stemmen, was alleen de VVD van Frits Bolkestein over. Bolkestein was begin jaren negentig als eerste mainstream-politicus kritiek gaan leveren op de consensus over migratie, door – naar huidige maatstaven – milde kritiek te uiten op het integratie- en immigratiebeleid. In de jaren negentig wist de VVD verkiezingswinsten te boeken door met name antimigratiekiezers te mobiliseren. In 1994 noemde maar liefst de helft van de kiezers ‘minderhedenproblematiek’ als een van de grote verkiezingsthema’s. De omstandigheden hielpen daar ook mee: de economische malaise van de jaren tachtig was gaan liggen, zodat er ruimte kwam voor andere politieke onderwerpen dan ‘werkgelegenheid’ en ‘economie’. Bovendien vroegen gedurende de jaren negentig aanzienlijk meer mensen asiel aan dan in voorgaande jaren. Bolkestein muntte zijn verkiezingswinst ook in strengere migratiewetgeving: voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog maakte het asielbeleid een restrictieve wending.”

Hier gaat Frederiks in de fout. Het was het kabinet Den Uyl op aandrang van de PvdA dat voor het eerst na WWII weer restrictief migratiebeleid invoerde door de werving van gastarbeiders, juist onder rechtse kabinetten ingevoerd, te staken. Hetgeen overigens contraproductief uitwerkte – massaal besloten deze gastarbeiders hier definitief te blijven en hun gezinnen te laten overkomen nu bleek dat je bij terugkeer een groot risico liep niet nogmaals tot Nederland te worden toegelaten). Later, in november 1991 was het toenmalig staatssecretaris Aad Kosto die vanwege zijn restrictieve asielbeleid  een bomaanslag op zijn huis van de actiegroep RaRa trof, en het was Job Cohen die als staatssecretaris in het tweede Paarse kabinet de nieuwe Vreemdelingenwet invoerde die de toelating van vluchtelingen moest beperken tot de ‘echte gevallen’. Maar in de retoriek wist Bolkestein een ander beeld te scheppen, waarin juist de VVD dit afdwong. Frederiks laat zien dat de anti-immigratie stem naar de VVD ging in de jaren 1990.

Frederiks vervolgt: “De VVD zou bij de volgende verkiezingen voor deze beleidsinspanningen echter niet beloond worden door de antimigratiekiezer. Het is sowieso merkwaardig dat de antimigratiekiezer eigenlijk nauwelijks reageert op beleidsveranderingen. Politiek wetenschapper Alexander Kustov laat zien dat er geen verband is tussen de ruimhartigheid of restrictiviteit van het migratiebeleid en het rechtspopulistische stemaandeel.”

De rol van het mediabestel

Frederiks ziet terecht de entree van Marokkanen-liefhebber (althans in de Dark Room) Pim Fortuyn als een bepalend moment voor het slopen van de entreenormen voor partijen die openlijk vreemdelingenhaat, vooral tegen moslims, propageren, waarbij de terroristische aanslagen van Al Qaida van 9/11/2001 in de VS en de daaropvolgende reacties en vervolgaanslagen een belangrijk keerpunt waren in de publieke opinie. Alle moslims werden verdacht gemaakt, en zij voelden dat ook zo.

Frederiks gaat daar niet op in, maar constateert dat de VVD zijn issue-eigenaarschap voor anti-immigratie verloor: “Toen Pim Fortuyn rond de eeuwwisseling het politieke speelveld betrad, verloor de VVD vrij snel haar status als dé anti-immigratiepartij. Fortuyn had een duidelijker antimigratieverhaal dan de VVD, die nooit volledig op de ‘vol-is-vol’-tour kon gaan, omdat ze daarmee een aanzienlijk deel van haar achterban van zich zou vervreemden. Fortuyn vond de formule voor een salonfähiger rechtspopulisme. Hij maakte geen onderscheid op ras (zoals Janmaat soms deed door bijvoorbeeld te klagen over de hoeveelheid gekleurde spelers in het Nederlands elftal), maar op cultuur (waarbij vooral de islam het moest ontgelden). Dat maakte zijn standpunten ook moeilijker weg te zetten als onwelriekend racisme. Het was namelijk vooral een radicalisering van wat Bolkestein al voor hem zei en deed. Belangrijker nog: Fortuyn werd niet als een melaatse behandeld door de media, integendeel. ‘Prime time was Pim time’, constateerde historicus Hans Kuné een jaar na Fortuyns dood. Deels lag dit aan het charisma van Fortuyn, maar deels ook aan veranderingen in het mediabestel.

Ook gaat Frederiks er niet op in dat ‘links’ de schuld kreeg van de te ruime migratie en het ‘knuffelen met migranten’. Dat juist de PvdA de migratie had beperkt, en rechts juist de gastarbeidercontracten had georganiseerd bleef onbenoemd, ook niet door de PvdA zelf. Dominant in de beeldvorming was de omarming van multiculturalisme door links, waarbij assimilatie werd afgewezen en de problemen in de arme volkswijken eerst genegeerd werden. Fortuijn viel dat hard aan.

Frederiks ziet de veranderingen in het mediabestel als grote verklarende factor waarom het Fortuijn wel lukte om een podium te krijgen voor zijn antimigratiestandpunten: “Waar de media in de decennia na de oorlog nog werden gedomineerd door politiek gekleurde omroepverenigingen en kranten, was de sector in de jaren voor de eeuwwisseling steeds verder gecommercialiseerd. Zo werd in 1989 de eerste commerciële omroep – RTL – toegelaten tot het bestel; enkele jaren later volgde SBS. (‘Professor Pim’ zou in de jaren negentig veelvuldig optreden in het RTL-programma Business Class.) De commerciële omroepen bleken een aantrekkelijk product te leveren: het marktaandeel van de publieke omroep liep al snel terug van 100 procent in de jaren tachtig naar zo’n 40 procent in 1998. Door de toegenomen concurrentie veranderen media steeds meer van aanbodgedreven (journalisten maken de verhalen die zij graag lezen, kijken en luisteren), naar vraaggedreven ondernemingen (lezers, kijkers, luisteraars krijgen de verhalen die zij willen lezen, kijken en luisteren). Wat dat betreft is sociale media ook geen radicale breuk met het verleden, maar een stap in een trend die al langer neigt naar een meer vraaggedreven informatievoorziening. Het publiek krijgt meer van wat zij blijkens haar vertoonde gedrag graag wil (en dat is niet politiek die meer op een academische seminar gaat lijken).

Pim Fortuyn en vele rechtspopulisten na hem gedijen uitstekend in zo’n vraaggedreven mediasysteem. Fortuyn was een pionier in de grensoverschrijdende esthetiek waarmee rechtspopulisten nog steeds de aandacht op zich weten te vestigen (en daarmee de grens steeds verder verleggen). Journalisten en opiniemakers koesteren soms de ijdele illusie dat zij de publieke opinie kunnen bijsturen door luidkeels te markeren wanneer een grens wordt overschreden. Maar de publieke opinie is betrekkelijk onkantelbaar. Media hebben nauwelijks invloed op wat mensen denken, wel waarover zij denken. De toon van de berichtgeving over rechtspopulisten (over het algemeen: kritisch) doet er dan ook minder toe dan het volume (over het algemeen: veel). Pim Fortuyn zou postuum maar liefst 26 zetels scoren bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2002. Van het kwart van de kiezers met de grootste voorkeur voor het terugzenden van asielzoekers won de LPF 44 procent van de stemmen. LPF-stemmers waren vooral afkomstig van de VVD (38,1 procent), linkse partijen (32,1 procent), en niet-kiezers (21,6 procent). Bijna alle overgestapte kiezers behoorden tot de antimigratievleugel van hun vorige partijen. Net als nu, was het ook toen modieus om het succes van de LPF te wijten aan het neoliberalisme van de Paarse kabinetten. Voor de stem op Fortuyn is dat al helemaal potsierlijk, omdat het economisch programma van zijn partij juist uitgesproken neoliberaal was (en zijn kiezers ook economisch rechtser dan die van de PVV). Niet voor niets was een van de eerste wapenfeiten van Fortuyns gemeentelijke partij Leefbaar Rotterdam het voor bodemprijzen overdragen van gemeentelijk grondbezit aan steenrijke vastgoedeigenaren.”

In werkelijkheid viel op de titel van ‘professor’ van Fortuijn veel af te dingen. De flamboyante man was alleen tijdelijk benoemd als bijzonder hoogleraar op de Albeda-leerstoel aan de Erasmus Universiteit, nadat hij daarvoor ambtelijk secretaris was van het door Albeda geleide polderinstituut over ambtenarenzaken. Ook toen Fortuyn geen bijzonder hoogleraar meer was aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam, bleef hij de titel ‘professor’ met veel genoegen – ten onrechte – gebruiken en sprak hij ook graag zo over zichzelf. Hij voelde zich (volstrekt ten onrechte overigens) als een miskent genie, met een enorm ego. Zijn charisma werkte overigens niet bij iedereen  zo werd er door mensen in zijn omgeving die niet vielen voor zijn Messias-gedrag gesproken over de ‘Wet van Pim’: Waar Pim komt, komt ruzie.

Frederiks concludeert: “Politieke verandering komt vaak niet doordat mensen overtuigd raken van nieuwe standpunten (‘goed verhaal van die Fortuyn, migranten zijn eigenlijk helemaal niet oké!’), maar doordat latente opvattingen worden geactiveerd (‘eindelijk iemand die de waarheid durft te zeggen over die buitenlanders!’). De doorbraak van Fortuyn, en Wilders na hem, heeft ervoor gezorgd dat antimigratiestandpunten nu mee worden genomen naar het stemhokje. Hierdoor zijn kiezers zich in toenemende mate gaan hersorteren op grond van hun migratiestandpunt. De linkse kiezer met antimigratiestandpunten is vrijwel verdwenen. Van het kwart van de kiezers met de sterkste voorkeur voor het terugzenden van asielzoekers, wisten linkse partijen bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1994 nog ongeveer 42 procent voor zich te winnen. Bij de verkiezingen van 2021 was daar nog maar 14 procent van over. De economische standpunten van links zijn nog steeds populair (niet voor niets noemde Mark Rutte Nederland ‘in de kern diep socialistisch’), maar ze zijn niet meer doorslaggevend in de stemkeuze. Voor met name praktisch opgeleide kiezers weegt de ideologische kloof met links op culturele thema’s zwaarder dan de overeenkomsten op economisch gebied. Uit voorlopige resultaten van de laatste verkiezingen van 2023 blijkt dat links alleen de stem van academisch geschoolden behield en opnieuw terrein verloor bij praktisch opgeleiden. De laatste keer dat linkse partijen zo weinig zetels behaalden, was bij de Tweede Kamerverkiezingen in 1925.”

Het is hard nodig dat we kritische, onafhankelijke (onderzoeks- en andere) journalistiek drastisch versterken. De media worden steeds meer gemonopoliseerd in kartels, die verbonden zijn met het grootkapitaal – zie de beslissing van de New York Times, in handen van Amazon oprichter Bezos om geen aanbeveling te geven aan een presidentskandidaat voor een krant die al heel lang de nominatie van de Democraten ondersteund was geen incident – en met extreemrechts (zie ook de massieve ondersteuning van de eigenaar van X, Musk, aan Trump). Deze kartelvorming en afhankelijkheid moeten we wettelijk afbreken en tevens is het hard nodig het internet en (a-)sociale media te reguleren en te voorzien van een publiek alternatief. Ook in Nederland is het medialandschap hard toe aan een grondige hervorming om de pluriformiteit, betrouwnaarheid en kritische capaciteit fors te herstellen.

Als je leeft op leugens, is kennis de vijand. De nieuwe vicepresident van de VS, Vance, sprak op 11 november de woorden: ‘The professors are the enemy.” De PVV en BBB stellen zich ook vijandig op tegen de wetenschap.

Het is óók de bestaanszekerheid

Naar mijn smaak is het veranderend medialandschap toch onvoldoende verklaring voor het aanboren van het racistisch potentieel bij de kiezers. De PVV doet het met name goed onder mensen met een praktische opleiding en de arbeidersklasse. Dit zijn kloven waar politicologen al bijzonder lange tijd naar wijzen als tekort van en probleem voor de democratie. Zie in Nederland bijvoorbeeld het werk van Mark Bovens en Anchrit Wille (Diplomademocratie; https://www.denederlandsegrondwet.nl/id/vkb8nqem2auu/staatscommissie_parlementair_stelsel) of Armèn Hakhverdian en Wouter Schakel (Nepparlement; https://www.wrr.nl/publicaties/rapporten/2023/11/30/grip). Of het rapport van de Staatscommissie parlementair stelsel (https://www.denederlandsegrondwet.nl/id/vkb8nqem2auu/staatscommissie_parlementair_stelsel; voelen niet alleen minder vertegenwoordigd maar zijn dat ook).

Ook de WRR wijst erop in haar recente rapport (https://www.wrr.nl/publicaties/rapporten/2023/11/30/grip) over het belang van reële omstandigheden, in het bijzonder grip op het leven, als voedingsbodem voor gevaarlijke opvattingen. “In dit rapport laten we zien dat onzekerheid en een gebrek aan grip voor veel mensen een realiteit zijn. Deze beperkt zich niet tot werk en inkomen maar doet zich ook voor op andere belangrijke gebieden van het leven, zoals gezondheid, wonen en de leefomgeving. Onzekerheden hebben bovendien de neiging zich te stapelen: onzekerheid op het ene terrein, bijvoorbeeld inkomen, leidt tot onzekerheid op een ander domein, bijvoorbeeld wonen. Hierdoor gaan mensen belangrijke levenskeuzes uitstellen, zoals een relatie aangaan, samenwonen of kinderen krijgen. Dergelijke stapelingen doen zich vooral voor bij jongeren, huishoudens met lage inkomens en de lage middeninkomens. Maar ook andere groepen worden geconfronteerd met onzekerheid. (…) Iemands gevoel van controle hangt ook samen met maatschappelijk onbehagen, met een algemeen en onbepaald gevoel dat het niet goed gaat met ‘de samenle­ving’. We vonden dat wie laag scoort op gevoel van controle in zijn eigen leven, ook eerder meent dat het slecht gaat met de samenleving als geheel – zélfs als rekening wordt gehouden met verschillen in onzekerheid.”

De WRR vervolgt: “Dat betekent natuurlijk niet dat we hiermee alle vormen van maatschappelijk onbehagen kunnen verklaren. Daarvoor is het verschijnsel te complex. Wel richt het de blik op een verklaring die nog weinig is onderzocht. Voor beleidsmakers ligt hier een belangrijke boodschap: maatschappelijke zorgen zijn soms verhulde persoonlijke zorgen. Gevoelens van maatschappelijk onbehagen zeggen niet alleen iets over hoe het gaat met de samenleving als geheel, maar soms ook iets over hoe het mensen vergaat in hun eigen leven. Minder grip in het persoonlijk leven is een van de bronnen van maatschappelijk onbehagen.

Minder grip hangt samen met meer vertekende beelden en overtuigingen. Gebrek aan gevoel van controle hangt ook samen met beelden en houdingen die niet per se bijdragen aan een gezonde en goed functionerende democratie. Zo hebben diverse onderzoeken laten zien dat een gevoel van gebrek aan persoon­lijke controle kan leiden tot een sterker denken in termen van ‘zij’ tegenover ‘wij’ en tot een grotere voorkeur voor ‘sterke leiders’. Ook kunnen mensen in reactie op een controlebedreiging meer macht toeschrijven aan vijanden of op zoek gaan naar zondebokken, en een sterkere voorkeur hebben voor eenvoudige interpretaties van de wereld, met duidelijke oorzaak-gevolgrelaties. Het is dan ook niet vreemd dat sommige studies een verband hebben gevonden tussen gebrek aan eigen controle en geloof in complotten. (…)

Dat leidt naar het volgende voorbeeld. Dat betreft een verzameling van fenome­nen waarover velen zich vandaag de dag zorgen maken: zaken als maatschap­pelijk onbehagen, wij-zij denken, polarisatie, zondebok-denken en geloof in complotten. Vanuit het perspectief van grip wordt duidelijk dat deze fenomenen niet alleen maar het gevolg zijn van de beelden en verhalen die rondgaan in de media en op internet. Voor een deel kunnen ze ook een reactie zijn op het erva­ren gebrek aan grip in het eigen leven. Onderzoek suggereert namelijk dat wie zich bedreigd voelt in de eigen persoonlijke controle, eerder geneigd is mee te gaan in zulke beelden en verhalen, om zo toch te kunnen blijven geloven in een overzichtelijke wereld en de mogelijkheid van controle.

Wat is hiervan de beleidsimplicatie? Het is zeker niet zo dat alle genoemde verschijnselen volledig herleid kunnen worden tot een gebrek aan grip in het eigen leven, maar het kan wel één van de factoren zijn. Wie deze fenomenen wil tegengaan, kan zich dus beter niet beperken tot een ‘beter uitleggen’ van ‘de feiten’. Het is óók van belang om te kijken in hoeverre dit soort gevoelens, beelden en verhalen samenhangen met machteloosheid in het eigen leven, en wat daaraan te doen valt.”

Dit ondersteund de gedachte dat zowel de stelling dat veel PVV-kiezers gemotiveerd werden door vreemdelingenhaat als de stelling dat hun kiezersgedrag tenminste ook voorkomt uit maatschappelijke omstandigheden, waaronder minder grip op het eigen leven, beiden waar zijn. Sjoerd de Jong schreef terecht in NRC (Column | Ook rechtse haat heeft een voedingsbodem – NRC): “In de Volkskrant wees Kustow Bessems erop dat die verheugde reactie – ‘ze zeggen het zelf!’ – het spiegelbeeld is van eerdere progressieve pogingen om bij islamitisch radicalisme juist te wijzen op de voedingsbodem ervan, op diepere achtergronden. Toen waren het radicaal-rechtse ophitsers die om het hardst riepen dat die sociologische complicaties misplaatst waren en we beter gewoon konden afgaan op wat jihadisten zelf over hun motieven zeiden. Waar is die linkse voedingsbodem nu opeens gebleven? Zulk ‘ze zeggen het zelf’-reductionisme lijkt me in beide gevallen een misverstand. Wat mensen over hun keuzes zeggen moet je serieus nemen maar staat bredere verklaringen helemaal niet in de weg. Het is niet of-of, maar en-en. Geen nood, je kunt Nederland gerust een racistisch land vinden en toch ‘achterliggende’ factoren zoeken. Zeker als het gaat om migratie, dat een soort containerbegrip is geworden voor allerhande onvrede. Onveiligheid op straat? Migratie. Woningtekort? Migratie. Sigrid Kaag? Migratie. Heimwee naar hoe het nooit geweest is? Migratie.” 

De Jong wees op een recent interview in Die Zeit van Thomas Piketty. Daarin gaat deze uitgebreid in op de achtergronden van het oprukkende rechts-populisme in Europa: ”Alles komt langs: de ontwrichtende effecten van globalisering en liberalisering, culturele ontheemding, marginalisering, de groeiende kloof tussen metropool en provincie, en zelfs – o jee – het gevoel niet gehoord te worden.” Kennelijk leest Piketty geen Nederlandse columns schrijft De Jong: “Piketty, die dus helaas geen Nederlandse columns leest, wijst er in dat interview gelukkig ook op dat autoritaire protestpartijen op den duur geen „politiek thuis” bieden. Je mag erop stemmen, maar dat is het dan wel. Dat geldt bij uitstek voor de PVV, waar alleen dat ene lid uit Venlo iets in te brengen heeft. Ja, want hij houdt zo van ons land. Op zó’n voedingsbodem groeit uiteindelijk niets, in elk geval niets wat democratisch is – of zelfs maar beschaafd.”

In het eerder geciteerde essay van Frederiks gaat deze uitvoerig in op het feit dat er ook geen economische voedingsbodem zou zijn voor de onvrede van PVV-stemmers. Kennelijk heeft hij ook het interview met Piketty niet gelezen. Frederiks: “Het is vloeken in de kerk, maar misschien is het ook niet helemaal verwonderlijk dat het moeilijker is geworden om economische thema’s bovenaan de agenda te krijgen. De werkloosheid staat inmiddels op het laagste niveau sinds begin jaren zeventig. En dat bestaanszekerheid als thema meer beklijft in 1985 – toen 22,4 procent van de Nederlanders onder de armoedegrens leefde – dan in 2023, toen nog maar 3,8 procent arm was, is misschien ook niet helemaal verwonderlijk. Nederland is in de afgelopen decennia een véél rijker land geworden. Het toegenomen gewicht dat wordt toegekend aan culturele thema’s is misschien dan ook niet zozeer het gevolg van economische malaise, als wel van economische voorspoed. Politiek econoom Benjamin Enke opperde in een recente paper een theorie van politieke verandering, waarin stemmen op je waarden een luxegoed is.  Eerst komt het vreten, dan volgen de vibes: hoe rijker mensen worden, hoe meer gewicht ze toekennen aan hun ‘waarden’ in plaats van hun materiële eigenbelang. Toegenomen welvaart veroorzaakt politieke klimaatverandering. Het materiële eigenbelang speelt nog steeds een rol in het stemgedrag: wanneer mensen armer zijn, neigen ze naar links, wanneer ze rijker worden naar rechts. Maar tegelijkertijd kunnen mensen met meer inkomen – en dat zijn dus steeds meer Nederlanders – het zich ‘veroorloven’ te stemmen op hun waarden in plaats van hun portemonnee.”

Frederiks concludeert vervolgens: “Zie het zo: de achterban van links bestond vroeger uit academisch geschoolden met kosmopolitische waarden én uit praktisch geschoolden met nativistische opvattingen. De academische kosmopolieten stemden links, omdat ze rijk genoeg waren om op hun waarden te stemmen (maar weer niet zo rijk dat ze economisch rechts werden). En de praktisch geschoolden waren te arm om op hun nativistische waarden te stemmen, en stemden dan ook – bij gratie van hun economische klasse – links. Maar naarmate Nederland welvarender werd, ontstond bij praktisch opgeleiden de wens om te stemmen op een partij die hun culturele voorkeuren deelt (lees: anti-immigratievibes), en bij academisch geschoolden de hang naar steeds verfijndere postmateriële behoeftebevrediging (bijvoorbeeld: ‘pro-Europa!’ en ‘meer natuur!’). 

Aangezien de entreebarrières zijn afgenomen, zijn er steeds meer politiek ondernemers die de electorale markt betreden om in de politieke vraag te voorzien. U wilt milieu? GroenLinks. Dierenrechten? Partij voor de Dieren. Minder discriminatie? BIJ1. Europa? D66. Meer Europa? Volt. Een onverdund antimigratiegeluid? PVV. Met een vleugje complot en een bruin sausje? Forum voor Democratie. Zonder complot, maar mét belastingverlaging? JA21. Mét complot en mét belastingverlaging? BVNL. In het verleden konden de grote middenpartijen polariserende onderwerpen zoals migratie smoren in achterkamertjes. Maar inmiddels wemelt het van de politieke partijen die een gevestigd belang hebben bij de politisering van de culturele as. De PVV wil nativistische kiezers mobiliseren door elk onderwerp te verbinden aan migratie. D66 en GroenLinks activeren kosmopolitische kiezers door zulke abjecte meningen ‘niet onweersproken te laten’ en te hameren op de naderende klimaatkladderadatsch.”

De bewijsvoering van Frederiks voor de stelling dat er in ons land zodanig sprake is van toegenomen welvaart dat dit ruimte biedt voor culturele kloven zoals migratie is echter nogal mager, om het mild te zeggen. Frederiks volstaat met te wijzen op de lage werkloosheid en een substantiële daling van het aandeel huishoudens dat onder de armoedegrens valt (daarbij hanteert hij het voor koopkracht gecorrigeerde bijstandsniveau van 1979, niet de huidige door SCP of CPB gehanteerde armoedegrenzen). Een onzeker bestaan kan je echter niet afmeten aan deze cijfers. Het is selectief winkelen waarbij je een enorme bewijslast van sociaaleconomische problemen van lagere én middeninkomens terzijde schuift. Er is een enorme woningnood, met stijgende en onvolledige cijfers over dakloosheid. Een miljoen huishoudens heeft problematische of risicovolle schulden. Ruim 40% van de werkenden hebben geen vast, normaal arbeidscontract, meer dan waar ook in Europa. De bestaansonzekerheid van grote groepen huishoudens is enorm.

Woke als beeld van bedreigde samenleving

De fascisten en extreemrechts hebben ook aan ‘woke’ de oorlog verklaart – en links werd er van beschuldigd dat de strijd tegen armoede ingeruild zou zijn voor de strijd voor ‘woke’.

Woke (Afro-Amerikaans-Engelse variant van woken; wakker geworden) is een term die verwijst naar het bewust zijn van racismeproblematiek en sociaal onrecht jegens minderheden in de samenleving.

Is er eigenlijk nog wel iemand die zichzelf woke noemt? Het woord zoemt rond, maar altijd als beschuldiging. Wie ertegen ten strijde trekt, krijgt aandacht. Het is heerlijk scoren met voorbeelden van doorgeslagen progressiviteit, het ene nog dwazer dan het andere.

Begin mei 2023 ging NRC-redacteur Bas Heijne met de Amerikaans-Duitse filosoof Susan Neiman in het Rotterdamse debatcentrum Arminius in debat over haar boek Links is niet woke. “Neiman beschouwt zichzelf als links, socialist zelfs. Haar pamflet is een oproep aan links zich af te keren van zelfbetrokken identiteitspolitiek – tribalisme, zoals zij het noemt. Zijzelf beroept zich op het universalisme. Mensen moeten zich niet enkel gaan zien in het licht van kenmerken die ze toevallig hebben meegekregen, geslacht, geaardheid, kleur. En ook niet alleen betekenis vinden in hun slachtofferschap. Dat de werkelijkheid vaak achterblijft bij die verheven idealen van gelijkheid en solidariteit, mag geen reden zijn om ze daarom maar op de vuilnishoop van geschiedenis te gooien.

Integendeel. Niet opgeven, luidt haar boodschap. Niet terugvallen in identiteitspolitiek. Gewoon nóg feller opkomen voor de idealen van de Verlichting!

Het essay van Neiman raakt een snaar, het wordt in Nederland goed verkocht. Heijne is minder enthousiast. Waar de Verlichting voor staat, dat kan Neiman uitleggen als geen ander. Dat heeft ze dan ook al vaak gedaan. Terecht hekelt ze het luie oordelen over grote figuren uit het verleden, zoals Abraham Lincoln, met de morele maatstaven van nu. Het gaat er niet om dat zij nog niet zover waren als wij, het gaat erom dat ze ons verder hebben gebracht.

Maar waar dat woke nou precies vandaan komt, daar verdiept ze zich nauwelijks in. Het blijft een schimmige tegenstander. Wie haar boek leest krijgt de indruk dat men op de universiteiten gewoon de verkeerde denkers heeft gelezen, op een dwaalspoor is gebracht door Michel Foucault en de nazi-aanhanger Carl Schmitt. Zij zijn het die het universalisme als een vorm van hypocrisie ontmaskerden, en in ieder streven naar rechtvaardigheid een verborgen machtsmotief ontdekten.

Er zit iets van teleurstelling in Neimans kritiek op misleide jongeren die ze vaagjes met „woke” aanduidt – waarom hebben ze haar klassiek linkse wereldbeeld verraden, waarbij iedereen voor iedereen geacht werd op te komen? Waarom houden ze zich bezig met identiteitsdingetjes en haarkloverijen over het juiste taalgebruik, ophef over culturele toe-eigening, terwijl er zo veel grotere problemen zijn? Neiman geeft er geen antwoord op, in ons gesprek kwam ze vooral met de overbekende voorbeelden van zelotengedrag op de universiteit en in de culturele sector. Ook hekelde ze de blinde meegaandheid van de gevestigde instituties, die niet aan de verkeerde kant van de geschiedenis willen staan en daarom „diversiteit” nog als enig criterium hebben. Ja hoor, absurde voorbeelden genoeg. Maar is dat de kern van wat er gaande is?” (https://www.nrc.nl/nieuws/2023/05/05/ja-absurde-voorbeelden-van-woke-genoeg-maar-is-dat-de-kern-van-wat-er-gaande-is-a4163862?t=1723918531).

Heijne heeft eerder betoogd dat wat tegenwoordig ‘woke’ wordt genoemd, “in wezen gewoon een voortzetting is van de grote emancipatiebewegingen van de vorige eeuw. Dat was de eeuw waarin Susan Neiman opgroeide. Er werd gestreden voor reële doelen, voor rechten, voor gelijkheid voor de wet, gelijke betaling, betere arbeidsomstandigheden, openstelling van het huwelijk voor iedereen. In onze eeuw ontstond een gevoel van deceptie. Wettelijk was enorme vooruitgang geboekt, maar in werkelijkheid waren veel beloften nog niet ingelost. Daarbij heb je niet alleen wetten en regels nodig, maar ook gedragsverandering, bewustwording, andere manieren van kijken. Het ging nu, kortom, niet langer om concrete doelen, maar om mentaliteiten, structuren, de manier waarop er gekeken en gehandeld wordt, hoe je gezien wordt of juist helemaal niet gezien wordt. Dat besef is diep in de samenleving doorgedrongen, de bewegingen Black Lives Matter en #MeToo gaan juist hierover. Dat er vooruitgang is geboekt, moest ook Neiman toegeven.

Dat bijvoorbeeld „taal ertoe doet” in de omgang tussen mensen, en dat je dus op je woorden moet letten. Dat is niet exclusief een progressieve obsessie. Kijk naar wat er in het verkiezingsprogramma van de BBB staat: „We praten niet meer over hoogopgeleiden of laagopgeleiden. We praten alleen nog over theoretisch opgeleiden en praktisch opgeleiden.” Dit is gewoon heel erg woke, Caroline.

Een belangrijk aspect dat door Neiman volledig over het hoofd gezien wordt in haar oproep tot universalisme: individualisering. Het ‘ik’ is de afgelopen decennia veel belangrijker geworden – en daarmee ook identiteit. Dat primaat van het ‘ik’ is door de haar zo innig gekoesterde Verlichting in gang gezet. Voor een zaal vraag ik de aanwezigen tegenwoordig weleens wie van hen zich vrijer voelt dan zijn ouders of grootouders. Er gaat altijd een ruime meerderheid aan handen omhoog. Wie kan dat niet als een zegen zien?

Maar als het ‘ik’ steeds belangrijker wordt, verandert de relatie tussen jou en de maatschappij. De wereld wordt steeds subjectiever bekeken. Dat is wat er aan de hand is. Hoe de samenleving zich tegenover jou gedraagt, wordt maatgevend. Kleur en geaardheid zijn weliswaar, zoals Neiman beweert, volkomen toevallig, maar wanneer een samenleving wel degelijk onderscheid maakt op juist die kenmerken, is het wel heel gemakkelijk om ze als betekenisloos af te doen. Wat je persoonlijk aangaat, gaat ook de wereld aan – en andersom.

Daarom is het ook nogal zelfgenoegzaam het contact dat een individu zoekt met mensen die aspecten van zijn leefwereld en gevoelsleven delen af te doen als tribalisme. Bovendien is die neiging niet specifiek voor minderheden, ze is algemeen. Ook „boeren” zijn een identitaire magneet. We zijn allemaal tribaal geworden.

Je kunt het verpersoonlijken van alles vreselijk vinden, betreuren omdat grote structurele kwesties uit zicht verdwijnen, maar het is gewoon een uitloper van ons individualisme. Het is ook de steen waarover iedere oproep tot nieuwe gemeenschap en solidariteit struikelt. Als je wilt genezen, moet je eerst de kwaal begrijpen.

Neiman wil iets terugdraaien wat niet terug te draaien is. Haar oproep klinkt bevlogen, Heijne zet er zo zijn handtekening onder, maar door dat vage woke als tegenstander te kiezen, maakt ze het haar medestanders wel heel gemakkelijk. Het zijn weer de anderen die verdwaald zijn, niet jijzelf. Het zijn anderen die moeten veranderen, niet jijzelf.

In de VS werd een peiling gepubliceerd waarin Republikeinen mochten aangeven wat ze van hun volgende presidentskandidaat verwachten. 85 procent verlangt van hun kandidaat dat hij afrekent met „woke ideas”.”

Van een linkse partij mag een principieel andere keuze verwacht worden. Wij moeten afrekenen met degenen die ‘woke’ als grootste bedreiging zien, en juist staan voor de verbinding tussen sociaaleconomische en sociaalculturele emancipatie en rechtvaardigheid.

Versterking en bescherming van de democratische rechtsstaat.

 

  1. We bestrijden actief het hedendaags fascisme. De wetgeving tegen fascistische, racistische, discriminatoire en antisemitische uitlatingen wordt verscherpt en de handhaving versterkt. Ook in de politieke arena’s zijn die uitlatingen niet toelaatbaar. Het parlement stelt een eigen onafhankelijke waakhond daarvoor in, die openbaar rapporteert. Er behoort geen tolerantie te zijn tegen antitolerantie.

 

  1. We verbieden de (neo-)fascistische politieke partijen en media die deze praktijken tot hun handelsmerk maken en stellen bij wet regels aan de interne democratie, transparantie over financiën en respect in woord en gedrag voor de democratische rechtsstaat en de universele mensenrechten. In een Wet op de Politieke Partijen worden hiervoor strikte normen gesteld, evenals in de Mediawet. Dit leidt ertoe dat partijen als FvD en PVV en een omroep als ON niet meer op de huidige manier kunnen blijven bestaan.

 

  1. Daarenboven verscherpen we de regels voor bestuurlijke integriteit in de politiek, de handhaving én de sancties bij overtreding daarvan, ook in de lokale en provinciale politiek.

 

  1. We maken veel meer werk van strijd tegen discriminatie (incl. racisme, homofobie, islamofobie en antisemitisme, achterstelling van mensen met een beperking), huishoudelijk geweld, besnijdenis van vrouwen, gedwongen huwelijken, kindhuwelijken, eerwraak, mensenhandel, femicide (vrouwenmoord) en seksuele intimidatie, waaronder intimidatie op straat. Daartoe investeren we in onderwijs en bewustwordingscampagnes, voeren we een strak handhavingsbeleid in scholen, sport, sociale media en de openbare fysieke ruimte. Ontgroeningen worden verboden, evenals ‘therapieën’ tegen homoseksualiteit. Godsdienst, afkomst, gender, seksuele geaardheid en gedrag, etc. mag nooit een reden zijn om leerlingen of leraren niet toe te laten/aan te nemen, uit te sluiten, te schorsen, uitschrijven of ontslaan. Integendeel, scholen hebben een expliciete opdracht discriminatie in welke vorm dan ooit tegen te gaan. We investeren ook in meer en betere opsporing, gemakkelijke melding en aangifte en slachtofferhulp. We straffen snel en effectief. Ook bij discriminatie en aanzetten tot haat op internet en bij voetbalwedstrijden en andere evenementen.

 

  1. En we investeren fors in het ontmoeten en de dialoog tussen verschillende groepen in onze samenleving, om vooroordelen te voorkomen, mensen weer als mensen te zien in plaats van alleen behorend tot een bepaalde groep, elkaar en elkaars pijn beter te begrijpen, en elkaar aan te spreken bij grensoverschrijdend gedrag en bejegening tussen deelgroepen in onze samenleving. Daarvoor komt er een nationaal programma en gemeenten, scholen, sportorganisaties en de publieke media krijgen de opdracht om daar een betekenisvol programma voor te maken met rijksfinanciering. Alle vormen van discriminatie en normoverschrijdend gedrag komen daarbij aan de orde. In het geschiedenis- en burgerschapsonderwijs wordt speciaal aandacht hieraan gegeven, ook om te leren van ons verleden hierover.

 

  1. De vrijheid van godsdienst, meningsuiting en vereniging worden (grond)wettelijk beperkt door het verbod op discriminatie, het recht op menselijke integriteit en het verbod tot oproepen tot geweld.

 

  1. Institutionele vormen van discriminatie worden met wortel en tak uitgeroeid. Algoritmes moeten daartoe transparant zijn en mensen in publieke dienst, waaronder de politie, worden op staande voet ontslagen bij discriminerende uitlatingen of gedragingen.

 

  1. Een hoofdoek mag geen reden meer zijn om mensen uit te sluiten van beroepen, ook niet bij de politie – het VK bewijst dat dit prima kan zonder de neutraliteit van de politie te schaden. Anderzijds moet drang en dwang voor het dragen van kleding sterk worden bestreden – we dragen dit sterk uit, ook op scholen, en bieden laagdrempelige en veilige hulp aan slachtoffers. Het uitoefenen van die drang of dwang wordt strafbaar. Hoe je je kleedt, bepaal je alleen zelf.

 

  1. Etnisch profileren wordt hard bestreden.

 

  1. Ieder bedrijf en organisatie moet verplicht vertrouwenspersonen aanstellen.

 

  1. We bestrijden actief bemoeienis van landen van herkomst met migranten en mensen van buitenlandse afkomst in ons land (zoals nu vooral uit Turkije, Marokko, Rusland, Eritrea), inclusief bemoeienis (waaronder financiering van) met religieuze instellingen en organisaties alhier.

 

  1. We bestrijden actief de intimidatie van andersdenkenden, het giftig seksisme en racisme op social en andere media en in de openbare ruimte, en maken dat strafbaar – óók in de politieke arena. Social media bedrijven worden aansprakelijk voor de uitingen op hun platforms.

 

  1. We zijn verbonden in diversiteit, lerend van onze geschiedenis, actief tegen iedere discriminatie. We maken ruimhartig excuses voor misstanden uit het verleden zoals de politionele acties in Indonesië, de behandeling van de Zuid-Molukkers daarna in Nederland en de slavernij. Bij de eerste twee horen een ruimhartige financiële tegemoetkoming aan slachtoffers en hun nabestaanden, net als die van Srebrenica. We investeren extra in de bestrijding van hedendaagse slavernij en in aandacht voor de verschrikkingen van slavernij, racisme, fascisme, de Holocaust en andere genocides in het onderwijs. We richten een apart Slavernijmuseum op, net als een Mondiaal Geschiedenismuseum. In het onderwijs wordt ook aandacht gegeven aan mondiale geschiedenis (met daarbinnen aandacht voor de Europese en nationale geschiedenis). We investeren extra in kennis en bewustzijn van de verschrikkingen van de Holocaust, fascisme en de slavernij bij alle burgers, inclusief nieuwkomers.

 

  1. Keti Koti, de Surinaamse viering van de bevrijding van de slavernij op 1 juli, wordt net als 1 mei, Dag van de Arbeid, en 5 mei, Bevrijdingsdag, een Nationale feestdag met betaald verlof.

 

  1. We versterken het recht op demonstratie door wettelijk veel zwaardere eisen te stellen aan een verbod of inperkingen. Deze mogen alleen maar ingesteld worden in geval van een reëel risico voor ernstige verstoring van de openbare orde, voor bedreiging van onze democratische rechtsstaat en voor onze nationale veiligheid of die van personen of organisaties en bedrijven. Verkeersoverlast is dus geen grond voor beperkingen of een verbod. Geweld, bedreiging en vernieling blijft verboden, maar kan alleen achteraf geconstateerd worden. Er wordt geen legitimatieplicht gehandhaafd in demonstraties, tenzij er een redelijk vermoeden is dat er strafbare feiten zijn gepleegd. Er komt ook geen algemeen verbod op het dragen van kleding die beoogd legitimatie te voorkomen. In beginsel moeten demonstraties worden toegestaan en goed gefaciliteerd worden. Het verwijderen van vreedzame demonstranten moet verplicht vreedzaam gebeuren, en kan alleen plaatsvinden als er een groot maatschappelijk belang of een groot belang van derden mee gemoeid is. Dat wordt door de onafhankelijke rechter getoetst. We zorgen dat er een eind komt aan de ongelijke behandeling van demonstranten, zoals nu waar klimaatdemonstranten, natuurbeschermers, maar ook bijvoorbeeld Black Lives Matter, veel zwaarder aangepakt worden dan bijv. demonstrerende boeren. Het is een groot probleem dat te grote delen van de politie en justitie nu het demonstratierecht selectief teveel beperkt en lijkt te sympathiseren met autoritaire, rechtsextremistische en/of ‘autonome’ groeperingen. We gaan dat actief opsporen en vervolgen. Elders versterken we ook het stakingsrecht.

 

  1. Het bedreigen en aanvallen van politici, journalisten en hulpdiensten wordt zwaar bestraft. Demonstraties en protesten bij deze mensen thuis worden verboden, evenals hen hinderen bij hun werk. Het gebruik van zwaar materieel bij demonstraties, zoals tractoren en vrachtwagens, wordt verboden en met directe inbeslagname gehandhaafd. Het lastigvallen van bezoekers en cliënten bij abortusklinieken wordt ook verboden. Abortus wordt geschrapt uit het Wetboek voor Strafrecht.

 

  1. We versterken de rechten van homoparen en lhbti-ers. We maken een goede regeling voor meerouderschap. We maken het veranderen van geslacht eenvoudiger.

 

  1. Institutionele vormen van discriminatie worden met wortel en tak uitgeroeid. Algoritmes moeten daartoe transparant zijn, we screenen alle algoritmes bij de overheid, de publieke sector en bij bedrijven op het verbod tot feitelijke discriminatie. Uitvoering van algoritmes bij de overheid mag niet uitbesteed worden met als doel openbaarheid en controle te voorkomen.

 

  1. We versterken de publieke controle door extra middelen voor onafhankelijke, journalistiek, met als speerpunten voor versterking de lokale, regionale en Europese politiek en onderzoeksjournalistiek. De publieke omroep wordt versterkt met meer digitale mogelijkheden. Reclame op de publieke omroep wordt vervangen door extra bekostiging. De overheid moet scherp gehouden worden door kritische journalistiek. Niet alleen landelijk, maar ook lokaal. We stellen meer subsidies beschikbaar voor (onderzoeks-)journalistiek, we introduceren een beschikbaarheidsbijdrage voor regionale nieuwsvoorzieningen en we verlagen de btw op kranten.

Staatsrechtelijke hervormingen

  1. We voeren geen referendum in, ook niet correctief of adviserend, behalve op lokaal niveau voor kwesties die alleen dat lokale niveau betreffen. Daarvoor komen hoge drempels: de aanvraag voor zo’n lokaal referendum moet gesteund worden door tenminste 40% van kiesgerechtigde inwoners, en de uitslag is pas geldig bij een deelname van tenminste 50% van de stemgerechtigden. Directe democratie verdraagt zich slecht met vertegenwoordigende democratie. Ze dreigt gauw te ontaarden in een dictatuur van de meerderheid, waarbij de belangen en argumenten van de minderheid er niet toe doen. Directe democratie is zeer gevoelig gebleken voor eenzijdige informatie en opinievorming. Zie de ervaringen met recente referenda over het associatieverdrag tussen de EU en Oekraïne en over de Europese Grondwet. Vertegenwoordigende democratie met evenredige vertegenwoordiging, een lage kiesdrempel en bescherming van rechten van politieke minderheden geeft meer kans op een betere weging van het publieke belang.

 

  1. Wel voeren we een uitgebreider burgerinitiatiefregeling in. En we faciliteren via loting samengestelde burgerraden op lokaal niveau. Deze krijgen een adviesrecht aan gemeenteraden. Burgerparticipatie bij totstandkoming van beleid wordt verder bevorderd. Daarvoor komt een speciaal ondersteunings- en innovatieprogramma en -budget.

 

  1. We versterken de representatieve, gekozen democratie met:
  • meer geld voor onderzoek en ondersteuning van volksvertegenwoordigers in ieder gekozen orgaan.
  • een veel betere vergoeding van hun werkzaamheden op lokaal en provinciaal niveau.
  • versterking van de positie van politieke partijen, met wettelijke eisen aan democratische organisatie en financiële transparantie. Private financiering van politieke partijen mag slechts zeer beperkt en moet volledig transparant plaatsvinden. Dat moet ook voor lokale partijen gelden. Partijen moeten leden hebben, die ook volledige zeggenschap hebben conform de regels voor een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid.

 

  1. De Tweede Kamer gaat in het bijzonder meer tijd besteden aan wetgevingsoverleg, teneinde de kwaliteit van wetgeving te verbeteren, en aan de verantwoording van de uitvoering. Grote wetgevingsprojecten krijgen rapporteurs en aparte wetgevingsoverleggen, verplicht in het Reglement van Orde. Over de uitvoering komen er tenminste per departement en bij grote, nieuwe projecten verplicht aparte uitvoeringsoverleggen, met onderzoek en hoorzittingen van cliënten en uitvoerders, en rapporteurs. En we voeren ook een adviesplicht en uitvoeringstoetsplicht in bij de (implementatie van) Europese richtlijnen, evenals rapporteurs in het parlementair proces.

 

  1. We maken een einde aan de praktijk dat (delen van) door het parlement aanvaarde wetgeving geheel niet worden ingevoerd, door invoering van een uiterste termijn waarbinnen aangenomen wetgeving moet worden ingevoerd, met een periodieke meldingsplicht van nog niet ingevoerde regelingen aan het parlement.

 

  1. Te vaak wordt nu begrotingsgeld uitgegeven terwijl er (nog) geen parlementaire goedkeuring en een wettelijke basis voor is. Dat wordt verboden en zelfs strafbaar gesteld.

 

  1. De belangen van de minderheid in het parlement behoeven speciale aandacht van de Kamervoorzitter. Een derde van de Kamer kan de voorzitter overrulen.

 

  1. Er komt geen verzwaring van de kiesdrempel. Dat beperkt teveel een goede representatie. Er komt ook geen ander kiesstelsel. De evenredige vertegenwoordiging moet behouden blijven en binnen het bestaande kiesstelsel zijn er voldoende mogelijkheden voor regionale en andere diversiteit.

 

  1. Er komt een scherp lobbyregister. Het nevenwerkzaamheden en neveninkomstenregister wordt veel sterker gehandhaafd, met boetes en bekendmaking bij overtredingen. We verscherpen het lobbyverbod voor oud-politici en maken overtredingen daarvan strafbaar.

 

  1. De informatiepositie van volksvertegenwoordigers wordt versterkt, ambtelijke notities en verslagen mogen niet meer worden achtergehouden. De Rutte-doctrine wordt ingetrokken. Ambtenaren – ook van uitvoeringsorganisaties moeten rechtstreeks door Kamerleden benaderd en gehoord kunnen worden. Bij niet tijdig leveren van door het parlement gevraagde informatie door het parlement, krijgt het parlement bij beslissing van tenminste een derde van de leden van de betreffende Kamer het recht om de informatie in te laten vorderen door justitie.

 

  1. De voorzitters van de Tweede en Eerste Kamer treden op tegen seksuele en andere intimidatie in de Tweede Kamer, ook ten aanzien van personeel in de fracties. De positie van klagers wordt versterkt. De initiatiefwet voor verplichte vertrouwenspersonen van GL en PvdA moet ook gaan werken voor fracties in het parlement en de beide Kamers.

 

  1. We voeren Grondwettelijke toetsing van wetten in, inclusief de sociale grondrechten. Dat vraagt nadere precisering van deze sociale grondrechten in de Grondwet. De gewone rechtbank, en in laatste instantie, de Hoge Raad, wordt bevoegd tot constitutionele toetsing. Er komt geen apart hof daarvoor.

 

  1. We schrappen de aparte bestuursrechters en brengen dit onder bij de gewone rechter, met in laatste instantie de Hoge Raad als hoogste rechter, zoals dat nu ook al geldt bij fiscale zaken. Dat vergroot enorm de rechtsbescherming van de burger tegenover de overheid. De gewone rechter toetst ook het overheidshandelen inhoudelijk op de toe te passen rechtsbeginselen – geen omgekeerde bewijslast meer, zoals nu de praktijk is in het procesrecht bij het aparte bestuursrecht.

 

  1. We maken het niet moeilijker voor burgers om wetten te toetsen door representativiteitseisen te stellen aan hun organisaties. We gaan nog een stap verder: we willen de eis van representativiteit helemaal wettelijk uitsluiten.

 

  1. Om de Bermudadriehoek van onaantastbaarheid voor strafrechtelijke vervolging van overheden, hun bestuurders en ambtenaren af te schaffen, gaan we naast het invoeren van een toetsingsmogelijkheid van wetten aan de Grondwet, ook de procedure voor ambtsmisdrijven effectief maken en de zgn. Pikmeerarresten, op grond waarvan overheden niet vervolgd kunnen worden, gaan we via een wetswijziging gedeeltelijk ongedaan maken. Pas het forceren van een rechterlijke beslissing dat het Openbaar Ministerie moet onderzoeken of de NAM strafrechtelijk kan worden vervolgd bleek een echte gamechanger in het gasschandaal. In het Groningse gasgebouw gaat het om private gasbedrijven, weliswaar met stilzwijgende instemming van een afstandelijke overheid. In het kinderopvangtoeslagschandaal heeft de regering jarenlang tenminste 13 wetten overtreden. Daar is helemaal niemand voor vervolgd. Sommige mensen die het slachtoffer waren in het kinderopvangtoeslagschandaal, dat mede kon ontstaan door die langjarige overtreding van wetten, zijn wél veroordeeld. Het is de onrechtvaardigheid ten top, die enorm het cynisme en het wantrouwen tegen de overheid en de politiek voedt.

 

  1. Kabinetsleden moeten voor hun benoeming ondervraagd gaan worden door de gezamenlijke Staten-Generaal op onder meer deskundigheid en integriteit. Zij behoeven ieder individueel een vertrouwensmeerderheid in de gezamenlijke Staten-Generaal.

 

  1. De Eerste Kamer blijft bestaan, maar krijgt een terugzendrecht. De Eerste Kamer wordt in de toekomst iedere twee jaar voor de helft opnieuw gekozen door de leden van de Provinciale Staten. Daarmee worden regeringen gedwongen altijd een actuele, ruime meerderheid te vinden in het parlement. De Eerste Kamer is daarbij een politiek orgaan, dat zelf bepaalt hoe men besluit. Er is dus geen beperking tot de kwaliteit van wetgeving en uitvoerbaarheid. Wel kan de dialoog tussen regering en beide Kamers, en de wisselwerking daarbij tussen de Kamers, een kwaliteitsverhogende en draagvlak verbredende effect bevorderen.

 

  1. Gemeenteraden en Provinciale Staten kunnen tussentijds door hen zelf of hun bestuur ontbonden worden voor tussentijdse verkiezingen. We voegen de taken en bevoegdheden van de waterschappen bij de provincies. Waterschappen zijn een vreemd element van functioneel bestuur, waardoor integrale beleidsafweging bemoeilijkt wordt, en nog steeds ondemocratisch, door de zgn. geborgde zetels voor onder meer boeren. De goede uitvoering van de taken die nu bij de waterschappen liggen wordt gebord door dit dwingend op te nemen in de Provinciewet en daar een periodieke nationale toetsing op te laten plaatsvinden, met aanwijzingsbevoegdheden van het Rijk.

 

  1. De aparte waterschapsbelasting wordt daarbij afgeschaft. Zeker nu de tarieven sterk moeten stijgen worden die voor veel huishoudens een (te) zware last, waarbij vaak ook onvoldoende naar draagkracht wordt geheven en kwijtschelding te vaak niet mogelijk is voor de allerlaagste inkomens. Dit ondermijnt een eerlijke inkomens-en lastenverdeling. De waterschapstaken worden in het vervolg wettelijk via de provincies gefinancierd uit de totale Rijksbelastingen, ook die op kapitaal. Daarbij wordt wettelijk een toereikende financiering geborgd, met een aparte, geoormerkte financieringsstroom.

 

  1. De bestuurskracht van kleine gemeenten wordt versterkt met meer geld en met het kunnen aantrekken van hoog genoeg geschoold personeel. Gemeentelijke fusies zijn veel te ver doorgeschoten – efficiency en bestuurskracht wogen zwaarder dan verbondenheid en gevoelde representatie. Initiatieven van onderop voor verkleining van gemeenten moeten we in beginsel gaan steunen, met betere facilitering.

 

  1. Gemeenschappelijke regelingen tussen lagere overheden worden voorzien van een verplichte dualistische structuur zoals in gemeenteraden. De bestuurders en volksvertegenwoordigers in de organen van een gemeenschappelijke regeling worden gekozen door en uit de bestuursorganen die zij vertegenwoordigen.

 

  1. De burgemeester en de Commissaris van de Koning gaan openbaar gekozen worden door de gemeenteraad respectievelijk Provinciale Staten. De kabinets(in)formateur wordt door de Tweede Kamer benoemd en ontslagen.

 

  1. De staatsrechtelijke rol van de Koning wordt ook in formele zin beperkt tot representatieve en extern vertegenwoordigende functies. De Grondwet wordt ontdaan van de suggestie dat wetten bij de gratie van een God verkondigd worden. Leden van Koninklijk Huis betalen gewoon belasting en hun inkomen wordt gebracht onder de maximum norm voor topbeloningen in de publieke sector. Van staatsvoorzieningen kan geen gebruik gemaakt worden voor privédoeleinden en paleizen en landgoederen zijn publiek bezit en worden zoveel mogelijk ook voor publiek toegankelijk (en niet beperkt voor privé jacht of wildbeheer). Dat is gewoon normaal en fatsoenlijk. De huidige regelingen zijn bizar onrechtvaardig en suggereert meer macht dan er feitelijk is en/of geoorloofd is bij een erfelijk ambt. Op termijn streven we naar afschaffing van de monarchie, bijv. bij het einde van de ambtstermijn van de huidige Koning.

 

  1. We zetten in op verdere democratisering van de Europese Unie:
  • Er komt een aparte Europese Senaat met leden gekozen door en uit de leden van de nationale parlementen van de lidstaten. Deze zetelt in Straatsburg.
  • Het Europees Parlement wordt dan niet langer meer gekozen per lidstaat, maar op Europese lijsten van Europese partijen, en zetelt alleen in Brussel.
  • Het Europees Parlement kiest de voorzitter van de Europese Commissie, en moet akkoord gaan met de benoeming van de andere leden ervan, waarin niet langer iedere lidstaat vertegenwoordigd is.
  • De voorzitter van de Europese Raad van ministers moet met instemming van de Europese Senaat gekozen worden.
  • Het vetorecht wordt drastisch beperkt, meerderheidsbesluitvorming wordt de norm.
  • De bevoegdheden van Europees Parlement worden uitgebreid.
  • De controle op rechtmatigheid en doelmatigheid van de uitvoering wordt versterkt met meer bevoegdheden van de Europese Rekenkamer.
  • De rechtspositie van de Europarlementariërs wordt gelijk ongeacht de lidstaat waar zij vandaan komen en substantieel versoberd.
  • Lidstaten die zich niet houden aan de handhaving van mensenrechten en/of de waarden en principes van de democratische rechtsstaat (zoals onafhankelijke rechtspraak en pers, vrijheid van vergadering, meningsuiting en demonstratie, onafhankelijke wetenschap) worden gekort op hun subsidies en, als dat niet helpt, hun stemrecht en vervolgens hun lidmaatschap ontnomen. Dat kunnen zij niet zelf vetoën.

Een menselijke, goede en deugdelijke overheid

  1. We bevorderen de beginselen van goed en deugdelijk bestuur. In 2009 heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninklijkheidsrelaties (BZK) de beginselen van goed en deugdelijk bestuur vastgesteld: openheid en integriteit, participatie, behoorlijke contacten met burgers, doelgericht en doelmatig, legitimiteit, zelfreinigend en lerend vermogen, verantwoording, menselijke maat en proportionaliteit. In de praktijk blijkt dat bestuurders en ambtenaren die nauwelijks of niet toepassen in de dagelijkse praktijk. Het resultaat is een afnemend vertrouwen in de overheid. We zorgen voor een betere uitwerking, verankering en handhaving van deze beginselen overal in het openbaar bestuur, waarbij we leren van de recente ervaringen met en onderzoeken naar onder meer het toeslagenschandaal, fraudebeleid en dienstverlening, en het gasschandaal in Groningen en Drenthe.

 

  1. Iedere regeling krijgt via de Algemene Bestuurswet automatisch, ook zonder expliciet beroep daarop, een hardheidsclausule, en de beslissende overheidsorganisatie moet altijd afwegen of een individuele beslissing niet onredelijk hard uitwerkt.

 

  1. Voor het terugbrengen van onrecht komt op korte termijn een eenvoudige wet tot stand, waarin de gezamenlijke uitvoeringsinstellingen van de overheden een gemeenschappelijke functie instellen, de Kompaan, die de bevoegdheid krijgt om in meervoudige problematiek een definitieve eindbeslissing te nemen in de vorm van een vaststellingsovereenkomst op verzoek van een burger. De Kompaan maakt deel uit van de overheid, maar staat dus ook naast de burger. Deze wet bevat heldere criteria voor de ontvankelijkheid van het verzoek van een burger op het terrein van complexiteit, ernst en urgentie.

 

  1. Uitgangspunt van beleid wordt om voortaan geen gedetailleerde wettelijke regelingen meer te maken voor vraagstukken die niet goed zijn te vangen in rekenregels, maar daar maatwerk gunnen aan competente beslissers. We gaan voortaan iedere regeling beschouwen als onderdeel van het stelsel, dus nooit meer uitsluitend op zichzelf. De rechten en daardoor ontstane aanspraken van burgers mogen nooit meer afhankelijk zijn van factoren waarop burger geen invloed kan uitoefenen. Sanctie-instrumentarium moeten voldoen aan proportionaliteitseisen. Overheden moeten zich gedragen als fatsoenlijke dienstverleners. Er komt een totaalprogramma voor vereenvoudigen van stelsels, zodat de complexiteit afneemt. Daarbij worden aanvaardbare relaties aangebracht in onderling verwante stelsels zoals fiscaliteit, heffingen en inkomensvoorzieningen als jeugdzorg en persoonlijke zorgbudgetten. We gaan de zelfreferentialiteit van de beroepspraktijken (juridisch, financieel economisch en ICT), aanzienlijk reduceren – niet de autonome regels vanuit de beroepspraktijk, maar de beoogde uitwerking op de burger staat centraal. Alle wetsvoorstellen worden voortaan hierop getoetst.

 

  1. Communicatie van overheden naar burgers mag niet meer complexer zijn dan taalniveau B1. Op iedere brief of mail van de overheid aan burgers moet een telefoonnummer staan, loketfuncties met fysiek, persoonlijk contact worden fors uitgebreid en hersteld (met verplichte bereikbaarheidsnormen naar afstand en openingstijden en voor mensen met een beperking), en iedere overheidsbeslissing moet een duidelijke en simpele bezwaar- en beroepsprocedure vermelden. Die procedures moeten redelijke termijnen hebben voor de beslissing op bezwaar en beroep, en die termijnen moeten ook gehandhaafd worden. Iedere burger heeft daarbij recht op onafhankelijke bijstand en moet online zijn dossiers real time in kunnen zien.

 

  1. Er komt een totale reorganisatie van het overheidstoezicht, waarbij alle toezichthouders versterkt en onafhankelijker worden en onder een gemeenschappelijke structuur komen, conform de aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid.

 

  1. We maken een betere regeling voor klokkenluiders – de definitie van een maatschappelijke misstand moet breder, de drempel om te melden moet omlaag en er moet een ruim fonds zijn om klokkenluiders schadeloos te stellen, waarbij het geld verhaald kan worden op de verantwoordelijken van de misstanden. Ook zzp-ers, stagiairs en vrijwilligers moeten beschermd worden, ook als zij geen vergoeding meer krijgen, en ook getuigen en onderzoekers.

 

  1. We versterken het recht op openbaarheid, beter dan nu in de Wet op de openbare overheid. We maken het niet tijdig reageren op informatieverzoeken strafbaar, ook voor (politiek) bestuurders. De afwijzingsgronden voor openbaarheid moeten verder worden beperkt, evenals de geheimhoudingstermijnen. Alle rechterlijke uitspraken in kader van de WOO moeten direct gepubliceerd gaan worden. We moeten het niet verstrekken van informatie aan een lid van het parlement beperken tot die gevallen waarin de staatsveiligheid in het geding is, of waarin private belangen van personen of niet-natuurlijke rechtspersonen zo ernstig geschaad worden, dat de publieke belangen bij openbaarmaking aan een volksvertegenwoordiger en dus het recht op democratische controle daar onvermijdelijk voor moet wijken. Daarbij geldt een bewijs- en motiveringsplicht van de regering, die getoetst wordt door een Autoriteit Openbaarheid Bestuur. Deze nieuwe toezichthouder gaat ook toetsen bij beroepen op de WOO, en ook bij lagere overheden.

 

  1. De positie van de Nationale Ombudsman en van de Kinderombudsman worden ook versterkt. Gemeenten en provincies sluiten zich aan bij een regionale onafhankelijke, bij wet ingestelde Regionale Ombudsman. Burgers krijgen meer rechtsbescherming tegen besluiten van gemeenten, maar procedures worden verkort en er wordt een eind gemaakt aan het eindeloos kunnen doorprocederen. Alle ombudsmannen krijgen het recht de Tweede Kamer te adresseren, waarna die daarover een debat moet houden.

 

  1. We hervormen de Algemene Bestuursdienst. We zetten zwaarder in op vakinhoudelijke deskundigheid. We dringen de circulatie op ambtelijke topfuncties terug. En we stellen dwingende beperkingen aan de inzet van consultants bij de overheden, die leiden tot ondermijning van de deskundigheid bij de overheden zelf en tot onnodig hoge beleidskosten. Bij beleids- en uitvoeringsambtenaren wordt ervaringskennis een belangrijk criterium. Zij moeten regelmatig zijn waar hun doelgroep verblijft en daarmee in gesprek zijn. Mensen met zgn. ‘spreidstand’-ervaring (ervaring in de wereld van hoger opgeleiden én in de wereld van de doelgroep krijgen voorkeur.

 

  1. De plan- en onderzoeksbureaus van de overheid en het CBS worden wat betreft de wetenschappelijke pluriformiteit en onafhankelijkheid versterkt. Er komt een aparte onafhankelijke Uitvoeringskamer, die vooraf toetst of voorstellen voldoende uitvoerbaar zijn. De Algemene Rekenkamer krijgt de bevoegdheid om geen goedkeurende verklaring te geven. Deze kan worden overruled door een besluit van de gezamenlijke Eerste en Tweede Kamer. Er komen verplicht rekenkamers voor lagere overheden.

Betere bescherming tegen misdrijven en overtredingen en betere toegang tot het recht

De veiligheidssector zit verstopt. De rechtsstaat en de toegang tot het recht komen steeds meer in het geding. De hele rechtsketen dreigt door tekorten verstopt te raken. Extra banen en structuurverbeteringen moeten deze tekorten opheffen.

  1. We verbeteren de veiligheid, de toegang tot het recht en de werking van de rechtsketen. We zorgen onder meer voor duizenden extra wijkagenten, extra rechercheurs, specialisten op bijv. bestrijding van cybercriminaliteit, meer rechtshulp en rechters, militairen, marechaussees, douaniers, cipiers, maar ook voor conducteurs, toezichthouders, wijkconciërges, en inspecteurs van toezichthouders (denk aan de Belastingdienst, de Arbeidsinspectie, de Privacy-waakhond, de Voedsel- en Warenautoriteit, de Inspectie voor milieu en van landbouw, Omgevingsdiensten, etc.).

 

  1. En we verleggen de focus. Veel criminaliteit is nu drugsgerelateerd. In plaats van steeds meer inzet op repressie, dat aantoonbaar niet werkt, zetten we in op legalisering en regulering van in Nederland gecontroleerd geteelde en geproduceerde drugs. Die zijn alleen voor meerderjarige ingezetenen van ons land verkrijgbaar. Import- en export wordt bestreden, wat makkelijker is als er een legaal, betaalbaar en veilig alternatief is. Met informatie en voorlichting, vooral gericht op jongeren, en betaalde hulp bij afkicken wordt verslaving tegengegaan. Verkoop mag niet dichtbij scholen, kinderopvang, sportaccommodaties, jeugd- en buurtcentra en jeugdzorginstellingen plaatsvinden en alleen in gecertificeerde, gecontroleerde speciaalwinkels.

 

  1. Maar ook meer in het algemeen zetten we minder eenzijdig in op strafrecht, en meer op preventie en reclassering. Harder (langer, zwaarder) straffen leidt zelden tot grotere veiligheid. We vergemakkelijken de mogelijkheid tot aangifte en staan slachtoffers beter bij.

 

  1. We investeren fors in de wijkpolitie. Deze politie moet volop aanwezig en benaderbaar zijn in de wijken, met extra inzet in de wijken waar de onveiligheid en risico’s het grootst zijn. We stoppen met de concentratie van politiebureaus, en willen een politiebureau waar mensen terecht kunnen dichterbij waar mensen wonen, ook op het platteland. We investeren ook extra in de brandweer en de ambulancezorg opdat ze goed voorbereid zijn en snel kunnen arriveren.

 

  1. We geven prioriteit aan aanpak van veelplegers, zeden- en levensdelicten, zware, georganiseerde criminaliteit, wapenbezit, milieucriminaliteit en grootschalige fraude/witwassen, de zgn. witte boorden-criminaliteit. Er komen speciale eenheden voor bestrijding van georganiseerde criminaliteit met speciale bevoegdheden. De toenemende, zeer zorgelijke verbinding van en infiltratie door de georganiseerde criminaliteit met de legale werelden van bedrijven, organisaties en overheden wordt als topprioriteit bestreden.

 

  1. We bannen wapens, ook messen, veel meer uit, onder meer met meer verboden en meer en betere handhaving, waarbij wijkgericht en locatiegericht maatregelen en controles kunnen plaatsvinden.

 

  1. We maken een speciaal actieprogramma gericht op voorkomen en bestrijden van de inzet van jongeren in georganiseerde criminaliteit. De inzet van steeds meer en steeds jongere minderjarigen bij steeds zwaarder geweld is zeer zorgwekkend en vraagt een geconcentreerde inzet van wijkpolitie, jongerenwerkers, jeugdzorg en onderwijs.

 

  1. Daklozen, verslaafden, ‘verwarde personen’, mensen zonder verblijfsvergunning, worden niet meer achtervolgd met boetes en opsluitingen, maar begeleid, gericht op oplossing van hun problemen. Uiteraard moet daarbij de openbare veiligheid gegarandeerd worden.

 

  1. We investeren ook in de organisaties van veiligheid en justitie, scheidden justitie weer van de politie, en decentraliseren een deel van de aansturing van de nationale politie.

 

  1. We dringen de inzet van boa’s (bijzondere opsporingsambtenaren) in plaats van volwaardige politie terug. Het geweldsmonopolie ligt bij de politie, nergens anders. De inzet van burgers die de veiligheid zelf helpen te bewaken in hun eigen wijk of dorp wordt strenger gereguleerd.

 

  1. Racisme en discriminatie binnen de politie worden niet getolereerd. De politie moet, anders dan nu, een voorbeeld zijn van diversiteit en inclusiviteit, en geen broeinest zijn van extreemrechtse opvattingen – daar wordt op gescreend en gehandhaafd. We verbieden geen religieuze uitingen zoals hoofddoekjes. We bestrijden actief klassenjustitie, en verbieden van discriminerende opsporingsmethoden. Het stakings- en demonstratierecht wordt versterkt en gehandhaafd.

 

  1. We ontlasten de rechtspraak door veel procedures niet meer in eerste instantie door de rechter te laten afdoen, zoals bij echtscheiding en schuldhulpverlening.

 

  1. Inzet van politie voor openbare orde en veiligheid bij commerciële evenementen, waaronder commerciële sportevenementen, moet voortaan betaald worden. Vaak worden grote winsten en/of salarissen verdiend, en het gaat niet aan om de vaak problematische veiligheid daarbij af te wentelen op de belastingbetaler.

 

  1. Supportersgeweld, inclusief discriminatie en racisme, gaan we veel strakker aanpakken, ook met veel hogere straffen. Gemaakte kosten, ook van inzet van politie en justitie, verhalen we op daders.

 

  1. Bij de versterking van defensie zorgen we voor meer inzet op personeel, met een betere uitrusting, beloning en rechtspositie. De investeringen in defensie moeten fors worden verhoogd om aan de actuele bedreigingen en Europese ambities te voldoen. We streven naar veel meer Europese defensiesamenwerking en willen de afhankelijkheid van de VS aanzienlijk verminderen. Zie hiervoor de aparte paragraaf in dit programma.

Oplossen recente schandalen en betere preventie daarvan

  1. We gaan de slachtoffers van de schandalen van de kabinetten onder leiding van voormalig VVD-premier Rutte (toeslagen, Gronings gas, bijstand, IND/COA, Q-koorts, etc.) ruimschoots en snel compenseren. We schrappen alle bureaucratie en nemen daarbij voor lief dat er hier en daar teveel wordt uitgekeerd.

 

  1. Voor de slachtoffers van het Toeslagenschandaal gaan we de beoordeling in één dag te regelen, waarbij gedupeerden door een soort wasstraat gaan, en alle stappen in één dag doorlopen (voorstel Renske Leijten van de SP). Daarbij dient er een harde deadline gesteld te worden die bijv. stelt dat alle claims gehonoreerd worden die niet voor 2026 afgehandeld zijn – het kabinet koerst nu op 2030, of nog later, en dat is na het misdadig vernietigen van de levens van deze mensen echt onaanvaardbaar te lang. Voorts moet deze afhandeling geheel onafhankelijk van de Belastingdienst en het ministerie van Financiën plaatsvinden, door een aparte, publieke, onafhankelijke organisatie.

Ieder slachtoffer dat zich gemeld heeft, en niet akkoord is met het standaard bedrag krijgt een gesprek met volledige inzage in zijn dossier, gratis goede rechtsbijstand en op de dag van het gesprek een besluit. We draaien de bewijslast om: de overheid moet bewijzen dat de schade niet gerelateerd was aan haar onrechtmatig en/of discriminerend handelen en/of haar handelen niet-onproportioneel was.

En de aangenomen motie van Marijnissen en Omtzigt uit mei 2022 moet alsnog worden uitgevoerd: een speciale procedure met een speciale rechtbank moet binnen 6 maanden – liefst sneller – duidelijkheid geven over herziening van een besluit tot uithuisplaatsing (of dat nu vrijwillig of gedwongen plaatsvindt maakt daarbij niet uit). Er komt een apart traject dat maximaal inzet op herstel van verhoudingen en ondersteuning van ouders en kinderen. Daarbij wordt wettelijk een uitzondering gemaakt op de reguliere termijnen die dat nu soms onmogelijk maken.

 

  1. De Groningse regio dient ruimhartig compensatie te krijgen voor de economische schade en het gebruik als wingewest, conform de eisen van Groningen en Noord-Drenthe. Er komt een Wet herstel Gronings cultuurlandschap naar analogie van voorheen de Wet Stedelijke Vernieuwing. De gaswinning wordt in deze regio op alle velden definitief en per direct beëindigd. De afhandeling van de schade moet veel sneller, waarbij strak gemonitord wordt of er snelle en goede afhandeling plaatsvindt, ook voor de grotere schades. Er worden extra maatregelen genomen om dit te borgen.

 

  1. We voeren snel het plan uit van Mariëtte Patijn ter oplossing van de schade van slachtoffers van fouten bij de uitvoering van de WIA bij het UWV.

 

  1. Er komen parlementaire enquêtes naar het bijstandsschandaal en het asielopvangschandaal, en aparte voorstellen voor de slachtoffers van deze schandalen.

 

  1. Er komt aanvullend onderzoek naar de gevolgen van het niet optreden om de risico’s van Q-koorts en onvoldoende bescherming tegen Covid-19, met ook hier aparte procedures voor compensatie.

 

  1. Waar mogelijk worden private partijen (zoals de NAM, geitenboeren, individuele de wet overtredende ambtenaren en bestuurders) aansprakelijk gesteld en strafrechtelijk vervolgd. Er moeten harde lessen geleerd worden, met publieke diepgravende onderzoeken. Met de slachtoffers stellen we ervaringspanels in, zowel ten behoeve van goede en snelle uitvoering, als voor toekomstige verbeteringen. Deze panels kunnen gevraagd en ongevraagd advies geven, ook aan het parlement.

 

  1. De speciale wetgeving voor uitbraken zoals de covid-19 pandemie dient niet langer te duren dan nodig. In plaats van te sturen op belasting van de zorg en iedere keer dan snel de maatregelen weer te versoepelen, moet er gestuurd worden op zo min mogelijk besmettingen. Ook lichte besmettingen kunnen grote, langdurige gezondheidsproblemen veroorzaken (long-covid-19). Iedereen moet beschermd kunnen meedoen, juist ook degenen met de meeste risico’s (ouderen, chronisch zieken, etc.). Het is schandelijk dat sommigen hen als ‘dor hout’ kwalificeren wat opgeofferd mag worden vanwege economie en vrijheid voor anderen.

 

  1. Gelukkig is de vaccinatiebereidheid in ons land hoog. Doel moet zijn tenminste 95% van alle inwoners van 12 jaar en ouder gevaccineerd te krijgen, zo nodig met verleiding en zachte drang. Verplichting tot vaccinatie gaat te ver, maar toegang in onderwijs en kinderopvang kan wel geweigerd worden. Ook het verstrekken van voordelen aan gevaccineerden en ruimere, makkelijke toegang – bij horeca, evenementen, maar ook bij onderwijsinstellingen en kinderopvang, bij bezoek aan verpleeghuizen, etc. – zijn aanvaardbaar. Ruimere toegang kan controle impliceren op vaccinatie of een betrouwbare test en bij het ontbreken daarvan geen fysieke toegang (onderwijs dan op afstand). Als zou blijken dat gevaccineerden toch te besmettelijk zijn, dan moeten zij ook getest worden. Vaccinatie moet gratis blijven en laagdrempelig, en dat laatste vraagt extra inzet – ook meertalig – in wijken en groepen die minder vertrouwen hebben in de vaccins. Waar grote risico’s worden gelopen, bijv. in zorg of onderwijs, kunnen extra beschermingsmaatregelen gelden.

 

  1. Goed beschermingsmateriaal (FFP-maskers) wordt in Nederland gefabriceerd, met voldoende voorraad en gratis verstrekt.

 

  1. Het testen moeten we bij toekomstige uitbraken publiek organiseren, niet meer privaat uitbesteden. De GGD’s krijgen daartoe meer financiële armslag. Ook de callcenters bij het vaccineren en contact- en brononderzoek moeten niet meer uitbesteed worden. Kwaliteit, bescherming privacy, effectiviteit staan voorop. De privatisering van het centraal laboratorium, waar vroeger door de overheid vaccins gemaakt konden worden en testen gecontroleerd konden worden, draaien we terug. Ook het contactonderzoek na besmetting organiseren we veel beter en publiek.

De vrijblijvendheid moet er vanaf, evenals bij de quarantaineregels en de controle bij grensoverschrijding (luchthavens, havens, internationale treinen; bij autoverkeer vooral EU-buitengrenzen plus uit rode gebieden). Bij regionale uitbraak volgen er direct strenge maatregelen in die regio om verdere verspreiding te voorkomen.

We investeren in voldoende apparatuur, beschermingsmateriaal voor zorgverleners en IC-bedden, als ook in long-stayvoorzieningen.

 

  1. We vervangen de OMT adviesstructuur door een bredere advisering, met het Red-team als voorbeeld. Deze advisering is openbaar. We maken een einde aan informele besluitcircuits, zoals de Catshuisberaden.

 

  1. We investeren in onderzoek naar Long-Covid, en naar behandelingen daartegen. Long-Covid wordt erkend als ziekte die toegang geeft tot inkomensregelingen bij arbeidsongeschiktheid. Werkenden die Long-Covid hebben opgelopen mede ten gevolge van onvoldoende bescherming op de werkplek krijgen een veel ruimere compensatie.

 

  1. Bij regionale uitbraken en beperkingen kunnen economische steunmaatregelen ook regionaal verstrekt worden. Belastinguitstel leidt niet tot vrijstelling, maar er worden zo nodig wel ruime afbetalingsregelingen vastgesteld. Er wordt niet meer steun verstrekt aan bedrijven die flexwerkers ontslaan, die bonussen en dividend uitkeren en/of eigen aandelen opkopen (ook niet aan multinationals), die buitensporig hoge topbeloningen blijven verstrekken, en die niet aan duurzaamheidseisen voldoen. Bij grote steun, zoals aan KLM, verkrijgt de Staat meer bezit en zeggenschap.

Duurzame vrede en veiligheid door krachtig optreden tegen bedreigers daarvan

  1. We moeten ook internationaal de verbinding aangaan tegen fascistische en autoritair-agressieve regimes en organisaties, binnen én buiten de EU, in het bijzonder de coalitie van Rusland, China, Iran en Noord-Korea. Materieel zijn we nagenoeg in oorlog met Rusland, die onze democratische, vrije wereld rechtstreeks en onverholen bedreigd en met infiltratie, propaganda en sabotage actief in Europa opereert. Er is veel bewijs dat Rusland ook bewust fascistische organisaties en partijen financieel en anderszins ondersteunt. Rusland is verworden tot een Orwelliaanse fascistische dictatuur. De enige manier om de imperialistische ambities van Putin te beteugelen is hem beslissend te verslaan.

 

  1. Daarbij kunnen we ons geen taboes veroorloven. Dat vraagt tenminste om een snelle opbouw van de Europese wapenindustrie en een soort oorlogseconomie, en een snelle versterking en integratie van de Europese defensie, voorbij de 3% bbp-norm. Die norm stellen we Europees; per lidstaat kan die gedifferentieerd worden. De EU moet ook hard power hebben, om juist ook onafhankelijk van de VS te kunnen opereren indien deze de vrede en veiligheid in Europa onvoldoende kan of wil beschermen, en onze eigen rol in de wereld te kunnen spelen.

 

  1. Het is tijd geworden om onze bakens te verzetten. We kunnen de VS niet meer vertrouwen als bondgenoot. Integendeel, ze verbinden zich met onze interne en externe vijanden. We zullen onze eigen kracht moeten versterken, en met ‘ons’ bedoelen we Europa. We moeten de EU versterken in een effectieve Verenigde Staten van Europa. Zonder veto’s, met een echte Europese regering zonder veto’s, economisch sterk en zelfstandig zonder strategisch belangrijke afhankelijkheden van grondstoffen, inlichtingen en militaire middelen, en last but not least met een Europees leger, eigen satellieten en inlichtingendienst en een eigen wapenindustrie, inclusief een eigen atoomparaplu zolang er nucleaire vijanden zijn. Onze technologie moet ook onafhankelijk zijn van niet-EU landen en veel beter beschermd worden tegen sabotage of chantage – denk aan opslagclouds en andere digitale verbindingen, kabels, pijpleidingen, etc. We maken daarnaast een EU-plus met Canada, Groenland en Mexico. Die komt ook ter beschikking van Noord-Afrikaanse landen, mits ze de democratische rechtsstaat in woord en daad praktiseren.

De herverkiezing van Trump en zijn optreden leert ons dat we ons niet meer blijvend kunnen vertrouwen op Amerikaanse steun en bescherming. Integendeel, de VS worden steeds meer een bedreiging voor ons en de vrije wereld: Groenland, Panama, Europa als geheel, Taiwan en anderen, en ook ons land als gastland van het Internationaal Strafhof worden rechtstreeks door Trump bedreigd, in strijd met de internationale rechtsorde.

 

  1. We kopen wapens zoveel mogelijk in Europa, en laten de VS voelen dat zij zelf schade ondervinden als ze zich niet langer verbinden met Europa.

 

  1. We zetten daarnaast in op een nieuwe, mondiale militaire verdragsorganisatie, waarin we ons verbinden met wel betrouwbare partners, met name ook in het mondiale Oosten en Zuiden bij de verdediging van onze inwoners, onze vrijheid en onze democratische rechtsorde. Die alliantie bestaat uit de NATO, zonder de VS als ze niet willen voldoen aan de criteria, en landen zoals Japan, Zuid-Korea, Taiwan, Australië, Nieuw-Zeeland, Uruguay en Chili, eventueel ook landen als India, Mexico en Brazilië, Zuid-Afrika en Senegal, en staat open voor landen die in woord en daad behoren tot de gemeenschap van democratische rechtsstaten. Lidstaten moeten het internationaal recht, de universele mensenrechten en het Internationaal Strafhof erkennen en de democratische rechtsstaat praktiseren – niet alleen democratische verkiezingen, maar ook bescherming van minderheden en klassieke grondrechten, onafhankelijke rechtspraak, media en wetenschap). We treden assertief op tegen maatregelen die tegen de EU gericht zijn, zonder daarbij onnodig de spanning te laten oplopen. De nieuwe alliantie heeft ook een atoomparaplu ter afschrikking, een eigen satellietnetwerk en (militaire) inlichtingennetwerk en handhaaft de onderlinge bijstandsverplichting bij een aanval van buiten op een lidstaat, ook als die aanval hybride oorlog is (infiltratie, sabotage, terrorisme, vijandige beïnvloeding, etc.). De inroeping van bijstand wordt zoveel mogelijk onafhankelijk van een politieke beslissing.

 

  1. Tegelijkertijd leggen we de wapenexport aan strenge, wettelijke en gecontroleerde banden om te voorkomen dat wapens in verkeerde handen komen. Er wordt niet geleverd, ook niet via of als tussenperso(o)n(en), aan landen die in gewapende conflicten verwikkeld zijn of dreigen te worden in strijd met de internationale rechtsorde, of die met geweld de universele mensenrechten in het eigen land (dreigen) en/of de democratische rechtsstaat onderdrukken. We kopen ook geen wapens van landen of handelaars die hiermee te maken hebben. Dus ook niet van Israël.

 

  1. We steunen onvoorwaardelijk de uitbreiding van de bewapening en bevoorrading van het Oekraïense leger, ook voor doelen in Rusland buiten de door Rusland bezette gebieden (zoals op bases waarvandaan aanvallen plaatsvinden en gecoördineerd worden en op voor Ruslands’ offensief cruciale infrastructuur).

 

  1. We bevorderen een uitbreiding van de sancties met een totaalverbod van handel en geldverkeer met Rusland en een betere handhaving, de overdracht aan Oekraïne van bevroren Russische tegoeden en bezittingen, en we steunen de inzet van militair personeel van NATO-landen achter de linies in Oekraïne en het instellen van no-fly-zones en niet-vaarzones in de hele Noordzee, Oostzee en Middellandse Zee voor Rusland en zijn bondgenoten. Zo nodig blokkeren we ook de Russische enclave Kaliningrad over land, zee en lucht.

 

  1. We proberen de coalitie van landen die Oekraïne steunen verder uit te breiden en we sanctioneren landen die Rusland steunen en/of de sancties tegen Rusland en zijn bondgenoten ontwijken of ontduiken, ook als dat de VS is.

 

  1. De enige manier om duurzame vrede in Oekraïne te verkrijgen is door Poetin’s Rusland te verslaan. Poetin moet begrijpen dat hij deze oorlog niet kan winnen. Alleen Oekraïne kan bepalen wat acceptabele vredesvoorwaarden zijn en stappen daar naartoe, wij scharen ons daar achter. Een rechtvaardige, duurzame vrede zou wat ons betreft in ieder geval de teruggave van alle bezette gebieden moeten bevatten, inclusief de Krim; uitwisseling van alle gevangen genomen inwoners, inclusief de tienduizenden door Rusland ontvoerde kinderen; berechting van oorlogsmisdadigers; een snel ingaand lidmaatschap van Oekraïne van de EU en de NATO (of de hiervoor bepleitte nieuwe alliantie), een afschrikkingsmacht aan de grens met Rusland en Belarus die voldoende middelen en mandaat heeft om de vrede te handhaven op de grond, in de lucht en op het water (waaraan ook wij bereid moeten zijn om een bijdrage te leveren); en een Marshall plan om Oekraïne te herstellen en verder te ontwikkelen als integraal deel van de Europese Unie, inclusief een Europees leger. Rusland moet zijn imperialistische ambities afzweren en zich committeren aan de internationale rechtsorde, inclusief het Internationaal Strafhof, en zich ontwikkelen tot een democratische rechtsstaat, met respect voor de universele rechten van de mens, inclusief die van nationale minderheden.

 

  1. Het vrije, democratische westen moet zelf rode lijnen formuleren voor verdere agressie tegen Oekraïne en andere slachtoffers van het Russisch imperialisme, met het aangeven en zo nodig, uitvoeren van tegenmaatregelen bij het overschrijden daarvan. Niet Putin, maar wij moeten de grenzen stellen en handhaven. We stellen Rusland een ultimatum: indien Rusland niet stopt met het aanvallen van civiele doelen in Oekraïne en niet een wapenstilstand wil sluiten, en oorlogsmisdaden blijft plegen (onder meer door het ontvoeren en niet terugsturen van Oekraïense kinderen, het vermoorden, martelen en verkrachten van krijgsgevangenissen, dan moeten we een veilig luchtruim boven Oekraïne garanderen met inzet van tenminste Europese luchtmacht en luchtverdediging, inclusief troepen die dat bedienen, alle bevroren Russische tegoeden direct aanwenden voor steun aan Oekraïne, en alle financiële en andere transacties, handel en contact (ook sport en cultuur – met uitzondering van Russische dissidenten die zich uitspreken of strijden tegen de door Rusland gevoerde oorlog) verbieden. Schendingen daarvan door derden worden bestraft door sancties. Nederland zal deelname aan sport- en andere evenementen waaraan Russen mogen deelnemen strafbaar maken.

 

  1. Vluchtelingen uit Oekraïne moeten hun huidige status in de EU behouden tenminste zolang de oorlog voortduurt. We verbeteren en vergroten de opvangfaciliteiten voor hen. Na afloop van de oorlog helpen we ze indien ze willen remigreren. Ze krijgen de mogelijkheid om ook hier te blijven door te naturaliseren zonder minimumtermijn van verblijf. Humanitaire hulp, hulp bij wederopbouw en hulp bij vervolging van oorlogsmisdaden moet ook voortgaan en uitgebreid worden. Bij een vrede moet Rusland herstelbetalingen financieren, in het bijzonder door de leden van het regime en de oligarchen die dat financieren; alle kinderen die uit Oekraïne ontvoerd zijn moeten terugkeren; de oorlogsmisdadigers waaronder Poetin zelf moeten vervolgd worden; en de grenzen van Oekraïne van voor 2014 (dus incl. de Krim en de Donbass) moeten hersteld worden.

 

  1. We moeten ook het bewustzijn van de dreiging en de weerbaarheid daartegen bij onze bevolking vergroten. Er komt een speciaal programma voor meer reservisten, burgers krijgen allemaal gratis een overlevingspakket, er komt een voorlichtingscampagne en een wekelijks aparte persconferentie over de dreiging.

 

  1. Aparte aandacht moet daarnaast gegeven worden aan het conflict in Israël en de Palestijnse gebieden, dat internationaal gemeenschappen intern verdeeld en zowel antisemitisme als islamofobie voedt – gesponsord door de alliantie van autoritaire regimes, met name Iran en Rusland. Beiden zijn uiteraard even onacceptabel en Verenigd Links moet het voortouw nemen in een coalitie die beiden bestrijdt en hun strijd verbindt, en dus zowel Hamas als de extreemrechtse coalitie in Israël bestrijdt, een einde maakt aan de bezetting van Gaza en de Westbank inclusief de illegale kolonies daar én aan de bedreiging van Israël en haar bevolking en aan de gijzeling van Joodse inwoners door Hamas en aan de bedreigingen vanuit Iran, Hezbollah, Hamas en de Houthi’s.

 

  1. Ook in Israël en Palestina moeten we het initiatief nemen, en strijden voor een internationale vredesmacht , met deelname van Europa, die de vrede en veiligheid voor iedereen afdwingt en de menselijkheid en de mensenrechten laat terugkeren, en voor een duurzame tweestatenoplossing, ieder met zijn eigen, niet uitsluitende identiteit, wellicht in een verbindende confederatie – de enige vorm van een gebied dat strekt van de rivier de Jordaan tot de Middellandse Zee die acceptabel is. Het uithongeren van de bevolking in Gaza, het vernietigen van woningen, ziekenhuizen en scholen in Gaza en op de Westbank, het verjagen en uitmoorden van ongewapende Palestijnen en het vestigen van illegale nederzetting door Israëlische kolonisten op bezet gebied in Gaza en de Westbank moet direct worden gestaakt, evenals terroristische aanslagen van Palestijnse terreurorganisaties en hun bondgenoten in Israël.

 

  1. Het extreemrechtse kabinet in Israël moet daarbij veel meer onder druk worden gezet, met sancties, het opschorten van het EU-associatieverdrag en uiteraard het stoppen van wapenleveranties. De wraak van Israël op de pogrom van Hamas is buiten iedere proportie en er worden ontelbare oorlogsmisdaden gepleegd. De zelfverdediging van Israël is legitiem maar niet proportioneel, en waarschijnlijk genocidaal. Het aanhoudingsbevel van Netanyahu en zijn berechting door het Internationaal Strafhof moet worden uitgevoerd. Het is hoog tijd om dit niet meer te accepteren en het geweld te laten staken met dwingende maatregelen. In eigen land moeten we de verbinding in de strijd tegen antisemitisme en islamofobie organiseren.

 

  1. En, niet minder belangrijk, onze internationale politiek moet veel meer bijdragen aan preventie van conflicten en bevordering, of beter, het afdwingen van mondiale democratische rechtsstaat en duurzame ontwikkeling. Handelsverdragen moeten eerlijker, schending van mensenrechten moeten consequent gesanctioneerd, wapenhandel moet veiliger, duurzaam ontwikkelingsbeleid intensiever. Dat werkt het best in een EU die effectiever en democratischer is, zonder veto’s, als gidsregio en als relevante geopolitieke machtsfactor – economisch, diplomatiek en militair. Europa moet de eigen toekomst en veiligheid weer zelf in eigen handen nemen, en zelfbewust interveniëren waar dat nodig is.

 

  1. We moeten als Nederland en EU veel meer actief zijn in de wereld, zeker in aangrenzende regio’s, om oorlog en vervolging tegen te gaan – met hard en soft power. Armoede, honger, uitbuiting, oorlog, onveiligheid, discriminatie, klimaat- en andere natuurrampen moeten we zoveel mogelijk uitbannen en voorkomen.

 

  1. We verdubbelen wettelijk het budget voor ontwikkelingssamenwerking naar tenminste 1,4% van het bbp en ontdoen het van vervuilende bestedingen (zoals migratie). We ontkoppelen ontwikkelingssamenwerking van eigen (handels-)belang en zorgen dat de middelen effectief besteed worden, door vooral samen te werken met lokale ngo’s. Handelsverdragen, nieuwe en bestaande, leggen we onder een Eerlijke Handel toets, evenals het industrie- en landbouwbeleid. De huidige CETA- en Mercosur-verdragen kunnen die toets der kritiek niet doorstaan. De mogelijkheden en kansen van arme landen zijn doorslaggevend voor het nieuwe beleid.

 

  1. Corruptie en mensenrechtenschendingen accepteren we niet – er komt een nieuwe, assertieve diplomatie en buitenlands beleid. Illiberale en autoritaire regimes in Afrika, het Midden-Oosten en elders (buiten de eerder genoemde agressieve staten Rusland, China, Iran en Noord-Korea, onder meer Myanmar, Rwanda, Oeganda, Soedan, Eritrea en Venezuela) zullen we niet meer met fluwelen handschoenen behandelen.

 

  1. Lidstaten van de EU die niet de democratische rechtsstaat en universele mensenrechten garanderen (zoals nu met name Hongarije en Slowakije), worden uit deze organisaties gezet – desnoods door een nieuw verdrag zonder hen te organiseren. Daarvoor ontvangen ze geen subsidie meer en verliezen ze stemrecht. Op de lange termijn helpt geloofwaardigheid het beste om de universele mensenrechten en het internationaal recht te kunnen blijven handhaven.

 

  1. Anderzijds zijn alle landen op het Europese subcontinent welkom bij de Europese Unie die de democratische rechtsstaat en alle regels van de Unie onderschrijven en implementeren. Daarbij hoort ruimhartige, maar wel gecontroleerde hulp om hieraan te voldoen. De toetredingsgesprekken en -programma’s met Turkije worden getopt zolang de democratische rechtsstaat niet hersteld wordt. Uiteindelijk moeten alle lidstaten ook de euro invoeren en de Schengen bepalingen implementeren. Dit zorgt voor eenduidig bestuur en normering en helpt bij democratische controle op Europees niveau door het Europees Parlement en het Europees Hof van Justitie.

 

  1. Ook in de andere handelsrelaties scherpen we het beleid aan: democratische rechtsstaat en mensenrechten gaan boven de koopman. De onderdrukking van rechten van vrouwen en lhbti+ -ers, en van etnische of andere minderheden in een land wordt niet geaccepteerd.

 

  1. We maken niet weer dezelfde fout als we deden met de Russische Federatie bij China. Zolang de onderdrukking van vrijheid en democratie daar doorgaat, en de dreiging voor agressie – nu vooral naar Taiwan en in de Zuid-Chinese Zee – doorgaat, beperken we de toegang van China tot de Europese markten, in het bijzonder bij gevoelige infrastructuur, waaronder universiteiten. We maken ons in de EU zoveel en zo snel mogelijk onafhankelijk van Chinese grondstoffen en goederen. We bevorderen dat de EU gezamenlijk Taiwan als een onafhankelijke natie erkent.

 

  1. We financieren vanuit het rijke westen de aanpak van de klimaattransitie en klimaatadaptatie in het zuiden – wij hebben het grootste aandeel in de veroorzaking van de problemen, terwijl de rampzalige gevolgen vooral daar plaatsvinden. Ook zonder VN-verdrag daarover nemen we onze verantwoordelijkheid. We geven daarbij prioriteit aan de armste en meest bedreigde landen (Afrika, Bangla Desh, eilandstaten, etc.).

 

  1. Met zoveel mogelijk landen in Afrika en de Afrikaanse Unie sluiten we een speciaal ontwikkelingspact, waarbij ook de versterking van de democratische rechtsstaat & respect voor de mensenrechten, vrede & veiligheid en bestrijding van corruptie speerpunten zijn. Ook met landen in Zuid- en West-Azië maken we zo’n pact. Daarbij geven we ons ook rekenschap van onze koloniale ereschuld. Maar we maken onze hulp ook afhankelijk van het respecteren van genoemde speerpunten.

 

  1. We treden militair assertiever op om conflicten en ernstige schendingen van mensenrechten en internationaal recht te beëindigen en te voorkomen, met name in de regio’s rondom Europa, waaronder Afrika en West- en Centraal Azië. We nemen geen eenzijdige stappen voor ontwapening, maar dwingen die tweezijdig af vanuit een positie van kracht.

Over migratie en integratie

Het (proto)fascistische kabinet ziet migratie als grootste probleem, en doelt dan vooral op asiel – vluchtelingen. Zij zijn de ideale zondebok, vaak met een andere cultuur, huidskleur en/of religie – vooral moslims zijn bij Wilders de kwaaie pier. Cynisch genoeg gebruikt hij vooral de Joden, de grootste slachtoffergroep van de fascisten in de vorige eeuw, om de bevolking tegen moslims op te zetten. Verontwaardigd beschuldigt hij, voluit gesteund door Yeşilgöz van de VVD en Van der Plas van de BBB, de moslims van gewelddadig antisemitisme en van ‘Jodenjacht’ en ‘pogroms’.

Dat zijn eigen achterban, zoals het tuig in de voetbalhooligans in bijvoorbeeld Den Haag, al decennia exact hetzelfde gedrag vertonen, laat hij onbenoemd. De hypocrisie wordt nog verder duidelijk als we de voor groepsbelediging en aanzetten tot discriminatie veroordeelde Wilders zien staan op het internationale podium met zijn extreemrechtse, antisemitische vrienden – van de antisemitische Orban, de tot deportatie van migranten oproepende Trump, de Oostenrijkse FPÖ met hen SS-liederen, de aanstichter van het geweld tegen migranten in Engeland, Tommy Robinson, de AFD die in Duitsland steeds meer gerelateerd wordt aan gewelddadige voorbereidingen van staatsgrepen om de democratische rechtsstaat af te schaffen, Marie Le Pen in Frankrijk, die pas veroordeeld is voor misbruik van EU-gelden, het al in 2004 voor racisme veroordeelde Vlaams Blok, en de door het Internationaal Gerechtshof gezochte Russische oorlogsmisdadiger Putin van wie Wilders een speldje kreeg als “Vriend van Rusland’ tot aan het misdadig bewind van Israël, die de Palestijnen uitmoordt in de door hen bezette gebieden.

Migratie gebeurt om verschillende motieven: werk, studie, liefde, vluchten voor gevaar bij geweld, rampen, onderdrukking of honger en gebrek. Naar een ander land verhuizen is een ingrijpende beslissing, die mensen niet licht nemen. Met zulke sterke motieven heeft het weinig zin en is het vaak schrijnend om mensen niet toe te laten. Het steeds moeilijker maken van de toegang tot ons land werkt daarom niet – de misstanden bij pogingen om toch binnen te komen worden alleen groter en er vallen steeds meer slachtoffers.

Met onze vergrijzing hebben we steeds grotere arbeidstekorten – migratie geeft daarbij een deel van de oplossing, en is daarom niet bedreigend, maar juist een kans. Onze geschiedenis laat bij uitstek zien dat de impuls van nieuwe migranten ons vooral steeds verder gebracht heeft in onze ontwikkeling. Mits we het goed organiseren, kunnen we dat prima aan. Met goede scholing en arbeidservaring, en niet het risico lopen van gesloten grenzen na remigratie, kan migratie ook een positieve invloed hebben op de ontwikkeling van de landen van herkomst, na terugkeer van een deel van de migranten.

Dat neemt niet weg dat er wel degelijk problemen zijn met hoe we nu migratie en integratie organiseren. De arbeidsmigratie binnen de EU heeft een aantal andere problemen blootgelegd. Niet alleen dat een deel van de werkgevers en uitzendbedrijven hen stelselmatig uitbuiten, maar ook dat het heeft gezorgd voor een type werk dat wordt gekenmerkt door slechte betaling, extreme flexibiliteit en beroerde arbeidsvoorwaarden. Dat geldt bovendien voor economische bedrijvigheid waarvan we ons kunnen afvragen of we die nog wel moeten willen (glastuinbouw, bezorgdiensten), maar ook voor werk dat wordt gedaan door wat SP’er Ron Meijer de ‘onmisbaren’ noemt. Goede voorbeelden zijn de zorg, de schoonmaakbranche en de bevrachters op Schiphol. Dit is dan ook het moment om werkgevers meer onder druk te zetten. Laat ze werk aan de onderkant van de arbeidsmarkt beter betalen en arbeidsvoorwaarden verbeteren, zodat mensen die nu nog aan de kant staan een fatsoenlijke baan kunnen krijgen.

Bedrijvigheid die alleen kan bestaan dankzij te lage lonen, onzekere arbeidscontracten en uitbuiting van migranten, kunnen we missen als kiespijn. Het Nederlandse verdienmodel is gebaseerd op lage lonenarbeid, flexwerk, uitbuiting en vervuiling, in plaats van op een hoogwaardige kenniseconomie met werkelijk toegevoegde waarde en breed maatschappelijk welzijn. Daar grip op krijgen is de enige effectieve manier om grip te krijgen op migratie, zoals erkende deskundigen als Leo Lucassen[1] en Hein de Haas[1] niet moe worden te herhalen.

Mythen over migratie

Hein de Haas is hoogleraar sociologie, en geograaf, verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, en buitengewoon hoogleraar migratie en ontwikkeling aan de Universiteit Maastricht, en deed 30 jaar onderzoek naar migratie, en dat in verschillende landen. Tussen 2006 en 2015 was hij bovendien onderzoeker aan en mededirecteur van het International Migration Institute aan de universiteit van Oxford. De Haas is scherp: het beleid is een deel van het probleem, contraproductief. Omdat trends, oorzaken en gevolgen van immigratie telkens weer domweg genegeerd worden. Zelfs meestal bewust. De burger wordt voorgelogen, aldus De Haas. Maar niet alleen door politici. Ook bedrijfslobby’s, vakbonden, internationale hulporganisaties durven nogal eens de aandacht afleiden van de echte oorzaken, elk heeft zo zijn eigen beweegredenen. De auteur is voor correct taalgebruik, daarom viseert hij het onmiskenbaar misplaatst woordgebruik, zoals ‘gelukszoekers’, ‘overspoelen’ en ‘tsunami’. De Haas wil het debat aanzwengelen met zijn bestseller, ‘Hoe migratie echt werkt’, een correct debat welteverstaan. In 520 pagina’s gaat De Haas 22 hardnekkige mythen over migratie, vluchtelingenstromen en asielzoekers te lijf, en laat zo zien dat op simplistische argumenten voor of tegen migratie veel valt af te dingen. De mythes heeft hij verdeeld over drie delen: het eerste deel gaat over de trends in mondiale migratiepatronen, het tweede behandelt de impact die migratie heeft op de landen van herkomst en aankomst. Het laatste deel verheldert de doelbewuste strategieën die door politici, belangengroepen en organisaties gebruikt worden om de waarheid over immigratie te vervormen.

Sinds het boek in september 2023 verscheen, voert het ondanks zijn ruim vijfhonderd pagina’s menig top 10-lijstje van bestverkochte boeken aan. Onlangs kwam in Nederland de twaalfde druk uit. Ook in het buitenland is de interesse groot. Het werd oorspronkelijk in het Engels uitgegeven. Inmiddels is het vertaald in het Nederlands, het Duits, er is een Amerikaanse editie, en er zijn vertalingen in het Italiaans, Frans, Portugees, Grieks, Spaans en Koreaans. Hij reist nu met zijn boodschap stad en land af – hij sprak op een VN-migratieconferentie, schuift aan bij talkshows, geeft lezingen, media-interviews, gastcolleges en praat achter de schermen met zowel linkse als rechtse politici.

‘Een substantieel deel van de politiek is vastgedraaid in haar eigen migratieleugens’, zegt De Haas. ‘En komt daar ook niet meer uit.’ Hij beschrijft in zijn inleiding hoe beleidsmakers regelmatig na afloop van een lezing enthousiast naar hem toekomen, maar dan daarna zeggen dat ze zijn advies nooit in praktijk zullen brengen omdat dat politieke zelfmoord zou zijn. Daarom besloot hij een boek te schrijven dat toegankelijk is voor niet-academici, om burgers de informatie en kennis te verschaffen zodat ze zelf ‘de misinformatie van politici en de propaganda rond dit onderwerp door kunnen prikken’.

Ook tijdens de laatste verkiezingen speelden die migratiemythen een grote rol. ‘De VVD heeft in haar eigen voet geschoten door de campagne in te zetten op asiel en vervolgens de deur open te zetten naar de PVV’, zegt De Haas. ‘Dat ze daar niet voor zijn beloond, is het enige positieve nieuws van die avond.’ Depressief werd hij niet, eerder strijdvaardiger. Volgens de hoogleraar is het moment gekomen voor een omslag. ‘Ik denk dat het migratiedebat zoals het gevoerd is in sommige media al een stap vooruit heeft gezet. Dat is natuurlijk wat anders dan wat er aan de informatietafel gebeurt. Ik vrees dat het intellectuele niveau daar niet erg hoog is. Maar verandering begint met een bewustwording onder een breder publiek.’ Veel retoriek wordt ondertussen voor waar aangenomen. ‘Het woord massa-immigratie hoor ik journalisten regelmatig onkritisch in de mond nemen. In debatten wordt vaak uitgegaan van de veronderstelling dat immigratie uit de hand loopt. In die zin is het frame overgenomen. En dat praat mensen onterechte angst aan. Ze maken zich ongerust, hebben het gevoel dat ze worden bedreigd door vluchtelingen. Dus die kloof tussen de invasieretoriek en de werkelijkheid wordt alsmaar groter. Mijn vrees is dat we de rechtsstaat gaan afbreken met het excuus dat we migranten gaan tegenhouden. Daar zit het uiteindelijke gevaar voor de democratie. Dat migratie het voorwendsel wordt.’

De Haas noemt dit het migratietrilemma: ‘Je kunt niet én een democratische rechtsstaat, die basisrechten van migranten verdedigt, hebben, én een open welvarende economie, die arbeidskrachten nodig heeft, zijn, én veel minder immigratie willen. Eén van de drie moet gaan.’ In andere Europese landen wordt al aan die rechtsstaat getornd, met Hongarije onder leiding van premier Viktor Orbán voorop. ‘Het is totaal hypocriet. Als je kijkt naar de realiteit in Hongarije, waar Orbán steeds meer arbeidsimmigranten van buiten de EU aantrekt, alleen doet hij dat stilletjes, terwijl hij voor de bühne roept dat hij geen migranten wil.’ Wat dat betreft schrikt De Haas wel van de bereidheid te onderhandelen met de PVV. ‘In het verkiezingsprogramma worden basale rechtstatelijke beginselen over de schutting gegooid, dat moet je heel serieus nemen.’

Mensen worden voor de gek gehouden. ‘En dat is niet meer vol te houden, want de ergernis over dingen die niet goed gaan, is volkomen terecht. Gezondheidszorg, ouderenzorg, bestaanszekerheid, fatsoenlijk werk, betaalbare huisvesting en een overheid die vaak geen oog heeft voor de problemen van gewone mensen. Dat zijn fundamentele bestaanskwesties.’ Deze problemen los je niet op met een migratiestop, is de overtuiging van De Haas. ‘Politici gebruiken migranten en vluchtelingen als zondebok. Dat is een succesvolle politieke strategie gebleken. Het leidt de aandacht af van economische of politieke oorzaken van ongenoegen en het verhult dat die problemen zijn veroorzaakt door hun beleid of nalatigheid. Zoals de overlast en ergernis in buurten waar arbeidsmigranten in overbevolkte huurwoningen worden gestopt, uitgebuit door huisjesmelkers en werkgevers.’

‘Rallying around the flag’, noemt De Haas het. ‘Als de legitimiteit in gevaar komt, gaan machthebbers vaak oorlog voeren óf er wordt een migratiedreiging of -invasie verzonnen. Zo creëer je een gemeenschappelijke vijand. Extreem-rechts voegt daaraan toe dat de maatschappij niet alleen van buitenaf wordt bedreigd, maar ook van binnenuit door migranten wordt ondermijnd, waarmee vooral op moslims gedoeld wordt. Het is een variant op de oude theorie van de wereldsamenzwering van joden. De grote vervangingstheorie of omvolkingstheorie komt dicht bij dat soort ideeën. Ik hoop en ik geloof uiteindelijk ook niet, dat in Nederland middenpartijen daarin mee zullen gaan. Maar je moet wel waakzaam zijn. Je moet niet denken: o, dat zeggen ze alleen maar. Want het is vaak gebleken dat extreemrechtse politici proberen uit te voeren wat ze willen.’

Angst voor migranten, of wantrouwens jegens hen, heeft altijd bestaan. ‘In het Parijs van de negentiende eeuw was men bang voor mensen uit Bretagne omdat ze geen Frans spraken. Max Weber waarschuwde dat Poolse migranten een “lager staand ras” waren. Een collega van mij, Saskia Bonjour, heeft laten zien hoe in beleidskringen in Nederland in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw werd gepraat over Italiaanse en Spaanse gastarbeiders, die niet goed in de Nederlandse cultuur zouden passen. Je kunt er vergif op innemen dat we het over twintig jaar niet meer over Turken en Marokkanen hebben. Je ziet dat eigenlijk al minder worden. Dan hebben we het over andere groepen. Dat is aan de ene kant een reden voor pessimisme, maar ook voor relativering.’

De urgentie is voor hem sinds de verkiezingen alleen maar groter geworden. ‘De enige oplossing is een overtuigend tegen-narratief. Dat is mijn motivatie geweest om dit boek te schrijven. Niet dat ik het definitieve antwoord heb, maar ik heb wel heel veel feiten. Daarom is het boek ook zo dik.’ De Haas had dit gewicht aan data, inclusief een heel notenapparaat, voor zijn gevoel nodig om tegen het dominante narratief in te kunnen gaan. ‘Ik wil duidelijk maken dat ik dit niet gisteren heb verzonnen, dat het geen mening is. Het vat een eeuw migratiewetenschap samen. Ik laat aan de hand van data aan politici zien: jullie migratiebeleid werkt niet. Het werkt zelfs contraproductief. Het stopt migratie niet, het lokt permanente vestiging uit, het lokt smokkel uit, het lokt mensenhandel uit, het lokt exploitatie van arbeidsmigranten uit, het lokt problemen in arme wijken uit. Het beleid is niet de oplossing maar de oorzaak van veel problemen. En dat moet duidelijk worden.’ Hij besefte bovendien dat het niet alleen om de feiten ging, maar ook om de framing, dat hij als onderzoeker de taak had de feiten in te bedden in een breder verhaal. Het debat is, vindt hij, vaak verengd tot wie is vóór en wie is tegen immigratie. ‘Dat is net zoiets als voor of tegen de economie zijn’, schrijft hij. ‘Migratie is van alle tijden, het is een normaal proces, een intrinsiek onderdeel van onze samenlevingen.’

Opvallend is dat er geen empirische link is tussen het succes van het extreemrechtse vertoog en het niveau van migratie. ‘Wilders vierde zijn eerste verkiezingswinst in een tijd dat Nederland een negatief migratiesaldo had. Het ligt niet primair aan de aantallen, maar aan de beleefde problematiek. En die beleefde problematiek wordt heel erg opgeklopt. Dat in Ter Apel mensen buiten moeten slapen, wordt veralgemeniseerd voor het hele land en geframed als vluchtelingencrisis. Terwijl we alleen een opvangcrisis hebben.’

Met zijn boek wil de auteur vooreerst door middel van de feiten logenstraffen dat mondiale migratie toeneemt. Zo’n 84% woont in zijn geboorteplaats, 13% migreert in het binnenland. Slechts 3 procent van de wereldbevolking migreert naar het buitenland, 0,3 procent zijn vluchtelingen. Er is dus geen wereldwijde migratiecrisis, concludeert de Haas. Politieke – de waarheid versluierende – retoriek en uitvoerige, sensatiebeluste mediaberichtgeving blaast de ware omvang van illegale migratie op. Immigratie overkomt ons niet, het is grotendeels een gevolg van het actieve streven en de bewuste keuze van overheden en bedrijven om arbeidsmigranten te werven. Ondertussen profileren politici zich als sterke leiders door illegale migratie als een enorme bedreiging te schetsen.

‘Eigenlijk zijn de meeste hedendaagse migratiedebatten helemaal geen debatten,’ schrijft hij in zijn boek. ‘Wat je erin terughoort, zijn vrijwel uitsluitend meningen of staaltjes wensdenken en bijna nooit een op feiten gestoelde redenering.’ PVV-leider Geert Wilders voert al jaren het hoogste woord. ‘Ze vreten ons land kaal en pakken onze huizen, onze zorg en ons geld. Nog meer islam. Nog meer ellende. Omdat het kabinet onze grenzen voor gelukszoekers weigert te sluiten.’  Die uitspraak, op oudejaarsdag 2022 op Twitter, het huidige X, ging vergezeld van een artikel in De Telegraaf, over de piek in asielaanvragen in dat jaar. Die was voor het grootste deel te danken aan Oekraïners die ons land na het begin van de oorlog binnenstroomden, niet aan vluchtelingen met een islamitische achtergrond van wie er enkelen zichtbaar waren op de foto bij het krantenartikel. Dat migranten banen inpikken, lonen drukken en de verzorgingsstaat ondermijnen, zijn mythen waarmee De Haas resoluut afrekent. Van een ‘asieltsunami’, waar Wilders al jaren over spreekt, is geheel geen sprake. Het is de eerste mythe die hij in zijn boek fileert. Los van de pieken die de Syrische crisis en de oorlog in Oekraïne veroorzaakten, is het aandeel asiel in de totale migratie al decennia constant, vertelt De Haas. In de jaren ’90 vormde asiel 30 tot 50 procent van de immigratie naar Nederland. De aantallen zijn sinds die tijd niet echt toegenomen. Als je de pieken en dalen eruit haalt en een trendlijn zou tekenen, zie je dat die tamelijk vlak loopt. Het aantal asielzoekers in de totale immigratie is inmiddels afgenomen naar zo’n 10 procent. De asielinstroom gaat in Nederland sinds de jaren ’90 als een pingpongballetje op en neer, maar er is geen structurele toename. Er is geen stijgende trend. Toch is er geen journalist die een politicus hierop corrigeert. Politici corrigeren elkaar ook niet meer. Dat doen politici sowieso al niet op het migratiethema. Vrijwel iedereen zit in hetzelfde frame.

‘De huidige aantallen zijn ongeveer vergelijkbaar met die van de jaren negentig, ten tijde van de Joegoslavië-oorlog. Het is geen stijgende trend, het gaat met pieken en dalen, en die realiteit moet eindelijk eens erkend worden. Want je kunt er alleen maar mee omgaan als je het asielsysteem zo inricht dat je een buffercapaciteit hebt. Dan voorkom je ook kapitaalvernietiging als je asielzoekerscentra sluit, die later weer opgezet moeten worden. En menselijke expertise die je kwijtraakt. De politiek struikelt “van asielcrisis naar asielcrisis”. Politici dragen keer op keer dezelfde oplossingen aan, die niet gewerkt hebben de afgelopen dertig jaar. En daarvan zeg ik: waarom denk je dat het nu dan wel werkt?’ 

Ondertussen zorgen de lange wachttijden ‘voor heel veel leed’, gaat De Haas verder. ‘Ik denk dat je heel kritisch kunt zijn op de grootschalige opvang van het COA [Centraal Orgaan opvang asielzoekers]. Die leidt vaak tot verzet. Kleinschalige opvang is iets duurder maar leidt tot een veel hogere sociale acceptatie. Als kleine groepen vluchtelingen zich vestigen in kleine gemeenschappen, gaat dat vaak juist opvallend goed.’ 

Daarmee komt hij meteen op een van de mythes in zijn boek: het is niet zo dat de publieke opinie zich tegen migratie heeft gekeerd. ‘De meeste mensen hebben gemengde opinies over migratie. De grote meerderheid vindt dat echte vluchtelingen opvang verdienen. Tegelijkertijd maken ze zich zorgen over de toestanden aan de Europese buitengrenzen en problemen in wijken waar veel arbeidsmigranten en asielzoekers wonen.’  

Nog een mythe: immigratie doet de criminaliteit stijgen. Nee, zegt De Haas. ‘Gewelddadige criminaliteit neemt af in bijna de hele westerse wereld. Daarnaast laten onderzoeken zien dat migranten gemiddeld gezien juist minder crimineel zijn. Dat komt doordat eerstegeneratiemigranten vaak mensen zijn die een nieuwe toekomst willen opbouwen. Er is zeker sprake van overrepresentatie van bepaalde groepen in criminaliteitsstatistieken, maar dit is naast etnische profilering vooral een verhaal van sommige leden van de tweede generatie die geen toekomstperspectieven hebben.’

En dan hebben we de hardnekkigste mythe nog niet eens gehad: we leven in tijden van ongekende massamigratie. ‘Dat klopt niet’, zegt De Haas. ‘Ja, er zijn meer migranten, maar de bevolking is ook gegroeid. Ongeveer 3 procent van de wereldbevolking is internationaal migrant, en slechts 0,3 procent vluchteling of asielzoeker. Die cijfers zijn al decennialang redelijk stabiel. We zien dus géén explosieve toename van migratie.’

De hoogleraar ziet dat ngo’s en internationale organisaties vaak niet zuiver omgaan met cijfers, waardoor het lijkt alsof de toename van vluchtelingen veel groter is dan die in werkelijkheid is. Zo publiceerde VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR cijfers over een toename van het aantal vluchtelingen tot wel 100 miljoen mensen in 2022. ‘Uit mijn onderzoek bleek dat de UNHCR de laatste jaren rond de 62 miljoen binnenlands ontheemden bij de 25 tot 30 miljoen vluchtelingen is gaan optellen en steeds meer landen meerekent. Maar dat is natuurlijk appels met peren vergelijken.’  Daar komt bij dat er tegenwoordig stemmen opgaan om het VN-Vluchtelingenverdrag aan te passen of zelfs helemaal op te heffen. ‘Dat vind ik heel gevaarlijk. Het argument is dan dat er zo veel vluchtelingen zijn tegenwoordig, dat we het niet meer aankunnen. Terwijl dat evident niet waar is. In de directe nasleep van de Tweede Wereldoorlog waren er naar schatting zo’n 175 miljoen ontheemden. In absolute aantallen waren dat er dus veel meer dan nu. Niet eens relatief!’ 

De echte, structurele toename zit ’m in de arbeidsmigratie. En ja, daar zit het pijnpunt ook, want we hebben nu eenmaal een ontzettend flexibele arbeidsmarkt gecreëerd, die per definitie heel veel vraag naar buitenlandse arbeidskrachten genereert. Het zijn zomaar een paar feiten die in de debatten voor de verkiezingen niet aan de orde werden gesteld. Ook de gezinsmigratie, die de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen in haar in januari 2024 gepubliceerde aanmerkt als grootste factor in de immigratie, ‘is vaak een indirect gevolg of een bijproduct van arbeidsmigratie, waarbij partners en kinderen arbeidskrachten volgen,’ schrijft De Haas in zijn boek.

Het eerlijke verhaal gaat volgens De Haas over de arbeidsvraag in Europa. ‘Dat is een soort olifant in de kamer, een publiek geheim’, zegt hij. ‘De voornaamste reden dat Nederland, net als andere West-Europese landen, substantieel toenemende immigratie kent de laatste decennia, is de toenemende arbeidsvraag.’  De meeste migranten zijn namelijk arbeidsmigranten. Verder komen er onder anderen studenten en familieleden die zich bij hun partner voegen. ‘Het gaat echt niet alleen maar om zielige mensen op bootjes. Negen van de tien Afrikanen komen legaal naar Europa.’ 

‘De beste manier om migratie te stoppen’, zegt hij regelmatig in interviews, ‘is de economie om zeep brengen. Want als er één ding is dat migranten aantrekt, zo blijkt uit tal van onderzoeken, dan zijn het banen. Dat is de enige echte pull-factor. Nederland heeft, net als andere Europese landen, arbeidsmigranten nodig voor de economie.’ Het aantal arbeidsmigranten in Nederland is de afgelopen vijftien jaar dan ook verviervoudigd. ‘Dat zie je in heel Europa.’

Volgens De Haas zijn het vaak dezelfde politici die oproepen tot het tegenhouden van asielzoekers, die vervolgens de deuren openzetten voor arbeidsmigranten. Hij geeft een voorbeeld. ‘Ongeveer twee derde van de arbeidsmigranten komt van binnen de EU. In het Verenigd Koninkrijk hebben ze daarom gezegd: we gaan uit de Unie. Maar het VK heeft recordimmigratie gekend de laatste jaren. Waarom? Omdat de Brexit wel vrije mobiliteit vanuit Europa afschafte, maar niet de arbeidsvraag.’ Ná de Brexit begonnen werkgevers moord en brand te schreeuwen, legt hij uit. De schappen waren leeg, er waren geen vrachtwagenchauffeurs meer, geen tomatenplukkers. ‘Men is als de wiedeweerga Oost-Europeanen gaan invliegen. En mensen die eerst heen en weer reisden, gingen nu niet meer weg.’ 

Volgens De Haas was de val van het kabinet-Rutte IV ‘een klassieke afleidingsmanoeuvre’. ‘Je weet natuurlijk nooit zeker wat de ware motieven van politici zijn, maar het is buitengewoon plausibel. Toen het kabinet viel, werd bij de instroomcijfers van het voorgaande jaar gelijk dat getal genoemd: 400.000. Dat was heel gelukkig getimed omdat we juist in 2022 een exceptioneel hoge immigratie hadden met al die Oekraïense vluchtelingen. En er werd niet bij vermeld dat in datzelfde jaar 179.000 mensen Nederland verlieten. Dat levert nog steeds een uitzonderlijk hoog migratiesaldo op, maar op die manier werden de cijfers bewust aangedikt. Daarnaast werd ook de al veel langer spelende crisis in de opvang van asielzoekers zichtbaarder. Dit is een grotendeels zelfgecreëerd probleem, omdat we na de Syrië-crisis de opvangcapaciteit veel te veel hebben afgebouwd.’ 

‘Migratie als afleidingsmanoeuvre, als zondebok, om de aandacht af te wenden van beleidsfalen op allerlei andere terreinen, zoals woningbouw, het toeslagenschandaal, bestaanszekerheid en groeiende ongelijkheid. Als ik er vanaf een afstand naar kijk, doen politici dat heel bewust. Migratie kan natuurlijk een probleem zijn, maar het is dan vooral een dankbaar onderwerp: politici kunnen zich met ferme statements opwerpen als sterke leiders: we gaan er echt iets aan doen.’ 

‘Er is een enorme angst in de politiek geslopen om als soft te worden gezien. Er zijn, denk ik, genoeg politici die het echte verhaal van migratie wel kennen, weten dat het ingewikkelder in elkaar zit, maar ze durven dat niet meer te zeggen. En het frame is nu zo dat migratie de oorzaak is van heel veel problemen. Het is compleet onlogisch om er zo tegenaan te kijken. Er wordt regelmatig gevraagd of ik voor of tegen migratie ben. Dat is een onzinnige manier om over dit onderwerp te praten. Net alsof je voor of tegen markten bent: “Ik ga het marktprobleem oplossen.” Waar heb je het dan over? Ik hoorde Rutte laatst nog zeggen: “Ik heb het migratieprobleem niet op kunnen lossen.” Er wordt een soort illusie gecreëerd.’

‘En links is daar ook heel ver in meegegaan. PvdA en GroenLinks, die ideeën over migratiedeals onderschrijven. Het is een lichtere versie van wat je op de rechterflank hoort, maar de overall framing luidt: “Het is een probleem dat we moeten oplossen.”. De standaardoplossingen die vervolgens worden voorgespiegeld, verschillen wel een beetje. De rechterkant legt de nadruk op nog meer grensbewaking, nog strenger. Op de linkerkant hoor je vaker humanitaire narratieven: “We moeten ontwikkelingshulp bieden, dan komen die mensen niet meer hier.” Beiden zijn volgens De Haan een mythe. Ontwikkeling van arme landen leidt doorgaans tot meer migratie, omdat meer mensen zich kunnen veroorloven de kosten van migratie te financieren.

De Haas toont aan dat het beeld dat Europa overspoeld wordt met laag opgeleide migranten uit Afrika die met bootjes hier naar toe komt niet klopt. „Die bootjes zijn onbelangrijk. Ik weet uit mijn interviews in Marokko dat zo’n oversteek de minst populaire methode is. Als je niet met een visum kunt binnenkomen, probeert men zich te verstoppen in het busje van een ander, op een vrachtwagen of een groot containerschip. We zien de dramatische gevallen. Uit onderzoek blijkt dat er jaarlijks enige tienduizenden met die bootjes gaan, ongeveer 1 tot 2 procent van de totale migratie naar de EU.” Loopt Afrika leeg richting EU? „Dat is totaal bezijden de waarheid. De migratie is de laatste jaren niet enorm toegenomen. Er is al dertig, veertig jaar een structurele migratie van Noord-Afrika naar Europa. Het was voor Marokkanen tot 1991 trouwens doodgewoon om een paar maanden per jaar als oogstarbeider in Spanje te werken en daarna weer terug te keren. Pas toen het Schengenvisum werd ingevoerd, ontstond het probleem. Toen konden ze geen ferry meer nemen, maar moesten ze illegaal met vissersbootjes. Het migratiebeleid is deel van het probleem.”

‘Door de invoering van het Schengen-visum werd de enige manier om de Middellandse Zee over te komen, een smokkelaar inhuren’, vertelt De Haas. ‘We hebben die smokkelindustrie dus zelf in het leven geroepen. Maar de politiek gebruikt mensensmokkelaars nu als zondebok. Natuurlijk gaan er dingen fout, maar echt niet alle mensensmokkelaars zijn criminelen. Voor sommige vluchtelingen zijn het helden.’ 

De Haas toont ook aan dat de migratiedeals met derde landen niet werken. “We proberen al dertig jaar migratiedeals met landen buiten de EU te sluiten, maar die zijn – nog los van de ethische bezwaren – niet echt effectief gebleken, vertelt De Haas. Toch wordt met name de Turkijedeal (2016) vaak wel gezien als een goede oplossing. Maar waarom pakt niemand er eens een grafiekje bij? ‘De asielinstroom was al heel sterk afgenomen vóór de Turkijedeal en het afsluiten van de zogeheten Balkanroute.’ 

De Haas verduidelijkt enkele paradoxen waardoor hij laat zien dat migratie onderdeel is van processen van economische ontwikkeling, verstedelijking en modernisering. De conventionele denkwijzen daarover moeten radicaal veranderen. Immers, de belangrijkste oorzaak is de vraag naar arbeid in geïndustrialiseerde landen. We hebben arbeiders nodig, en niet in het minst door de vergrijzing, dat is de olifant in de kamer. ‘Arbeidsmigranten zijn de smeerolie van rijke economieën’.

‘De waarheid is dat onze welvarende, vergrijzende en hoogopgeleide samenlevingen een ingebouwde en dus structurele vraag naar arbeidsmigranten hebben ontwikkeld. Zolang onze economieën hard blijven groeien zal die trend niet worden teruggedraaid. Zo bezien is de effectiefste manier om immigratie de kop in te drukken de economie ten gronde te richten’, aldus de Haas. In het hoofdstuk mythe vijftien: ‘Immigratie is een oplossing voor de vergrijzing’, wijst de auteur erop dat het mondiale aanbod van goedkope arbeid zal slinken en dat we er dus niet vanzelfsprekend vanuit kunnen gaan dat we simpelweg met een vingerknip beroep zullen kunnen blijven doen op migranten die bijvoorbeeld onze ouderen zullen komen verzorgen.

„Migratie hangt voornamelijk samen met economische groei. Tweederde van de fluctuatie in immigratie naar Nederland sinds 1976 is daarmee te verklaren. Dat is statistisch buitengewoon hoog. Dat toont aan hoe beperkt migratie te sturen is. Rijke landen trekken migranten aan. Zolang we welvarend blijven is het onvermijdelijk. Leg je erbij neer.”

Hallucinant is ook om te lezen dat, als logisch gevolg van het arbeidsaanbod, migratie voorheen soepel verliep. Migranten kwamen arbeiden en keerden buiten de werkseizoenen terug naar huis. Vanaf het moment dat er een visum nodig was, durfden ze niet meer tijdelijk naar hun land van herkomst terugkeren uit schrik niet meer te kunnen terugkeren naar het land waar ze werk vonden. Een paradox die kan tellen, grensbeperkingen leiden dus tot meer immigratie. Toen migranten dan ook nog via gevaarlijke wegen toch de geïndustrialiseerde landen probeerden te bereiken, werden muren en hekkens gebouwd en werden organisaties zoals Frontex opgericht. Met veel menselijk leed tot gevolg voor de migranten én torenhoge kosten voor de westerse belastingbetaler. Met andere woorden het boek maakt duidelijk hoe een inhumaan en ineffectief migratiebeleid heeft gefaald.

Huidige beleidsmakers denken en stellen dat migranten de arbeidsmarkt verstoren. Het zijn ‘gelukzoekers’ die hier ook voor onveiligheid zorgen. Daar moet een hek voor. „Politici willen de illusie creëren dat ze het in de hand hebben. Maar het is symboolpolitiek. Ik begrijp ook wel dat het politieke zelfmoord is als je roept: gooi de grenzen maar open voor laaggeschoolde migranten. Maar illegale migratie bestaat en wordt in Europa in hoge mate getolereerd. Het is smeerolie voor de economie.” Dus vreemdelingenbeleid heeft geen effect? „Het heeft zeker effect, maar dan wel averechts. De kosten en de risico’s voor de migranten nemen enorm toe. De neiging om zich ook permanent in Europa te vestigen is er sterk door gegroeid. Ook werden de routes steeds diverser. Eerst probeerde men het alleen bij de Straat van Gibraltar. Nu moeten er duizenden kilometers kust bewaakt worden. Onmogelijk! Het menselijk lijden is erger geworden. Het aantal legale migratiekanalen is afgenomen, dus gaat men meer illegaal.” Een streng toelatingsbeleid maakt het probleem groter? „Feitelijk maken we het lager opgeleide migranten ook moeilijker om terug te keren. Eenmaal binnen, wil men niet meer terug. Beleidsmakers hebben best in de gaten dat er een enorme kloof gaapt tussen papier en de werkelijkheid. Maar het gaat ze in eerste instantie om het wekken van de indruk dat alles onder controle is. Acties met patrouilleboten van de EU zijn gericht op de media. Laten zien dat mensen worden teruggestuurd. Electoraal begrijp ik dat. De publieke opinie verzet zich.” De Haas stelt terecht dat die opinie echter onzin is. „Als je naar langere termijntrends kijkt, economisch en demografisch, dan kun je er niet omheen dat er aan de onderkant van de arbeidsmarkt een vraag is die migranten opvullen. Dan zal je als politicus de moed moeten hebben om dat over het voetlicht te brengen. Aan die moed is nu gebrek. Er is een patstelling.”

De Haan stelt terecht dat staten geen grote bevolkingsgroepen willen waar ze geen zicht op hebben. Dus neigt men uiteindelijk toch naar regulering. “Als je wat wilt doen aan de doden, aan het lijden, aan de enorme kosten, dan moet je meer legale kanalen scheppen voor laaggeschoolde arbeid.” Daarvoor zal op termijn ook de arbeidsmigratie uit Oost-Europa geen voldoende aanbod leveren voor laaggeschoolde arbeid. „Ook dát is een illusie. De demografie van Oost-Europese landen implodeert nog harder dan bij ons. Het arbeidsoverschot daar is hoogstens tijdelijk. Je ziet nu al dat de Polen terugkeren omdat hun economie hard is gegroeid. De voorspelling dat de arbeidsmigratie van buiten de Unie zou inzakken door de uitbreiding van de EU is ook niet uitgekomen.”

De Haan stelt dat grip op migratie maar zeer beperkt mogelijk is, en hij heeft gelijk. „Je moet het niet ontkennen en je moet niet denken dat migranten teruggaan. Dat hebben we in de jaren 70, 80 wel gedaan. Migratie gaat gewoon door. Dus moet je een beleid maken dat migratie aan de onderkant van de arbeidsmarkt reguleert. Daardoor zal je vermogen om als staat te bepalen wie binnenkomt, groeien. Wat je nu doet, is officieel ontkennen dat die vraag bestaat. Dan verlies je juist de greep. We hebben de afgelopen decennia de arbeidsmarkt gedereguleerd, grensverkeer vrijgemaakt, handelsverkeer geliberaliseerd. Dat staat haaks op de wens naar meer regulering van migratie.”

Als je meer ongeschoolde arbeid toelaat, verdring je niet de autochtonen. “In alle westerse landen is er werk dat autochtonen bijna per definitie niet willen doen. Dat heeft met status te maken, met sociale zekerheid, met minimumloon. We kennen allemaal het zwarte werk in de landbouw en de huizenbouw – de groei zit in de huishoudelijke arbeid. Ook in Nederland is dat ‘verzwart’. Steeds vaker zijn dat illegale migranten. Dat komt ook doordat steeds meer vrouwen en jongeren werken. Zij vormden traditioneel de huishoudelijke hulpen en de oogstarbeiders. Migratie is hiermee vervlochten. Zonder dit soort hulp kunnen economieën eigenlijk niet meer draaien. Migranten komen alleen als er een vraag is naar arbeid. Dat beeld van een enorme toevloed aan doodarme gelukzoekers vertekent. Alsof de oorzaak de misère van armoede, verdroging of oorlog zou zijn. De armsten kunnen het zich sowieso niet permitteren te migreren. Afrikanen komen af op arbeid, niet op de verzorgingsstaat. Want daar hebben ze geen toegang toe. Willen we hier een agrarische sector? Dan houd je een vraag naar oogstarbeid. Migratiebeleid heeft weinig invloed op de vraag óf mensen komen, maar wel hóe ze komen: via de Canarische eilanden of via Italië. Of je het wilt of niet, migratie komt toch. Alle rijke, hoogontwikkelde democratieën hebben het.”

Het valt De Haas op dat in West-Europa, ook in Nederland, vaak wordt gezegd: we hebben alleen maar hoogopgeleide migranten nodig. ‘Maar kijk even om je heen. Wie wast er af? Wie maakt er schoon? Of werkt er in de tuinbouw? Dat zijn vaak migranten. Vaak met, maar ook vaak zonder papieren. Ze hebben banen die veel Nederlanders niet willen.’ Kortom, het idee dat we geen arbeidsmigranten nodig hebben – ook een mythe. 

De Haas heeft geen kant en klare oplossingen, die bestaan niet. Het gaat ook om politieke en economische keuzes. ‘Ik zou een debat willen over vragen als: willen we echt toe naar een samenleving waar een nieuwe dienarenklasse, die bestaat uit migranten die werken als schoonmakers, nanny’s, pakjesbezorgers en restaurantwerkers, het vuile werk opknapt? Hebben we dat echt nodig?’ Hij vraagt weleens aan studenten: wie denken jullie dat deze collegezaal schoonmaakt? Jullie eten bezorgt? Jullie tomaten plukt? Jullie online aankopen in distributiecentra sorteert? Dat zijn de onzichtbaren, jullie dienaren. ‘Dan zitten ze me vaak een beetje glazig aan te kijken, want ze vinden zichzelf heel links. Het is niet alleen een kwestie van grootkapitaal dat migranten uitbuit. Het zit in de haarvaten van onze samenleving. We willen eigenlijk niet accepteren dat het mensen zijn.’

Zelfs de staat omvormen tot een politiestaat, waarmee het nieuwe fascistische kabinet dreigt door een ‘asielcrisis’ uit te roepen, zal de illegale migratie niet doen stoppen. “Saoedi-Arabië wordt weleens genoemd als een land dat migratie onder controle heeft. Dat land heeft zich inderdaad niet verbonden aan mensenrechtenverdragen. Maar zelfs in Saoedi-Arabië vestigen zich Nigeriaanse migranten illegaal. Die blijven dan in Mekka hangen na de Hadj.”

Aan regelingen die illegalen legaliseren valt ook bij restrictief beleid niet te ontkomen, aldus de Haan. „Als je dat weigert, ontstaat er een nieuwe onderklasse. Dat gevaar is reëel in Europa. In Nederland zijn naar schatting tussen de 60.000 en 120.000 illegalen. Niet ieder van hen zal zich hier vestigen. Maar je ziet wel dat er door de koppelingswet steeds meer uitsluiting plaatsvindt. Migranten krijgen ook kinderen. Als je ze lang uitsluit, creëer je een nieuw integratieprobleem. Je doet er verstandig aan om de facto-vestigers te legaliseren. Van gastarbeiders is ook te lang volgehouden dat ze wel terug zouden gaan. Illegale migranten zou je een gefaseerde toegang tot vestigingsrechten kunnen bieden. Die kun je voorwaardelijk maken: dat mensen bijvoorbeeld moeten participeren. Fouten uit het verleden hoef je niet te herhalen. Zorg ervoor dat deze mensen integreren.”

Legalisatie creëert ook geen aanzuigende werking. „Nee. Migratie wordt gestuurd door de vraag naar arbeid. Als je kapper bent of loodgieter, laat Australië je graag toe. Daar wordt vrij rationeel gekeken naar wat er nodig is. Je krijgt punten voor je leeftijd, opleiding, beroep. Dat is veel beter dan onze manier. De mensen aan wie behoefte is, geef je middelen om te integreren. Die koppelingswet is één van de domste dingen die we ooit gedaan hebben. Op termijn creëren we een groot probleem van sociale cohesie.”

De beste manier om migratie te controleren is volgens De Haan: „Uit de EU treden, onze handelsakkoorden opzeggen, uit de Raad van Europa stappen en alle mensenrechtenverdragen opzeggen. En daarna proberen om ons nationaal inkomen flink omlaag te brengen.” En een hek om Europa, net als tussen de VS en Mexico? „Dat is symboolpolitiek. Zolang er vraag naar arbeid is, vinden migranten altijd een andere weg om binnen te komen. En zo’n hek zullen die migranten dan eerst wel zelf moeten helpen bouwen.”

Volgens De Haas is de wens tot minder immigratie, hoe dan ook niet te verenigen met sterke economische groei plus een liberale arbeidsmarkt. ‘Wil je echt grip op migratie krijgen, dan moet je denken aan een fundamenteel ander economisch beleid. Ik zeg niet dat dat wenselijk is, ik constateer het alleen. We hebben de knoppen van de migratiecontrole de laatste decennia uit handen gegeven aan de private sector. Er zijn duizenden wervingsbureaus in Nederland en het is een sector die niet gereguleerd is.’ Hier zou meer controle op moeten komen, vindt hij. ‘Want er is ook sprake van uitbuiting.’ 

De Haas: ‘Je hoort politici tijdens de campagne zeggen: we gaan de instroom stevig aanpakken, met asielquota et cetera. Om hardheid uit te stralen.’ Zo wil de BBB een quotum van 15 duizend asielzoekers, fors minder dan de 46 duizend asielzoekers die vorig jaar naar Nederland kwamen. NSC van Pieter Omtzigt wil het totale migratiesaldo (werk, asiel, studie) terugdringen naar 50 duizend per jaar, terwijl de PVV pleit voor een totale asielstop, de VVD de mogelijkheid wil hebben voor een tijdelijke asielstop en de SP pleit voor een tijdelijke stop op ‘economische migratie’.  ‘Je ziet dat politici van links tot rechts altijd heel erg op asiel focussen, terwijl we weten dat internationaal gezien maar ongeveer 10 procent van alle migranten vluchteling is. In Nederland misschien 10 tot 12 procent. Een asielquotum is helemaal niet uitvoerbaar, want we hebben ons te houden aan internationale verdragen. Bovendien hebben we 44 duizend kilometer Mediterraanse kustlijn. Het is een illusie om te denken dat je iedereen kunt tegenhouden als er een oorlog in of buiten Europa uitbreekt. Dat is nog nooit gelukt. Als je nu sterker gaat patrouilleren bij Lampedusa, zullen daar minder mensen de Middellandse Zee oversteken. Maar de route blijft verschuiven en het is onmogelijk om een muur om heel Europa te bouwen.’  

‘Als je als overheid asiel en migratie drastisch wil beperken, dan zal dat ten koste gaan van de rechtsstaat of van de economie’, zegt de Haas. ‘Het is een van de twee.’

Een opvallende en m.i. terechte stelling van de Haas is ook dat het enorm klimaatprobleem, ‘een van de meest urgente problemen waarmee de mensheid zich geconfronteerd ziet’, niet zal leiden tot massamigratie (mythe 22), alweer om de eenvoudige reden dat het grootste deel van de migranten in hun land blijven, dat ze eenvoudigweg het geld niet hebben om te migreren. Het zijn precies de meest kwetsbare bevolkingsgroepen die het meest te lijden hebben onder de klimaatverandering, het zijn precies zij die de middelen ontberen om te vertrekken. Hoofstuk mythe 22 is één van de meest interessante delen uit het boek, vooral omdat uitgelegd wordt hoe het nu precies echt zit met desertificatie en met stijgende zeespiegels.

De Haas stelt in zijn eindbeschouwing, ‘De weg voorwaarts’, dat beter beleid niet eenvoudig is. Er zal vooral goeie ‘politieke wil’ voor nodig zijn. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat de reeds welvarende leden van bestemmingssamenlevingen de lusten van migratie te beurt vallen, terwijl de sociale lasten die migratie met zich meebrengen ‘in onevenredig hoge mate terechtkomen op de schouders van gewone burgers’. Burgers die in de afgelopen decennia te maken kregen met afkalvende baanzekerheid of dalende levensstandaard.

De Haas stelt terecht ook enkele fundamenteel ethische vragen. De debatten over migratie mogen niet los staan van de bredere debatten over ongelijkheid, arbeid en sociale rechtvaardigheid. ‘De manier waarop regeringen omgaan met immigranten is immers ook vrijwel automatisch de manier waarop ze arbeiders in het algemeen behandelen’. De auteur wijst er ook op dat de waardigheid van handarbeid in ere hersteld moet worden. Dat geldt in het bijzonder voor de sectoren die niet kunnen geoutsourcet of geautomatiseerd worden. Daar zullen we de arbeiders in de toekomst hard nodig hebben. De Haas: ‘Elke oprechte discussie over migratie [is] onvermijdelijk ook een discussie over het soort samenleving waarin we willen leven.’

Het is de vraag naar goedkope arbeid die migratie naar ons land doet toenemen, niet de zgn. beleefde goede voorzieningen hier

Migranten komen niet naar Nederland voor een uitkering, maar om te werken of om samen te kunnen zijn met hun gezin. Voor asielzoekers speelt het vinden van bescherming een rol. Voor veel migranten zijn het ‘vinden van betere arbeidsperspectieven’ maar ook de ‘aanwezigheid van sociale netwerken’ in Nederland van invloed op hun migratie keuze. Het is een mythe dat migranten vertrekken om goede sociale voorzieningen elders te krijgen. Voor ‘bijstandstoerisme’ of ‘een aanzuigende werking’ van onze verzorgingsstaat bestaan weinig aanwijzingen. Migranten gaan niet massaal naar landen met de meest ontwikkelde verzorgingsstaat of met de meest gunstige sociale zekerheid zoals bijvoorbeeld de Scandinavische landen die kennen. Integendeel: velen reizen af naar Spanje (zoals de Roemenen) of het Verenigd Koninkrijk (bijvoorbeeld de Polen). Dat zijn juist landen met betrekkelijk beperkte verzorgingsstaat voorzieningen en een relatief laag bijstandsniveau. Veel migranten, veelal jong en vaak ook in de gezinsvormende fase van hun leven, hebben meestal helemaal geen gedetailleerde kennis over onze verzorgingsstaat. Net als de meeste mensen oriënteren zij zich hier pas op wanneer het aan de orde is in een bepaalde levensfase. En wie alleen naar Nederland zou komen voor een uitkering komt bedrogen uit. Je kán helemaal geen bijstandsuitkering aanvragen als je de grens passeert. Asielzoekers krijgen onderdak en leefgeld van 59 euro per week. Europese migranten kunnen hun verblijfsrecht verliezen als ze zich melden bij de sociale dienst. En ook een WW-uitkering wacht niet op je aan de grens. Daarvoor moet je als migrant – net als iedereen – een arbeidsverleden hebben opgebouwd. Ook is het grote onzin dat de tekorten in onze verzorgingsstaat komen door een te hoge instroom van migranten – die tekorten zijn veroorzaakt door slecht, neoliberaal beleid. Het is de typische zondebokkenstrategie van extreemrechts om migranten als oorzaak van problemen aan te merken.

Het aantal Oost-Europese migranten – de grootste groep migranten op dit moment in Nederland – met een bijstandsuitkering is betrekkelijk gering. Het gaat om 1,8 procent in vergelijking tot 2,3 procent onder burgers van Nederlandse origine, al is er wel een lichte stijging. Oost-Europese arbeidsmigranten maken wel vaker gebruik van een WW-uitkering. Dit heeft te maken met hun kwetsbare positie op de arbeidsmarkt: ze werken veelal in de laaggeschoolde en flexibele sectoren van de arbeidsmarkt. Ook voor Nederlanders met dezelfde kenmerken geldt dat zij vaker een WW-uitkering hebben. Veel migranten die werkloos worden vertrekken echter ook weer uit Nederland en doen geen beroep op WW.

Voor hoger opgeleide arbeidsmigranten kunnen bepaalde voorzieningen die de verzorgingsstaat biedt wel cruciaal zijn voor de keuze van het bestemmingsland. Omdat het vaak (jonge) gezinnen zijn, gaat dat dan vooral om goede gezondheidszorg, kinderopvang en onderwijs voor de kinderen, verlofregelingen etc. Maar juist op deze elementen van de verzorgingsstaat scoort ons land helemaal niet zo goed. Kennismigranten met kinderen voelen zich daarom sneller aangetrokken tot de Scandinavische landen waar de voorzieningen betaalbaarder en professioneler zijn. Ook Duitsland streeft Nederland op dit punt inmiddels voorbij.

In het verleden kwamen migranten evenmin naar Nederland om van de verzorgingsstaat te genieten. Eind jaren zestig werden ongeschoolde werknemers geworven, en stortte de economische sector waarin zij werkten kort daarna in. De toen nog royalere verzorgingsstaat keerde relatief veel uitkeringen uit, voornamelijk voor arbeidsongeschiktheid. Maar vergeleken met toen én met de ons omringende landen, is het Nederlandse sociale zekerheidstelsel inmiddels behoorlijk versoberd. Asielstatushouders, de kleinste groep migranten, vragen wel relatief vaker een bijstandsuitkering aan. Dit is veelal terug te voeren op de gevolgen van hun vluchtervaringen en de gebrekkige aansluiting met de arbeidsmarkt, en de zeer gebrekkige hulp daarbij.

Inburgering voor alle migranten

De integratie van statushouders in Europa moet veel meer prioriteit krijgen, zodat zij hun capaciteiten veel sneller kunnen benutten. Maar daarmee zijn we er niet. Gezien de demografische ontwikkelingen in de EU, met een krimpende en sterk vergrijzende bevolking, is arbeidsmigratie – of we dat leuk vinden of niet – in alle lagen van de arbeidsmarkt onvermijdelijk. Het beleid zal alleen succesvol zijn als het onderdeel is van een veel breder pakket van sociale maatregelen dat niet alleen de belangen van het kapitaal dient, maar ook die van arbeid. Al was het alleen maar omdat het politieke draagvlak voor migratie in de houdgreep van het rechts-populisme zit.

Voor negen van de tien migranten is er geen plicht tot inburgeren. Van meet af aan gold de inburgeringsplicht niet voor nieuwkomers uit andere EU-lidstaten. Dit is de grootste groep die vorig jaar bijvoorbeeld 106.000 personen telde. Ook arbeidsmigranten en studenten van buiten de EU en hun gezinsleden zijn vanwege het tijdelijk karakter van hun verblijf niet inburgeringsplichtig. In 2021 deed men vanuit die groep 46.660 aanvragen. Daarnaast zijn minderjarigen (leerplicht) en 67-plussers op grond van hun leeftijd vrijgesteld van de inburgeringsplicht. Uit de jaarrapportage arbeidsmigranten blijkt dat er momenteel in totaal zo’n 611.000 Europese arbeidsmigranten in Nederland zijn, van wie ruim 375.000 uit Oost-Europa. De grootste groep arbeidsmigranten komt uit Polen. Het werk dat de Polen hier verrichten wordt door hen veelal met volle overgave gedaan en dat weten de Nederlandse werkgevers. Niet zelden gaat het om fysiek zwaar werk dat ook nog eens gekoppeld is aan flexibele arbeidscontracten. Denk aan het seizoenswerk, het werken in de vleessector of in de bouw. De Polen maken lange dagen en hebben daarom geen tijd om de Nederlandse taal te leren. Maar ook de werkgevers zijn vaak – gelet op het tijdelijke karakter van het werk – niet geneigd om in deze werknemers te investeren qua inburgering. Dat wordt al snel als te kostbaar gezien. Een deel van deze migranten keert inderdaad na het gedane werk terug naar het herkomstland. Gemiddeld één op de twee EU-migranten en één op de drie migranten van buiten de EU vertrekken binnen drie jaar (CBS). Maar zoals het SCP-rapport uit 2018 aantoonde wil een ruime meerderheid van de Polen langer in Nederland verblijven en hier bouwen aan een toekomst. Vooral de groep van 25-35-jarigen wil zich verder ontwikkelen wat werk en opleiding betreft en ook hun gezinsleven opbouwen. Maar krijgen ze wel kansen geboden? Als je de Nederlandse taal niet machtig bent is het lastig om ander werk te vinden en bemoeilijkt het je om je weg te vinden in de maatschappij. Maar ook vice versa is er een probleem. De maatschappij kan moeilijk met de migrant communiceren met alle gevolgen van dien. Denk maar aan het gesprek dat je als ouder hebt met de school waar je kinderen zitten. Dat is niet alleen voor de migranten maar ook voor de school lastig en levert problemen op. Maar ook als het gaat om de rechten en plichten die je als migrant hier in Nederland hebt, is het van belang dat je de taal machtig bent. De consequenties van die onkunde vullen de kranten regelmatig. Kijk maar naar de gebrekkige en zelfs mensonterende huisvesting en onderbetaling van arbeidsmigranten. De arbeidsmigranten mogen dan wel werk hebben maar ze hebben moeite met integreren en verworden dan tot een soort tweederangsburgers.

Het is volgens de adviesraad migratie een gemiste kans dat de Wet inburgering geen aandacht besteedt aan deze migranten. Er zijn zeker goede redenen, zowel juridische (EU-burgers) als maatschappelijke (tijdelijke seizoenarbeiders) om niet iedere nieuwkomer tot inburgering te verplichten, maar waarom zouden we EU- en arbeidsmigranten geen gedifferentieerde integratievoorzieningen aanbieden? In plaats van verplichting, zouden meer verleid moeten worden om op vrijwillige basis een integratiecursus te volgen. Dan volstaat niet het huidige leenstelsel waarbij kosten voor een inburgeringscursus tot boven de € 10.000 oplopen. Dat vergt een andere koers, waarbij inburgering aansluit op de rest van de samenleving en nadrukkelijk wordt gezien als maatschappelijke investering die rendement gaat opleveren.

In Duitsland is deze koerswijziging al ingezet. Niet alleen krijgt iedere migrant die zich in  Duitsland vestigt een integratiecursus aangeboden, maar ook worden volgens de afspraken in het recente Duitse coalitieakkoord bijvoorbeeld alle beperkingen weggenomen voor toegang tot de arbeidsmarkt voor iedereen die rechtmatig in Duitsland verblijft, waaronder dus ook asielzoekers in procedure. Het beleid in ons buurland dankt zijn succes mede aan de vrijheid die lokale autoriteiten hebben om federaal beleid te interpreteren en uit te voeren. Niet alleen gemeenten, maar ook arbeidsbureaus en maatschappelijke organisaties kunnen hun beleid daardoor afstemmen op de lokale behoefte. Wat de inburgering van migranten ook ten goede komt, is dat buitenlandse kwalificaties snel worden erkend. Bovendien betaalt de Duitse overheid het gros van de kosten van de inburgering. De eigen bijdrage voor een les is meestal € 2,20, terwijl een gezinsmigrant in Nederland gemiddeld € 13,50 per les kwijt is. Hoewel er in Duitsland geen slaagplicht is voor inburgering, haalt meer dan de helft van de cursisten in Duitsland het B1-niveau (gevorderd), terwijl dit aantal in Nederland niet meer dan enkele procenten bedraagt. Duitsland behaalt dus betere resultaten. Met Duitsland als voorbeeld moet Nederland daarom komen tot nieuwe keuzes.

Opvang in de regio

Voor de regio’s waar nu het grootste deel van de vluchtelingen worden opgevangen – vaak zelf arme landen met veel eigen problemen – betekent een veel ruimhartiger opvang hier een verlichting, ook voor de daar verblijvende vluchtelingen. Migratie goed en ruimhartig organiseren is een vorm van internationale solidariteit.

‘Opvang in de regio’ is al decennia het mantra van vele westerse regeringen en politieke partijen om vluchtelingen niet in het eigen land te willen opvangen. Het wordt gepresenteerd als een oplossing, die het al net zolang niet biedt. De motieven variëren: vanuit solidariteit met vluchtelingen en eerste opvanglanden, om de komst van vluchtelingen naar Europa (en Nederland) te voorkomen en/of om vluchtelingen direct terug te sturen naar waar ze vandaan komen. Opvang in de regio is geen nieuw idee. Politieke aantrekkingskracht hiervoor bestaat al decennia. Denemarken stelde het in de jaren tachtig voor. Nederland volgde begin jaren negentig met plannen van staatssecretaris Kosto (PvdA). In 2003 presenteerde de Britse premier Blair zijn New Vision on Refugees en in het jaar daarna kwam Duitsland met het plan van Schilly met de beruchte Turkije-deal. Naar aanleiding van het grote aantal vluchtelingen in 2015 stelde het Nederlandse kabinet de ‘stip-aan=de-horizon’-brief op, met enthousiaste steun van toenmalig PvdA-leider Samsom.

Wereldwijd zijn er meer dan 100 miljoen mensen op de vlucht, 1 op de 100 wereldburgers. Tien jaar geleden was dit nog 1 op 167 mensen. Door oorlog, geweld, vervolging en mensenrechtenschendingen waren er eind 2021 zo’n 89 miljoen mensen op drift. Vooral de Russische invasie van Oekraïne maar ook de andere noodsituaties zoals in Afrika en Afghanistan hebben het cijfer begin 2022 over de dramatische mijlpaal van 100 miljoen geduwd. Ongeveer 85% (!) wordt opgevangen in minder ontwikkelde landen in de regio van de herkomstlanden. Dit hoge percentage is al jarenlang stabiel en drukt zwaar op betrokken landen. Kinderen zijn goed voor 30% van de wereldbevolking, maar 41% van alle mensen op de vlucht is kind. Veruit de meeste mensen zijn op de vlucht binnen de eigen landsgrenzen (53 miljoen), zoals in DR Congo, Jemen of Colombia. Daarnaast staken iets meer dan 27 miljoen mensen de grens over op zoek naar veiligheid. Het aantal vluchtelingen steeg o.m. in Oeganda, Tsjaad en Soedan. Tot slot hadden 4,6 miljoen mensen een asielaanvraag lopen en verlieten 4,4 miljoen Venezolanen hun land. De meeste vluchtelingen komen al jaren uit vijf landen: Syrië (6,7 miljoen), Venezuela (4,6 miljoen), Afghanistan (2,7 miljoen), Zuid-Soedan (2,4 miljoen) en Myanmar (1,2 miljoen). In absolute aantallen ving Turkije de meeste vluchtelingen op (3,8 miljoen), gevolgd door Colombia (1,8 miljoen), Oeganda (1,5 miljoen), Pakistan (1,5 miljoen) en Duitsland (1,3 miljoen). In Libanon is een op de vier inwoners een Syrische vluchteling. Ter vergelijking: in Europa verblijft zo’n 8% van het totaal aantal mensen dat wereldwijd op de vlucht is. Nederland ontving in 2020 ruim 19.000 asielaanvragen. Kortom, opvang in de regio is sinds jaar en dag een realiteit.

Eén van de gedachten achter het opvangen van vluchtelingen in de regio is dat dit terugkeer naar het land van herkomst makkelijker maakt. Maar veilige en snelle terugkeer is vaak geen reële optie. De crises in de landen van herkomst zijn veelal langdurig en complex van aard en fragiele post-conflictsituaties maken grootschalige terugkeer van vluchtelingen dan ook vaak onmogelijk. Ongeveer 15,7 miljoen vluchtelingen verblijven bijvoorbeeld langer dan vijf jaar in zogenoemde ‘protected refugee situations’ in de regio. Daarvan keerden in 2019 slechts 317.200 mensen terug. Sommigen zien kans om verder te vluchten naar Europa, en nemen daartoe veel risico’s. Hervestiging via de UNHCR is slechts beperkt tot een ‘lucky few’. Meer dan 10% van de vluchtelingen is niet veilig in de regio en zou eigenlijk direct elders bescherming moeten krijgen. Maar in 2019 worden slechts 63.696 van de 1.4 miljoen kwetsbare vluchtelingen via de UNHCR hervestigd in Europa en landen als Canada en Australië. Overigens wordt ‘opvang in de regio’ in het politieke debat ook wel eens uitgelegd als ‘externalisatie of ‘external processing’. Maar dan gaat het om het terugsturen van asielzoekers naar locaties buiten de EU zoals bijvoorbeeld naar Noord-Afrikaanse landen. Daar wordt dan de asielprocedure uitgevoerd door de EU lidstaten.

Van Heuven Goedhart, de eerste Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, zei in 1955 al: ‘refugee camps should burn holes in the conscience of those who are privileged to live in better conditions. Inmiddels verblijft 60% van de vluchtelingen in stedelijke gebieden in plaats van in opvangkampen. Velen van hen verkeren in nijpende omstandigheden. Niet iedereen is geregistreerd of heeft papieren. Verblijfsomstandigheden zijn slecht en de hygiëne bedroevend. Vaak is er een beperkte toegang tot voorzieningen zoals zorg, onderwijs en werk en heerst er een grote mate van onveiligheid zoals risico’s op verkrachting, uitbuiting en detentie. Vluchtelingen zitten gevangen in compleet uitzichtloze situaties. Soms al vele generaties, zoals Palestijnen, Afghanen, Somaliërs, Soedanezen en Congolezen. En toch proberen zij het beste te maken van hun leven. Daarbij kunnen zij, en de landen die hen opvangen, zeker nog meer ondersteuning gebruiken. 

Volgens het Vluchtelingenverdrag is bescherming meer dan alleen het bieden van eerste humanitaire crisisopvang in de vorm van onderdak, water en voedsel. Het betekent ook het creëren van een toekomstperspectief: zowel duurzame veiligheid als economische zelfstandigheid. De landen die de meeste vluchtelingen opvangen hebben het vaak al zwaar en kunnen deze lasten niet alleen dragen. Het belang van meer samenwerking en betere verantwoordelijkheidsverdeling tussen landen van eerste opvang, landen van herkomst en asiellanden is erkend in het Global Compact for Refugees.

Nederland speelt binnen de EU al langere tijd een voortrekkersrol als het gaat om betere bescherming in de regio. Jaarlijks investeert Nederland 128 miljoen euro in de rechtspositie van, het onderwijs en de werkgelegenheid voor vluchtelingen en ontheemden. Deze ontwikkelingsgerichte inzet is een goede stap. Maar er is veel meer (EU) geld nodig. Zo is bijvoorbeeld maar voor 57% procent voldaan aan de financieringsbehoefte van regionale bescherming voor Syriërs. En geld alleen is niet voldoende: ook het hervestigingsquotum zal drastisch ophoog moeten. Dat geldt ook voor Nederland, waar het kabinet in 2019 het aantal te hervestigen vluchtelingen uit de kampen op voordracht van het UNCHR juist verlaagde van 750 naar 500. Het huidige kabinet wil dat nog verder verlagen naar 300. Met hervestiging ontlast je daadwerkelijk de regio en bescherm je de meest kwetsbare vluchtelingen, maar deze kabinetten willen alleen maar de lasten van vluchtelingen op anderen afwentelen.

Het is niet realistisch, en vanuit solidair oogpunt ook niet wenselijk om te verwachten dat verbetering van de beschermingscapaciteit in de regio tot gevolg heeft dat het aantal asielaanvragen in Europa of Nederland tot een nulpunt daalt. Zelfs als de situatie voor vluchtelingen in de regio verbetert, zullen er altijd vluchtelingen zijn die ook in de buurlanden vervolgd worden. Dat kan zijn vanwege hun politieke activiteiten of hun geloof. Ook zullen er altijd  andere redenen zijn om door te reizen en hier asiel aan te vragen. Afschaffen van de nationale asielprocedures is dan ook geen optie. Het vluchtelingenrecht bepaalt dat altijd individueel moet worden beoordeeld of terugkeer veilig genoeg is, en de geboden bescherming voldoende perspectief biedt voor een menswaardig bestaan. Dat is de kern van vluchtelingenbescherming, waar ook ter wereld.

Fort Europa en asieldeals met derde landen

‘Bulgaarse politie vindt achttien overleden migranten in een achtergelaten vrachtwagen’. Een bericht uit februari 2023. Het Openbaar Ministerie heeft 191 personen verhoord in een onderzoek naar marteling en afpersing van honderden Eritrese asielzoekers. En dit: “Voor de kust van Calabrië spoelen de lichamen van honderden Iraniërs, Pakistanen en Afghanen aan, onder wie veertien kinderen. Ze leden begin 2023 schipbreuk voor de Italiaanse kust.” In 2022 vroegen bijna een miljoen ontheemden om toegang tot de Europese Unie. Dat de druk aan de buitengrenzen verder zal toenemen ligt voor de hand. De vluchtelingen uit Oekraïne of de aardbevingsslachtoffers in Turkije en Syrië uit dat jaar nog daargelaten.

Wat zich aan de EU-grenzen aan tragedies afspeelt, tart iedere verbeelding. Fort Europa als dystopie – een magneet voor mensensmokkelaars, met afpersing als bijeffect en verdrinking op zee of stikken in smokkelauto’s tot gevolg. Op dezelfde stranden waar de toerist z’n tenen in de branding steekt, spoelen de lijken aan van mensen die een veilig heenkomen zochten. Dat valt niet meer te verdragen, noch met elkaar te rijmen. Volgens de UNHCR werden in 2021 op zee zo’n 3.231 migranten als dood of vermist geregistreerd. De meesten verdwijnen anoniem in de golven. Een enkele uitzondering daargelaten: in 2015 spoelde een driejarig jongetje aan op een Turks strand. Hij werd geïdentificeerd als de Koerdische Aylan Kurdi. Toen was dát het beeld dat de ‘wereld wakker schudde’. Alleen niet al te lang. De tragedies aan de grenzen herhalen zich sindsdien met ijzeren regelmaat. Aylan Kurdi leefde wel voort als naamgever van een reddingsschip van Sea-Eye, dat vluchtelingen uit de Middellandse Zee oppikt. Uitgerekend die schepen worden de laatste jaren tegengewerkt. Ze worden door autoriteiten buitengaats gehouden als er vluchtelingen aan boord zijn genomen. De kapitein wordt vervolgd voor medeplichtigheid aan illegale migratie.

De crisis escaleert. De laatste EU-top over migratie leverde niet meer op dan extra geld voor grensbewaking. Voorwaarts op de ingeslagen weg dus, van hogere muren en harder optreden, van clandestiene pushbacks en schemerige detentiecentra. Het debat over échte hervorming zit nu al acht jaar vast. Het enige effect van het huidige beleid, zo weten migratie-experts, is dat pogingen om Europa te bereiken er nog dodelijker door zullen worden. Landen die migratie écht onder controle hebben zijn op de vingers van één hand te tellen – en geen hand die je graag schudt. Denk aan Noord-Korea of Saoedi-Arabië. Migratiebeleid gaat in beginsel allang niet meer over de vraag óf mensen komen, maar hoe. En of ze ook de vrijheid voelen om te vertrekken – de paradox van fort Europa is dat het mensen die binnen wisten te raken ook voor altijd insluit. Ook de meest gemotiveerde migrant vermijdt de rubberboot liever.

Politici krijgen wel vaker het verwijt dat ze hun beloftes niet nakomen. Op het gebied van migratie is de kloof tussen wat de politiek wil en de realiteit bijzonder groot. Den Haag wordt teruggefloten door de rechter. Brussel komt pas in actie wanneer er een crisis is, maar zoekt al acht jaar naar een duurzaam migratiebeleid. En op de situatie aan de buitengrenzen van Europa krijgen politici evenmin vat. Nu eens is er een oorlog waar mensen vandaan vluchten, dan weer een aardbeving. Nederland kreeg vorig jaar (2022) 47.991 asielaanvragen te verwerken, het hoogste aantal sinds 2016. Afgelopen zomer was dit zichtbaar bij het aanmeldcentrum in Ter Apel, dat overvol raakte – al is dit vooral een capaciteitsprobleem. In een noodgreep, om de crisis het hoofd te kunnen bieden, schortte het kabinet vorig jaar de mogelijkheid op voor gezinsleden van statushouders om naar Nederland te komen. Kan niet en mag niet, zeiden alle juristen toen al, maar het kabinet zette door. In februari 2023 werd de maatregel alsnog afgeschoten door de Raad van State. Cynisch gezegd: het kabinet heeft die nareizende gezinsleden met een juridisch kansloze maatregel wel een half jaar langer buiten Nederland weten te houden.

Ook buiten Nederland bemoeit premier Mark Rutte zich met het migratiebeleid. Zo riep hij, samen met de Oostenrijkse bondskanselier Karl Nehammer, de EU-top van februari 2023 in het leven. Daar ging het ook over door de Europese Unie gefinancierde grensbarrières, een onderwerp dat al jaren tot opgewonden debat leidt. Voorstanders als Hongarije vinden een muur onmisbaar, tegenstanders als Portugal wijzen er terecht op dat muren nooit werken. De grenskwestie werd voorlopig met Brusselse taalacrobatiek beslecht. In de conclusies van de top roepen de regeringsleiders de Commissie op „onmiddellijk aanmerkelijke EU-middelen vrij te maken” om landen te helpen hun „grensbewaking en infrastructuur te versterken.” Volgens Nehammer kunnen landen die een grensmuur willen bouwen vanaf nu in Brussel geld krijgen voor grensbewakers en patrouillewagens. Hier wordt 2,7 miljard euro voor uitgetrokken, zei Rutte. Het grenshek moeten landen uit eigen zak betalen. Waar sommige landen hartstochtelijk pleitten voor EU-gelden voor hekwerken, legden andere de nadruk op het terugsturen van uitgeprocedeerde asielzoekers. De conclusies van het overleg bevatten een hele catalogus aan maatregelen gericht op vermindering van de toestroom van asielzoekers die geen kans maken op een verblijfsvergunning. Ook bevatten ze toenaderingspogingen tussen de grenslanden en de landen, zoals Nederland, die een probleem hebben met secundaire immigratie. Zo wordt migratie uitdrukkelijk als Europese zaak omschreven. Premier Rutte was na afloop tevreden. „We hebben goede resultaten geboekt en wat ik nog veel mooier vond, is dat het wantrouwen in het debat [tussen grenslanden en de rest] zowel in gesprekken achter de schermen als in de conclusies is geadresseerd. Dat is ontzettend belangrijk, daarmee heb je een nieuw momentum te pakken. Dat is in twaalf jaar niet gebeurd.” Maar Rutte waarschuwde ook dat het er nu om gaat de maatregelen daadwerkelijk uit te voeren. De leiders spraken af dat migratie op de agenda blijft. Vlak voor de verkiezingen kwam het de VVD-premier goed van pas dat hij zich met migratie kan profileren – al mag hij van de coalitie niet zover gaan als zijn eigen partij zou willen, en het bleek niet echt te helpen.

Er zullen meer grenshekken komen, maar dat zal vrijwel zeker niet helpen om de migratie te dempen. Tot nu toe lijkt het erop dat hekken de migranten vooral tijdelijk of plaatselijk tegenhouden. Maar na vaak meerdere pogingen zijn migranten uiteindelijk bijna allemaal succesvol. Het zwaarbewaakte, vier meter hoge dubbele hek waarmee de Hongaarse premier Viktor Orbán zijn land en de EU zegt te beschermen is met ladders, connecties en voldoende geld uiteindelijk te trotseren, berichtte NRC vanuit Servië. En de gewelddadige pushbacks waar de Kroatische en Griekse grensbewaking zich schuldig aan maakt houden die linie evenmin dicht. Wat de beperkende maatregelen wel doen, is de pogingen Europa te bereiken dodelijker maken. Meer dan 30.000 migranten zijn sinds 2014 omgekomen op hun reis naar en door Europa. 

In Italië wilde de nieuwe, neofascistische premier Giorgia Meloni optreden tegen reddingsboten van ngo’s, die migranten zouden lokken – maar het aantal aankomsten over zee neemt sinds haar aantreden toe. En wat de Britten ook aan maatregelen verzinnen, ook daar stijgt het aantal bootmigranten. „Niets wat de regering tot nu toe heeft geprobeerd, heeft gewerkt”, concludeerde The Economist. Nederland lijkt erop aan te sturen dat de EU zo snel mogelijk migratie-afspraken maakt met Tunesië, naar het voorbeeld van de Turkijedeal uit 2016. Tunis moet ervan worden overtuigd dat het migranten die naar Europa willen reizen, moet tegenhouden. Het Noord-Afrikaanse land, in 2011 nog kort de hoop van de Arabische Lente, glijdt in versneld tempo af naar een autocratie. President Kais Saied kent zichzelf steeds meer bevoegdheden toe. In april 2023 is oppositieleider Rached Ghannouchi gearresteerd. Over sub-Saharaanse migranten verkondigt Saied de ‘omvolkingstheorie’ en zegt hij dat er een plan zou zijn om de demografische samenstelling van Tunesië te veranderen – ook bij uiterst-rechts in Europa is dit een populaire samenzweringstheorie. De Italiaanse premier Giorgia Meloni deed in het recente verleden gelijkaardige uitspraken. Ook de Italiaanse regering staat met migratie voor een grote uitdaging. Al 27.500 bootvluchtelingen bereikten tijdens de eerste drie maanden van 2023 de Zuid-Europese kusten, tegen 16.000 in dezelfde periode vorig jaar. En in de zomermaanden zal het aantal bootvluchtelingen alleen maar stijgen.

In 2016 sloten EU-landen een deal met Turkije om vluchtelingen buiten Europa te houden. Mensenrechtenorganisaties proberen nu terecht te voorkomen dat er meer van dat soort deals worden gesloten. Vier mensenrechtenorganisaties, waaronder Amnesty International, stellen Nederland aansprakelijk voor de volgens hen mensonterende gevolgen van de Turkije-deal uit 2016, in maart 2023. Die deal hield in dat Turkije vluchtelingen die naar Europa reisden tegenhield in ruil voor geld. Vluchtelingen die toch kwamen konden worden teruggestuurd. Het leidde tot overvolle kampen en schrijnende toestanden op bijvoorbeeld het Griekse eiland Lesbos. De afspraak dat iedere teruggestuurde vluchteling naar Turkije door de EU vervangen zou worden door een andere vluchteling in Turkije te hervestigen in de EU werd ook niet nagekomen.

De mensenrechtenclubs willen met hun stap vergelijkbare deals voorkomen. Die zijn niet denkbeeldig. Recent reisde minister-president Rutte naar de Italiaanse premier Giorgia Meloni om te overleggen over mogelijke deals met landen als Tunesië en Libië. Want steeds meer migranten en vluchtelingen steken de zee over. Velen verdrinken daarbij. Dit soort deals zijn schandalig. Volgens het Vluchtelingenverdrag heeft ieder mens recht om asiel aan te vragen. Maar daarvoor moet je een land wel kunnen bereiken. Precies dat moest die Turkije-deal onmogelijk maken. Dat zullen ook eventuele toekomstige deals met landen als Libië of Tunesië doen: mensen tegenhouden nog vóór ze voet op onze bodem zetten. Het doel van dergelijke deals is dus eigenlijk: mensen buiten ons juridische territorium houden. En dus onze eigen wetten voor de omgang met vluchtelingen omzeilen. Dat is pervers. Je kunt dan niet langer beweren dat je de rechtsorde beschermt. Het doel is niet: mensen redden van mensensmokkelaars of de verdrinkingsdood – dat wordt vaak gezegd, maar dat is misleidend. Want er komen steeds meer mensen op gammele bootjes, omdat er geen alternatief is. Dan helpt het niet om onze grenzen nog geslotener te maken.

Met steeds meer grenshekken, bijvoorbeeld in Hongarije en Griekenland, maken we het steeds moeilijker Europa via land binnen te komen. Dan nemen migranten en vluchtelingen hachelijker routes en kunnen mensensmokkelaars nog meer geld vragen. Eind februari 2023 nog stierven 59 mensen die op een boot vanuit Turkije naar Italië probeerden te komen. Ondertussen schuiven Europese politici de schuld op mensensmokkelaars en vervolgt Italië burgers die migranten redden.

Mensen buiten ons rechtssysteem houden, dat doen we ook met zogeheten pushbacks. Migranten en vluchtelingen bij de grens met geweld terugduwen voor ze asiel hebben kunnen aanvragen. Zodat ze niet in onze procedures terechtkomen en wij ze fatsoenlijk moeten behandelen. Die Turkije-deal was in feite één grote pushback-operatie, op structureel niveau. En dan willen we nog meer van dit soort deals, met landen als Libië? Wij weten dat die tot grove misstanden gaan leiden. Libië is geen land waar orde heerst, allerlei partijen gaan hiervan profiteren. De UNHCR en Amnesty International hebben al vaak gerapporteerd dat migranten daar in een soort concentratiekampen worden gemarteld, verkracht en afgeperst. Ook de situatie in Tunesië verslechterd snel, reden waarom daar nu zoveel vluchtelingen het risico van een hachelijke overtocht nemen.

Áls je al zulke deals sluit, moet je er wel bij blijven staan en echt willen weten wat er daarna gebeurt. Je moet daar verantwoordelijkheid voor nemen. En de afspraken ook echt nakomen. Bij de Turkije-deal deden we dat niet. In Griekenland liep het enorm uit de hand. Maar wij wendden onze blik af. Nederland wast haar handen in onschuld zoals Pilatus wanneer hij doet wat het volk wil: het offeren van een onschuldig slachtoffer. We hielden ons niet bezig met hoe het de vluchtelingen en migranten verder verging. Bij de herverdeling van vluchtelingen over Europa gaven de Europese landen, waaronder Nederland, niet thuis. We schoven het probleem en de verantwoordelijkheid van ons af, naar Turkije en Griekenland. En lieten deze landen in de kou staan. In de discussies blijft trouwens nog een groep onbenoemd op wie we de verantwoordelijkheid ook afschuiven: grenswachters, militairen, politieagenten. Wij dragen als Nederlandse burgers verantwoordelijkheid voor het werk dat onze Koninklijke Marechaussee uitvoert in het kader van Frontex. Staan we stil bij de vraag of wij de grensbewakers misschien niet óók ‘ontmenselijken’ als uitvoerders van kil beleid? Iemand moet vuile handen maken als we willen dat de grenzen dicht blijven. In onze naam.

In filosofische discussies wordt voor de politiek die we met die dichte grenzen, pushbacks en Turkije-deals bedrijven de term ‘biopolitiek’ gebruikt, de ‘politiek van het naakte leven’. De Italiaanse filosoof Giorgio Agamben heeft daar veel over geschreven. Hij bedoelt: als mensen niet toegelaten worden tot het rechtssysteem, hebben ze niets meer dan hun naakte lijf. Ze worden gereduceerd tot hun naakte bestaan, een lichaam. Ze zijn geen burger of rechtspersoon meer. “De eigenlijke vraag is daarom bij de huidige vreemdelingenpolitiek niet: hoe krijg vluchtelingen hun recht? Maar: hoe komen vluchtelingen überhaupt aan rechten?” Ook voor de Duits-Joodse filosofe Hannah Arendt was dit een kritiek punt. Rechten zijn pas rechten als je ze kunt claimen, zei ze. Ze had het niet zo op het discours van ‘onvervreemdbare mensenrechten’. Dat klinkt mooi, maar daar heb je in de praktijk niks aan, zei ze. Het komt aan op de vraag of je je rechten ook kunt opeisen. De vraag is dus: hoe krijgen migranten en vluchtelingen toegang tot ons recht? Met het huidige vreemdelingenbeleid creëren wij vogelvrijen: mensen met wie je kunt doen wat je wilt omdat ze geen rechten kunnen claimen. Dat is een grof schandaal. Na de Tweede Wereldoorlog wilden we juist dat ook stateloze mensen rechten hadden. Dat niemand rechteloos was. Met zulke Turkije-deals ondergraaft Europa zijn ideologische grondslag. De Italiaanse filosoof Giorgio Agamben (Rome, 1942) werd bekend door zijn boek Homo sacer. De soevereine macht en het naakte leven uit 1995. Het is een eerste deel uit wat een reeks van negen boeken zou worden. ‘Homo sacer’ is een begrip uit het oude Romeinse recht. Het stond voor de mens die vogelvrij was verklaard, of ‘heilig’ (sacer), en niet onder het menselijke of goddelijke recht viel. De homo sacer mocht daarom door iedereen straffeloos worden gedood; hij genoot geen rechten. Volgens Agamben is de vluchteling tegenwoordig ook zo’n homo sacer. Vluchtelingen leven in een soort grensgebied van het recht, een juridisch niemandsland, genieten geen volledige bescherming van de mensenrechten die ze juist zo nodig hebben, want ze gelden niet als burgers. Ze worden gereduceerd tot naakt leven, tot zoe, een Grieks begrip waarmee Agamben doelt op het louter natuurlijke leven. Ze worden verbannen uit de bios, een andere Griekse term waarmee hij duidt op het politieke leven waarin je rechten kunt claimen. Vluchtelingen zijn veroordeeld tot een leven op de drempel tussen die twee levensvormen in, het burgerrechtelijke en het naakte, onbeschermde. Voor zijn ideeën over het naakte leven laat Agamben zich inspireren door de Franse filosoof Michel Foucault (1926-1984), die veel heeft geschreven over ‘biopolitiek’. Dat gaat over de manier waarop machthebbers of politieke systemen het biologische, naakte leven van mensen beschermen, controleren en beïnvloeden, en soms zelfs vernietigen. Ook Auschwitz ziet Agamben als een vorm van biopolitiek.

De conjunctuur van asielzoekers in de EU wordt vooral bepaald door crises in landen van herkomst (bv. Joegoslavië, Syrië, Afghanistan). Het strenge visum en grensbeleid sinds c. 2000, schrikt niet af maar leidt vooral tot een forse toename van grensdoden (rechteras).

Uiteindelijk worden de aantallen asielzoekers niet bepaald door de pogingen ze tegen te houden. Veel doorslaggevender is wat er in de herkomstlanden gebeurt. Heel Europa merkt de gevolgen van wereldwijde conflicten, onzekerheid, inflatie en klimaatverandering, waardoor mensen naar dit relatief rijke continent willen komen. En hun aantal zal de komende jaren naar verwachting hoog blijven of zelfs verder stijgen. De afgelopen jaren ondervond Europa al de gevolgen van enkele conflicten aan de buitengrenzen. De Syrische Burgeroorlog en de Russische invasie van Oekraïne leverden miljoenen vluchtelingen op. Op de EU-top werd de verwoestende aardbeving in Turkije niet met het migratiedossier in verband gebracht; alle aandacht gaat uit naar hulpverlening aan de getroffenen. Maar de natuurramp maakt de buitengrenzen niet stabieler. Honderdduizenden mensen zijn ontheemd geraakt en er is heel weinig vooruitzicht op snel herstel. Een deel van de vluchtelingen zal op zoek gaan naar betere omstandigheden in Europa, bewakingsdrones of niet. Zoals de Portugese premier António Costa tijdens de EU-top zei: als de Middellandse Zee migranten niet kan tegenhouden, hoe groot is dan de kans dat een hek dat wel kan?

Om uit die dodelijke patstelling te komen, sloot Duitsland onlangs een interessante deal met Gambia. In ruil voor toegang tot de Duitse arbeidsmarkt voor Gambianen, belooft Banjul illegale Gambianen uit Duitsland terug te nemen. Het is een experiment, met een niet al te groot Afrikaans land. Maar het is binnen Europa ook een out-of-the-box oplossing, die uitzicht kan bieden. Zowel op gereguleerde toegang als op ordelijke terugkeer. Het kan een lichtpuntje zijn.

Het probleem is niet dat migranten die geen kans maken op een vluchtelingenstatus Europa bereiken, maar dat ze – eenmaal aangespoeld – er vaak niet over peinzen terug te gaan. Voor de illegale overtocht hebben ze doodsangsten uitgestaan en duizenden euro’s geleend die terugbetaald moeten worden, veelal aan familie. Ook als het Europese bestaan tegenvalt, is terugkeer geen optie, dan liever nog een bestaan in de marge. Vergelijk het met de gemilitariseerde zuidgrens van de VS: hekken houden migranten daar evenmin tegen. Maar eenmaal de horde genomen, gaan weinigen meer terug, ondanks werkloosheid of heimwee. Zo bezien is het niet zo’n gek idee om de veerboten tussen Marokko en Spanje gewoon weer voor iedereen, ongeacht paspoort, open te stellen. Zo snijd je smokkelaars de pas af. Eerdere ervaringen met massale migraties leren dat open grenzen sowieso beter werken. Tussen 1840 en 1914 vertrokken meer dan vijftig miljoen Europeanen naar de Amerika’s, in de hoop op een beter bestaan. Nauwelijks grenscontroles destijds. En zelfs toen die werden ingesteld, met de ingebruikneming in 1892 van Ellis Island, in de baai van New York, werd hooguit één procent geweigerd. Toch besloot een derde na verloop van tijd weer terug te keren: omdat de straten niet met goud geplaveid bleken, ze hun draai niet konden vinden of omdat ze voldoende verdiend hadden voor hun oude dag.

Natuurlijk, deze vergelijking gaat deels mank. De VS, Argentinië en Brazilië waren destijds geen verzorgingsstaten. Migranten moesten hun eigen broek ophouden. Maar het is niet zo dat sociale voorzieningen automatisch een aanzuigende werking hebben. Hoewel velen in 2013, PvdA-minister van Sociale Zaken Lodewijk Asscher voorop, in 2013 nog waarschuwden dat ‘de dijken breken’ als de arbeidsmarkt voor Roemenen en Bulgaren open zou gaan, heeft het recht op vrije migratie binnen de EU niet tot ontwrichting geleid. Weliswaar is er sprake van verdringing op de arbeidsmarkt, maar de vrees dat Oost-Europa leeg zou lopen is niet bewaarheid.

Niet zo vreemd als we bedenken dat als je geen werk hebt, de toegang tot sociale zekerheid beperkt is en bijgevolg West-Europa erg duur is. Juist de arbeidsmarkt blijkt de migratie dus aardig te reguleren. Dat zagen we al eerder in de jaren zestig met ‘gastarbeiders’ uit Marokko, Tunesië en Turkije. Velen werden door het bedrijfsleven geworven, maar de meesten kwamen spontaan. Tuk op avontuur en verzekerd van een baan in de toenmalige hoogconjunctuur. Toen de economie in 1967 even inzakte, keerden velen prompt terug. Dat sterkte toenmalige politici en ambtenaren in hun overtuiging dat ‘tijdelijke gastarbeid’ werkt.

Hun gelijk hield stand totdat het kersverse kabinet Den Uyl in 1975, na het uitbreken van de oliecrisis, de werving stopte en aankondigde de grenzen voor arbeidsmigranten te sluiten. Net als nu werkte dat restrictieve vreemdelingenbeleid averechts. Turken en Marokkanen realiseerden zich opeens dat bij terugkeer de deur weleens voorgoed dicht zou kunnen vallen. Hun opgebouwde sociale en juridische rechten zouden ze dan kwijtraken. Logisch dus dat ze bleven. In plaats van terug te keren, maakten ze gebruik van hun recht om gezinsleden naar Nederland te halen. Niet toen onze economie hoogtijd vierde, maar gedurende een van de langste recessies die Nederland in de twintigste eeuw heeft gekend. Met alle sociale problemen van dien. Alle reden om die fout niet weer te maken en een systeem van open grenzen te overwegen, geflankeerd met een graduele entree tot sociale zekerheid.

Hoogleraar geschiedenis van migratie en integratie aan de Universiteit Leiden, lid van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen (KNAW) en directeur van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) in Amsterdam, Leo Lucassen, schrijft het al jaren: Immigranten worden gezien als probleem, maar zie ze eens als oplossing. Zet ze in waar ze nodig zijn. Maar dan moet onze mindset wel om. Zijn de vluchtelingen nu zeehondjes of wolven? De meeste voor- en tegenstanders van een ruimhartiger opvang zitten nog altijd opgesloten in het ‘zielig of bedreigend’- denkraam volgens Lucassen. Maar vluchtelingen zijn meer zijn dan het etiket dat ontvangende landen of hulporganisaties hen opplakken – hoe goedbedoeld soms ook. Zoals een Syrische vluchteling laatst een journalist toebeet: „Ik wil niet worden gereduceerd tot een hulpbehoevend slachtoffer, ik ben veel meer”. Daar had hij groot gelijk in. De Syriërs zijn in de kracht van hun leven. Zij zijn vaak goed opgeleid en hebben lef en initiatief getoond door een lange en gevaarlijke reis te ondernemen teneinde de ellende thuis te ontvluchten, maar ook om in Europa hun leven weer op te bouwen. Want gezien de uitzichtloze situatie in Somalië, Irak en Afghanistan zullen de meesten zich hier hoogstwaarschijnlijk permanent vestigen. Ook al zal een aantal de hoop op remigratie koesteren, de geschiedenis leert dat de werkelijkheid die verlangens vaak inhaalt. Het is van belang om, nu zij toch hier zijn en hier zullen blijven, zoveel mogelijk te profiteren van hun menselijk kapitaal. Dat is in het belang van de nieuwkomers en in ons welbegrepen eigenbelang. Dat betekent dat we niet alleen opvangplekken moeten zoeken, maar dat we hen ook onmiddellijk moeten screenen op wat ze kunnen en willen. Welke opleiding hebben ze afgerond en met welke diploma’s? Welke talen spreken ze? Welke bijscholing is er nodig en hoe kunnen we ervoor zorgen dat ze aan het werk komen in sectoren waar nu tekorten zijn? Dat scheelt uitkeringen, bevordert de integratie en versterkt de (vergrijzende) Europese economie.

Natuurlijk geldt dat niet voor iedereen. Mensen uit Somalië en Eritrea, landen waar onderwijs en normaal bestuur al decennia geleden zijn weggevaagd, kampen met grote integratieproblemen. Het zal minstens een generatie duren voordat zij zich een betere positie hebben verworven. Maar van veel anderen kan het menselijk kapitaal sneller worden benut. Deze visie lijkt langzaam maar zeker meer gehoor te krijgen, nu de arbeidstekorten structureel toenemen. Zo verklaarde de baas van Daimler al zeer geïnteresseerd te zijn in goed opgeleide vluchtelingen. En ook werkgeversvereniging VNO-NCW liet al in 2015 weten met het kabinet te willen overleggen om te bekijken hoe vluchtelingen uit Syrië snel aan werk kunnen worden geholpen.

Veel landen, Nederland voorop, hebben echter geen goed trackrecord in dit opzicht. In de jaren negentig van de vorige eeuw, toen de aantallen vluchtelingen bijna twee keer zo hoog waren als nu, duurde het jaren voordat beslissingen werden genomen op asielverzoeken. En ook daarna was er weinig oog voor wat de ex-vluchtelingen in huis hadden. Met als gevolg dat Iraanse chirurgen uit arren moede maar taxichauffeur werden of, erger, thuis op de bank verpieterden. Gelukkig doen hun kinderen het nu vaak bovengemiddeld goed op school, gestimuleerd door ouders die de waarde van onderwijs kennen. Maar intussen hebben we wel een hele generatie verloren laten gaan. Een proactief arbeidsmarkt beleid zou een ‘aanzuigende werking’ hebben en werd dus niet gevoerd. Deze mantra vormt samen met ‘precedentwerking’ een constante in het naoorlogs Nederlandse vreemdelingenbeleid.

Een land dat na de oorlog een efficiënt integratiesysteem heeft opgezet, is Israël. Dat zag zich namelijk geconfronteerd met een cultureel en taalkundig zeer gevarieerde immigrantenpopulatie (van Marokko tot Jemen tot Rusland). Wat je ook moge vinden van de staat Israël en de politieke en demografische gevolgen van de Aliyah (de terugkeer van Joden naar het land Israël) voor de oorspronkelijke Arabische en Palestijnse bevolking aldaar, de bijna twee miljoen immigranten die zich daar tussen 1948 en 1990 vestigden, hebben in hoge mate geprofiteerd van de centraal geregelde opvang. Een optimale integratie en allocatie van menselijk kapitaal stonden daarbij centraal. Met name hoger opgeleiden kregen onmiddellijk een intensieve cursus Hebreeuws in de zogenoemde Ulpan scholen. Tegelijkertijd werden hun vaardigheden in kaart gebracht. Aanvankelijk opgevangen in ‘absorptie’ kampen en golfplaten huisjes, kregen de immigranten een bescheiden financiële ondersteuning met als tegenprestatie een actieve participatie in door de overheid aangeboden taalcursussen en bijscholing. Vervolgens werden ze verspreid over het land en daar geplaatst waar ze, mede gelet op hun beroepservaring, het meest nodig waren.

Dichter bij huis is er het voorbeeld van de 300.000 repatrianten uit Nederlands-Indië die na de oorlog massaal de wijk naar Nederland namen (drie procent van de toenmalige bevolking). Hoewel het eenzijdige assimilatiebeleid later veel kritiek heeft gekregen, was ook hier alles erop gericht hen zo snel mogelijk in huizen en aan het werk te krijgen. De regering, onder leiding van Willem Drees, stond bepaald niet te wachten op deze vluchtelingen uit de voormalige kolonie. Het land (destijds 10 miljoen inwoners) was namelijk ‘overvol’ en Nederlanders werden actief aangespoord hun geluk overzee te zoeken. Achter de schermen deden bureaucraten er alles aan het aantal vluchtelingen, met name zij die te veel ‘Indisch bloed’ hadden, zo klein mogelijk te houden. Maar ‘frontstage’ benadrukte Drees dat het Nederlanders waren die terugkeerden naar het vaderland, vandaar de term ‘repatrianten’, ook al waren de meesten hier nog nooit geweest. Die positieve ‘spin’ van de overheid was hard nodig, want de woningnood was torenhoog en het land was bijna aan de bedelstaf na de aftocht van de Duitse troepen. De beslissing om vijf procent van de woningwetwoningen voor de Indische groep te reserveren, na de aanvankelijke opvang in contractpensions en kampen, leidde dan ook tot gemor onder de Nederlandse bevolking. Aangezien de werkloosheid na de oorlog aanvankelijk steeg, tot vijf procent in 1952, spanden gemeentelijke arbeidsbureaus zich zeer in om de repatrianten zo snel mogelijk aan het werk te krijgen. Met speciale Indische adviseurs om de integratie op de arbeidsmarkt te bevorderen.

Natuurlijk zijn er grote politieke en culturele verschillen tussen deze twee voorbeelden en de huidige vluchtelingen. Ze hebben echter met elkaar gemeen dat het in ieders belang is (inclusief dat van de vluchteling zelf) om nieuwkomers zo snel mogelijk aan het werk te helpen en optimaal van hun kwaliteiten te profiteren. Of we nu staan te juichen bij de huidige komst van vluchtelingen of er fel tegen zijn, als ze er eenmaal zijn, profiteer er dan ook van. Want het mes snijdt hier aan twee kanten.

Een essentiële voorwaarde is wel dat we onze mindset drastisch moeten veranderen. Niet langer moeten we vluchtelingen primair als een probleem, bedreiging of object van naastenliefde beschouwen, maar allereerst moeten we hen zien als een bron van menselijk kapitaal. In het geval van de Syriërs, maar hetzelfde geldt voor veel Iraniërs en Irakezen, gaat het om overwegend hoogopgeleiden uit de rijkere bovenlaag wier woonwijken door Assad systematisch werden gebombardeerd, omdat hij hen als een bedreiging voor zijn dictatoriale regime beschouwt.

Het vergrijzende en demografisch krimpende Europa kan deze mensen goed gebruiken. Zo daalde de bevolking van Duitsland tussen 2010 en 2014 met 1,5 miljoen. De braindrain voor Syrië kan, hoe cynisch wellicht ook, een braingain voor Europa betekenen. Dan moet het mentale roer wel om. Zelfs indien dit jaar (2023) het aantal vluchtelingen van buiten Europa zou, dan maken ze over een paar jaar hooguit één procent van de Europese bevolking uit, inclusief de vluchtelingen die er al zijn.

Rest de vraag wat te doen met degenen die niet worden erkend als vluchteling. Een oplossing die duizenden doden scheelt en mensmokkelaars het brood uit de mond stoot, is hen gewoon toelaten, maar het sociale verzekeringsstelsel afschermen. De grens dus niet aan de buiten-, maar aan de binnenkant. Als ze een baan vinden en premies betalen, bouwen ze vanzelf geleidelijk sociale rechten op. De honderden miljoenen die we nu uitgeven aan de bewaking van de buitengrenzen door Frontex en aan symbolische hekken, kunnen we dan inzetten voor een goede controle van de arbeidsmarkt – teneinde te voorkomen dat de nieuwe arbeidsmigranten door werkgevers worden uitgebuit en autochtonen oneerlijke concurrentie wordt aangedaan.

Is het juist openstellen van de grenzen luchtfietserij? Het is in wezen niet anders dan de vrijheid van beweging en toegang tot de arbeidsmarkt die we binnen de EU al kennen. En dat werkt heel redelijk. Zo hebben sinds 1 januari 2014 Roemenen en Bulgaren geen werkvergunning meer nodig, maar het door Lodewijk Asscher in september 2013 in een paginagrote ingezonden brief voorspelde ‘breken van de dijken’ is uitgebleven. Dat is niet zo vreemd, want zij die hier geen werk vinden, hebben niet zomaar recht op een uitkering en merken dat het leven in West-Europa erg duur is. Dit leidt tot veel pendelen; alleen degenen die succesvol zijn op de arbeidsmarkt kunnen het zich veroorloven zich permanent te vestigen. De houdbaarheid van het sociale stelsel komt niet in gevaar. Sterker nog, per saldo blijken Oost-Europeanen netto bij te dragen aan het sociale stelsel.

Is een uitbreiding van dit interne EU-principe politiek onhaalbaar is, dan valt wat betreft arbeidsmigranten te denken aan het (Canadese) puntensysteem of aan een green card-stelsel. Duidelijk is in ieder geval dat het huidige beleid vooral onbedoelde effecten heeft. Het houdt arbeidsmigranten niet tegen, maar voorkomt vooral dat ze niet meer weggaan – ook als ze niet aan de bak komen. Daarvoor hebben ze te veel betaald aan mensensmokkelaars en te grote risico’s genomen. In plaats van door te gaan op de weg van afschrikking, is de huidige vluchtelingencrisis een uitgelezen kans het Europese migratiebeleid fundamenteel te herijken.

Het is onbegrijpelijk dat de Deense sociaaldemocraten niet uit de Europese fractie zijn gegooid. Ze criminaliseren vluchtelingen en handelen in strijd met het Vluchtelingenverdrag. Al in 2016 werd in Denemarken een wet aangenomen die het mogelijk maakte om juwelen, geld en andere waardevolle voorwerpen van asielzoekers bij de grens in beslag te nemen, met als argument dat daarmee hun opvang betaald kon worden. En ze wil Syrische statushouders terug wil gaan sturen naar de regio Damascus, omdat het daar inmiddels rustig en veilig genoeg zou zijn ondanks bewijzen dat terugkeerders gemarteld en vermoord worden. En als klap op de vuurpijl wil men, net als de rechtse regering in het VK, vluchtelingen, bijv. uit Syrië en Afghanistan afvoeren naar Rwanda (dat eerder 4000 asielzoekers accepteerde uit Israël tegen betaling).

Het is beschamend dat Lodewijk Asscher serieus overwoog het Deense asielbeleid tot voorbeeld te nemen, nadat de man uit zijn fractie die de volkshuisvesting had helpen slopen, Jacques Monasch, al eerder tot rechts migratiebeleid had opgeroepen. Al deze maatregelen zijn erop gericht om het streven van de zich sociaaldemocratische noemende minister-president Mette Frederiksen naar ‘zero’ asielzoekers te verwezenlijken. Door de afschrikkende werking hoopt de regering dat asielzoekers wel twee keer nadenken voordat ze naar Denemarken komen. Als we naar de cijfers kijken, dan lijkt dat beleid succesvol. Na een piek van 21.000 in 2015 is het aantal meer dan gedecimeerd tot iets meer dan 1.500 in 2020. Daarmee gaan de sociaal-democraten verder dan eerdere voorstellen van de radicaal-rechtse Dansk Folkeparti (een soort PVV). Dit radicale beleid, dat inmiddels fel is bekritiseerd door de UNHCR en waarbij de Europese Commissie ook zegt fundamentele vragen te hebben, staat haaks op de principes van het Vluchtelingenverdrag van 1951. Het basisidee daarvan is namelijk dat mensen wier asielverzoek wordt goedgekeurd daarmee worden toegelaten tot de nieuwe samenleving om daar een nieuw leven op te bouwen als nieuwe burgers. Dat bevordert het integratieproces en maakt het mogelijk toekomstplannen te maken voor henzelf en hun kinderen.

Met de wet die het mogelijk maakt Syriërs terug te sturen, kunnen statushouders die minder dan tien jaar in het land verblijven, hoe goed ze ook zijn geïntegreerd, alsnog de deur worden gewezen. Het gevolg laat zich raden: tweederangs-burgerschap, permanente onzekerheid en marginalisering. Ook het Rwanda-plan druist in tegen de grondregels van het internationale vluchtelingenverdrag, omdat het asielzoekers deels overlevert aan regimes van landen, die – zacht gezegd – weinig op hebben met mensenrechten, en omdat het plan vluchtelingen zelfs na erkenning van het asielverzoek in feite aan hun lot overlaat. Denemarken gaat hier overigens maar één stap verder dan de Europese Unie. De Turkijedeal en daaropvolgende afspraken met Afrikaanse landen als Tsjaad en Mali om migranten tegen te houden die via de Sahara naar Noord-Afrika willen reizen, zijn evenzeer vormen van externalisering van het migratie- en vluchtelingenbeleid. Met de bedoeling het hun zo moeilijk mogelijk te maken om in Europa asiel aan te vragen. Ondanks de internationale kritiek is de kans dat het Deense voorbeeld door andere EU-lidstaten zal worden gevolgd dan ook helemaal niet denkbeeldig. Het idee dat het aantal asielzoekers zoveel mogelijk moet worden beperkt en dat afschrikking daarbij helpt, beperkt zich immers niet tot Kopenhagen. Dat nota bene een sociaaldemocratische regering dergelijke radicale xenofobe maatregelen neemt, wordt vaak vooral gezien als een strategische keuze om radicaal-rechts de wind uit de zeilen te nemen. Los van de vraag of dat ook echt werkt (de partij van Frederiksen won in 2019 slechts één zetel, terwijl de radicale socialisten en sociaalliberalen er respectievelijk zeven en acht wonnen), gaat dat idee voorbij aan een specifieke Scandinavische sociaaldemocratische visie op burgerschap. Zo steunen de sociaal-democraten ook de ‘ghetto deal’ van de vorige (rechtse) regering om bewoners van als ‘ghetto’ aangemerkte wijken – met meer dan 50 procent immigranten – strenger te straffen, inclusief familieleden van criminelen. Verder is het plan om een deel van de goedkope woningen af te breken en bewoners te dwingen zich elders te vestigen. Dat de regering vooral geobsedeerd is door het – maar zeer ten dele door feiten ondersteunde – beeld van islamisering en parallelle samenlevingen verklaart waarom arme autochtone wijken met rust worden gelaten.

Deze mix van afschrikking en gedwongen eenzijdige assimilatie wortelt in sociaaldemocratische idealen die zich in de jaren dertig in landen als Noorwegen, Zweden en Denemarken ontwikkelden. Centraal stond het idee van de ‘folkhemmet’, de staat als het huis van het volk. Deze vorm van socialisme legde meer nadruk op de etnische en sociale overeenkomsten tussen burgers dan op klassentegenstellingen. De staat werd gezien als heropvoeder en burgers die zich daaraan onttrokken (de ‘asocialen’) werden geconfronteerd met eugenetische maatregelen, inclusief gedwongen sterilisatie. Dat lot trof ook culturele minderheden als de Sami. Inmiddels heeft zich een tweede ‘sociale kwestie’ aangediend en zijn de vermeende ‘onaangepaste’ autochtonen van weleer vervangen door immigranten, die opnieuw met een extreem repressief beleid worden aangepakt.

Overigens is de totale migratie naar Denemarken per hoofd van de bevolking veel hoger (bijna vier maal zoveel!) dan in Nederland, wat het ‘succes’ van alle bizarre beperkingen behoorlijk relativeert:

 

Bij de zoektocht naar oplossingen voor de vluchtelingenproblematiek en het ervaren gebrek aan grip op asielmigratie, weerklinkt in Nederland met enige regelmaat de roep om het Vluchtelingenverdrag van de Verenigde Naties (VN) op te zeggen of aan te passen. Omdat dit verdrag uit 1951 niet meer van deze tijd zou zijn. Omdat het nooit bedoeld zou zijn geweest voor de huidige aantallen vluchtelingen en omdat het Nederland zou beperken om eigen keuzes te maken in het asielbeleid. In het regeerakkoord van Kabinet-Rutte III was afgesproken om een studie te laten uitvoeren naar de vraag of het Vluchtelingenverdrag nog wel ‘bij de tijd zou zijn’ om ‘een duurzaam juridisch kader te vormen voor het internationale asielbeleid van de toekomst.’ Op basis van een door Donner en Den Heijer uitgevoerde verkenning, concludeerde het kabinet dat opzegging of wijziging van het verdrag weinig toegevoegde waarde heeft. Inzet op verbetering van de Europese asielsamenwerking is nuttiger. Is daarmee de kous af? Nee, toch niet, het voorstel tot opzeggen of wijzigen komt namelijk steeds weer terug.

Waarom heeft het dan zo weinig zin om het verdrag op te zeggen of aan te passen? Het Vluchtelingenverdrag zelf kent geen herzieningsprocedure om het verdrag aan te passen. Nederland zou daarom via de Algemene Vergadering van de VN om een aanpassing van het verdrag moeten verzoeken. Alle betrokken verdragspartijen moeten het vervolgens eens zijn met die aanpassingen. In het verdrag en ook in het Protocol van 1967 – waarin de werkingssfeer van het verdrag werd uitgebreid – is wel geregeld dat een land zelf uit het verdrag kan stappen. Maar omdat het verdrag (en het protocol) onderdeel uitmaken van de verdragen van de Europese Unie, moeten die verdragen ook gewijzigd worden, of het moet komen tot een Nexit.

Opzegging of wijziging van het Vluchtelingenverdrag betekent dat Nederland diplomatieke schade op het wereldtoneel lijdt en zich op politiek en economisch vlak isoleert in Europa. Inhoudelijk levert het daarbij ook nog eens niets op. In het Unierecht, en via het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens is het asielrecht namelijk veel meer uitgewerkt en gaan de afspraken ook verder dan de rechten en verplichtingen uit het Vluchtelingenverdrag. De definities zijn bijvoorbeeld breder: ook mensen die vluchten voor grootschalig willekeurig geweld krijgen bescherming. Het Unierecht bepaalt hoe de asielprocedure moet worden ingericht en welke waarborgen daarbij gelden. Die waarborgen staan niet expliciet in het Vluchtelingenverdrag. Ook zonder Vluchtelingenverdrag is Nederland hoe dan ook aan deze Europese afspraken gebonden.

Het is belangrijk dat Nederland partij is en blijft bij het Vluchtelingenverdrag. Multilaterale verdragen vormen een belangrijk onderdeel van de internationale rechtsorde. Na de Tweede Wereldoorlog en de oprichting van de VN is er een aantal mensenrechtenverdragen opgesteld. Het Vluchtelingenverdrag is een van die fundamentele verdragen. Het heeft als kernwaarde dat als een land een burger niet langer bescherming kan of wil bieden, een ander land deze bescherming ‘overneemt’ en dat die persoon niet wordt teruggestuurd naar een land waar hij of zij gevaar loopt.

De bescherming van vluchtelingen is niet enkel een Europees maar juist een mondiaal vraagstuk. Het merendeel van de vluchtelingen – zo’n 85 procent – zoekt toevlucht in de vaak armere regio’s rondom het land van herkomst. Het is dan ook van belang dat deze landen hun grenzen openhouden, bescherming blijven bieden en zich hierbij gesteund weten door de rest van de wereld. Het Vluchtelingenverdrag vormt de (enige) breed gedeelde normatieve grondslag voor het gezamenlijk realiseren van vluchtelingenbescherming op basis van internationale solidariteit. Internationale verdragen maken fatsoenlijke, beheersbare afspraken mogelijk tussen landen met heel verschillende belangen: die van eerste opvang, bestemmings- en asielverlenende landen, landen van herkomst. Het belang van het Vluchtelingenverdrag als uitgangspunt voor deze afspraken is bij het opstellen van het Global Compact on Refugees in 2018 nogmaals bevestigd.

Nederland is sinds 1956 aangesloten bij het Vluchtelingenverdrag, dat samen met andere normatieve multilaterale verdragen het fundament vormt van de internationale rechtsorde. Artikel 90 van de Grondwet geeft de regering zelfs expliciet de taak om de internationale rechtsorde te bevorderen. Hieronder valt ook het waarborgen van mensenrechten en het bevorderen van de naleving van internationale regels. De werking van het Vluchtelingenverdrag verzwakken of opzeggen gaat daarmee in tegen de geest van de Nederlandse Grondwet. En die Grondwet dient bij uitstek het nationaal belang.

Het opzeggen van het Vluchtelingenverdrag is daarmee een – op het oog stoere – maatregel, die vooral diegenen treft die echt bescherming nodig hebben gezien de realiteit van de opvang in de regio, die wederkerige afspraken op de tocht zet (‘als jij niet meer meedoet, waarom zou ik dan nog meedoen?’) en die afbreuk doet aan de werking van de internationale rechtsorde.

Geen term die je zo vaak hoort in het migratiedebat als ‘draagvlak’, veelal op bezorgde toon uitgesproken. Dit draagvlak-pessimisme is echter onterecht: er is namelijk ook steun voor migratie, en die is zelfs redelijk stabiel. Wel is onderhoud van het draagvlak permanent nodig. En dat kan, door migranten niet steeds af te schilderen als een bedreiging en door in te zetten op het verminderen van het bredere maatschappelijk ongenoegen.

Het maatschappelijk draagvlak voor immigratie in Nederland is al jarenlang behoorlijk stabiel, met een kleine meerderheid vóór en een forse minderheid tegen, blijkt uit studies (SCP, Universiteit Groningen). Ook Europees onderzoek laat stabiliteit zien: tussen 2012 en 2016  is het negatieve sentiment ten aanzien van migratie niet toegenomen, zeker niet in de West-Europese en Zuidelijke landen. Deze maatschappelijke steun verschilt wel per type migrant. Het Sociaal Cultureel Planbureau stelt in de sociale staat van Nederland dat voor personen die vanwege de politieke situatie hun land verlaten, de deur bijna altijd openstaat. Dat vindt 87% in 2017/2018.

Het aantal migranten op zichzelf blijkt niet bepalend voor het draagvlak. Vaak gaat het over het ‘absorptievermogen’. Maar de samenleving is geen keukendoekje of spons; wat een samenleving aan kan is geen vaststaand, statisch gegeven. Mensen wennen naar verloop van tijd aan elkaar; er ontstaat een vorm van ‘alledaagse diversiteit’.

Cruciaal is hoe migranten vervolgens worden ingebed in de samenleving. Als zij een baan en inkomen hebben, vinden mensen de aanwezigheid van migranten vaker prima, omdat ze een waardevolle bijdrage aan de samenleving leveren. Dat verklaart waarom in Canada bijvoorbeeld – waar meer migranten werken –  er een minder geprikkeld gesprek is over migratie. En wederzijds contact pakt ook positief uit – zelfs bij mensen die aanvankelijk negatief zijn ten aanzien van migranten. Veel van de buurten waar tijdens de ‘vluchtelingencrisis’ azc’s zijn gekomen, staan helemaal niet negatiever ten aanzien van migranten, ook waarschijnlijk omdat er veel aandacht is voor het samenleven in de buurt.

Hoewel het maatschappelijk draagvlak behoorlijk stabiel is, zijn de verschillen qua opvattingen wel toegenomen: sinds de ‘vluchtelingencrisis’ zijn mensen die politiek rechts van het spectrum staan negatiever geworden ten opzichte van immigratie en zij die links van het spectrum staan positiever. Ook zijn er grote en groeiende verschillen als het gaat om opleidingsniveau van mensen en hun visie op het brede thema migratie. Hoger opgeleiden, en dan vooral de academici, en lager opgeleiden staan hier behoorlijk tegenover elkaar, terwijl de middelbaar opgeleiden steeds meer op de lager opgeleiden gaan lijken. Hoger opgeleiden zien in processen van globalisering vooral kansen, lager opgeleiden vooral onzekerheid.

Polarisatie ontstaat ook door hoe politici en media migratie ‘framen’. Als migranten worden afgeschilderd als een potentiële bedreiging – ‘profiteurs’ of ‘gelukszoekers’ – in plaats van als een waardevolle bijdrage of als ‘mensen die hulp nodig hebben’, ontstaat er een voorkeur voor een restrictiever beleid. Hetzelfde geldt voor het schetsen van beelden als  ‘overspoeld door vluchtelingen’, ‘vluchtelingenstromen’ of ‘massamigratie’ –  alsof er sprake is van een oncontroleerbare natuurramp. Politici worden zo niet de vertolker van de stem van het volk maar de aanjager van onvrede. Die framing verklaart waarschijnlijk ook waarom mensen het aantal migranten, het aantal asielaanvragen en het aantal moslims enorm overschatten. Nee, er zijn in Nederland geen 19% moslims maar 6%. Nee, we hebben hier niet 20% migranten maar 11%.

Negatieve gevoelens ten aanzien van migratie komen niet altijd door migratie; ze zijn ook een spiegel van maatschappelijk ongenoegen. Minder steun voor migratie in een land betekent vaak dat er weinig sociaal vertrouwen is in de samenleving. Mensen zijn bang om hun baan of maatschappelijke positie kwijt te raken, of vrezen dat voor hun kinderen. Ze denken of ervaren dat ze met migranten in competitie zijn om schaarse middelen, zoals banen en huisvesting. Wie dus denkt dat het draagvlak voor migratie enkel met migranten te maken heeft schiet mis: het gaat net zo goed over het totaal aan onvrede dat zich uitstrekt van gebrek aan maatschappelijke erkenning tot wantrouwen ten aanzien van de overheid. Of zoals de sociaal-psycholoog Postmes concludeert: ‘De kern van hun zorg op migratiegebied ligt dus niet bij migranten als groep, maar bij hoe de overheid ‘ons’ behandelt’.

Draagvlak, kortom, heeft minder te maken met ‘aantallen migranten’ maar meer met de behoefte aan controle, de wijze van politieke framing, de maatschappelijke inbedding van migranten én met de bredere ontwikkelingen in de samenleving, zoals toenemende ongelijkheid. Wie bezorgd is over het mogelijk tanende draagvlak voor migratie moet al die thema’s aanpakken. Dat is bij uitstek een taak voor linkse politiek. Draagvlak voor solidaire politiek is nooit een gegeven, maar een opdracht voor linkse politici.

Grip op migratie kan maar beperkt

‘Grip op migratie’, waartoe velen oproepen, is in belangrijke mate een illusie. Zeker als dat gaat om asielmigratie. Betekent dat, dat we dan maar de bevolking ongeremd met migratie moeten laten groeien? Nee, dat is het andere uiterste. Maar allereerst past de feitelijke constatering dat migratie niet de oorzaak is van de schaarste aan woningen, aan zorg, aan bestaanszekerheid. Integendeel zelfs, voor een deel kan migratie zelfs de oplossing bieden, mits je het goed (circulair, snel, veilig, met goede integratie) organiseert. In de tweede plaats is het, naast uit economische ook uit rechtvaardigheidsoverwegingen, van belang dat we afscheid nemen van de op uitbuiting gebaseerde lage loneneconomie en van een kenniseconomie die gebaseerd is op gesubsidieerde expats, en de arbeidsmigratie vooral circulair organiseren rondom tekortberoepen en dat gepaard laten gaan met veel betere, effectievere integratie. Dat zal ook een betekenisvolle afname impliceren van de gezinsmigratie.  Asielmigratie moet juist ruimer en veiliger worden, met veel betere en snellere integratie, waarbij veilige en effectieve legale vormen van arbeidsmigratie in belangrijke mate de prikkel wegneemt voor kansloze asielzoekers uit veilige landen. Studiemigratie heeft een te grote omvang gekregen, maar we moeten de internationale oriëntatie van ons hoger onderwijs niet ondermijnen en instellingen in grensregio’s niet in gevaar brengen – het is prima om kritisch te kijken welke studies (ook) in het Nederlands moeten worden aangeboden, maar waak hier voor te grote verwachtingen en veranderingen.

Een nieuwe koers voor migratiepolitiek

In plaats van het verdienmodel van mensensmokkelaars te bevorderen en ons te laten chanteren door dubieuze regimes in transitlanden kiezen we voor regulering van veel meer legale migratie. Eenmaal hier organiseren we snelle en effectieve integratie, met vertrouwen en dus niet met dwang. Met veel gratis publiek georganiseerde facilitering van (taal)onderwijs en zo snel mogelijk werk, en met goed georganiseerde opvang en huisvesting.

Met onze vergrijzing hebben we steeds grotere arbeidstekorten – migratie geeft daarbij een deel van de oplossing, en is daarom niet bedreigend, maar juist een kans. Onze geschiedenis laat bij uitstek zien dat de impuls van nieuwe migranten ons vooral steeds verder gebracht heeft in onze ontwikkeling. Mits we het goed organiseren, kunnen we dat prima aan. Met goede scholing en arbeidservaring, en niet het risico lopen van gesloten grenzen na remigratie, kan migratie ook een positieve invloed hebben op de ontwikkeling van de landen van herkomst, na terugkeer van een deel van de migranten.

De arbeidsmigratie binnen de EU heeft een aantal andere problemen blootgelegd. Niet alleen dat een deel van de werkgevers en uitzendbedrijven hen stelselmatig uitbuiten, maar ook dat het heeft gezorgd voor een type werk dat wordt gekenmerkt door slechte betaling, extreme flexibiliteit en beroerde arbeidsvoorwaarden. Dat geldt bovendien voor economische bedrijvigheid waarvan we ons kunnen afvragen of we die nog wel moeten willen (glastuinbouw, bezorgdiensten), maar ook voor werk dat wordt gedaan door wat SP’er Ron Meijer de ‘onmisbaren’ noemt. Goede voorbeelden zijn de zorg, de schoonmaakbranche en de bevrachters op Schiphol. Dit is dan ook het moment om werkgevers meer onder druk te zetten. Laat ze werk aan de onderkant van de arbeidsmarkt beter betalen en arbeidsvoorwaarden verbeteren, zodat mensen die nu nog aan de kant staan een fatsoenlijke baan kunnen krijgen.

Migranten komen niet naar Nederland voor een uitkering, maar om te werken of om samen te kunnen zijn met hun gezin. Voor asielzoekers speelt het vinden van bescherming een rol. Voor veel migranten zijn het ‘vinden van betere arbeidsperspectieven’ maar ook de ‘aanwezigheid van sociale netwerken’ in Nederland van invloed op hun migratie keuze. Het is een mythe dat migranten vertrekken om goede sociale voorzieningen elders te krijgen. Voor ‘bijstandstoerisme’ of ‘een aanzuigende werking’ van onze verzorgingsstaat bestaan weinig aanwijzingen. Migranten gaan niet massaal naar landen met de meest ontwikkelde verzorgingsstaat of met de meest gunstige sociale zekerheid zoals bijvoorbeeld de Scandinavische landen die kennen. Integendeel: velen reizen af naar Spanje (zoals de Roemenen) of het Verenigd Koninkrijk (bijvoorbeeld de Polen). Dat zijn juist landen met betrekkelijk beperkte verzorgingsstaat voorzieningen en een relatief laag bijstandsniveau. Veel migranten, veelal jong en vaak ook in de gezinsvormende fase van hun leven, hebben meestal helemaal geen gedetailleerde kennis over onze verzorgingsstaat. Net als de meeste mensen oriënteren zij zich hier pas op wanneer het aan de orde is in een bepaalde levensfase. En wie alleen naar Nederland zou komen voor een uitkering komt bedrogen uit. Je kán helemaal geen bijstandsuitkering aanvragen als je de grens passeert. Asielzoekers krijgen onderdak en leefgeld van 59 euro per week. Europese migranten kunnen hun verblijfsrecht verliezen als ze zich melden bij de sociale dienst. En ook een WW-uitkering wacht niet op je aan de grens. Daarvoor moet je als migrant – net als iedereen – een arbeidsverleden hebben opgebouwd. Ook is het grote onzin dat de tekorten in onze verzorgingsstaat komen door een te hoge instroom van migranten – die tekorten zijn veroorzaakt door slecht, neoliberaal beleid. Het is de typische zondebokkenstrategie van extreemrechts om migranten als oorzaak van problemen aan te merken.

Het aantal Oost-Europese migranten – de grootste groep migranten op dit moment in Nederland – met een bijstandsuitkering is betrekkelijk gering. Het gaat om 1,8 procent in vergelijking tot 2,3 procent onder burgers van Nederlandse origine, al is er wel een lichte stijging. Oost-Europese arbeidsmigranten maken wel vaker gebruik van een WW-uitkering. Dit heeft te maken met hun kwetsbare positie op de arbeidsmarkt: ze werken veelal in de laaggeschoolde en flexibele sectoren van de arbeidsmarkt. Ook voor Nederlanders met dezelfde kenmerken geldt dat zij vaker een WW-uitkering hebben. Veel migranten die werkloos worden vertrekken echter ook weer uit Nederland en doen geen beroep op WW.

Voor hoger opgeleide arbeidsmigranten kunnen bepaalde voorzieningen die de verzorgingsstaat biedt wel cruciaal zijn voor de keuze van het bestemmingsland. Omdat het vaak (jonge) gezinnen zijn, gaat dat dan vooral om goede gezondheidszorg, kinderopvang en onderwijs voor de kinderen, verlofregelingen etc. Maar juist op deze elementen van de verzorgingsstaat scoort ons land helemaal niet zo goed. Kennismigranten met kinderen voelen zich daarom sneller aangetrokken tot de Scandinavische landen waar de voorzieningen betaalbaarder en professioneler zijn. Ook Duitsland streeft Nederland op dit punt inmiddels voorbij.

In het verleden kwamen migranten evenmin naar Nederland om van de verzorgingsstaat te genieten. Eind jaren zestig werden ongeschoolde werknemers geworven, en stortte de economische sector waarin zij werkten kort daarna in. De toen nog royalere verzorgingsstaat keerde relatief veel uitkeringen uit, voornamelijk voor arbeidsongeschiktheid. Maar vergeleken met toen én met de ons omringende landen, is het Nederlandse sociale zekerheidstelsel inmiddels behoorlijk versoberd. Asielstatushouders, de kleinste groep migranten, vragen wel relatief vaker een bijstandsuitkering aan. Dit is veelal terug te voeren op de gevolgen van hun vluchtervaringen en de gebrekkige aansluiting met de arbeidsmarkt, en de zeer gebrekkige hulp daarbij.

De integratie van statushouders in Europa moet veel meer prioriteit krijgen, zodat zij hun capaciteiten veel sneller kunnen benutten. Maar daarmee zijn we er niet. Gezien de demografische ontwikkelingen in de EU, met een krimpende en sterk vergrijzende bevolking, is arbeidsmigratie – of we dat leuk vinden of niet – in alle lagen van de arbeidsmarkt onvermijdelijk. Het beleid zal alleen succesvol zijn als het onderdeel is van een veel breder pakket van sociale maatregelen dat niet alleen de belangen van het kapitaal dient, maar ook die van arbeid. Al was het alleen maar omdat het politieke draagvlak voor migratie in de houdgreep van het rechts-populisme zit.

Voor negen van de tien migranten is er geen plicht tot inburgeren. Van meet af aan gold de inburgeringsplicht niet voor nieuwkomers uit andere EU-lidstaten. Dit is de grootste groep die vorig jaar bijvoorbeeld 106.000 personen telde. Ook arbeidsmigranten en studenten van buiten de EU en hun gezinsleden zijn vanwege het tijdelijk karakter van hun verblijf niet inburgeringsplichtig. In 2021 deed men vanuit die groep 46.660 aanvragen. Daarnaast zijn minderjarigen (leerplicht) en 67-plussers op grond van hun leeftijd vrijgesteld van de inburgeringsplicht. Uit de jaarrapportage arbeidsmigranten blijkt dat er momenteel in totaal zo’n 611.000 Europese arbeidsmigranten in Nederland zijn, van wie ruim 375.000 uit Oost-Europa. De grootste groep arbeidsmigranten komt uit Polen. Het werk dat de Polen hier verrichten wordt door hen veelal met volle overgave gedaan en dat weten de Nederlandse werkgevers. Niet zelden gaat het om fysiek zwaar werk dat ook nog eens gekoppeld is aan flexibele arbeidscontracten. Denk aan het seizoenswerk, het werken in de vleessector of in de bouw. De Polen maken lange dagen en hebben daarom geen tijd om de Nederlandse taal te leren. Maar ook de werkgevers zijn vaak – gelet op het tijdelijke karakter van het werk – niet geneigd om in deze werknemers te investeren qua inburgering. Dat wordt al snel als te kostbaar gezien. Een deel van deze migranten keert inderdaad na het gedane werk terug naar het herkomstland. Gemiddeld één op de twee EU-migranten en één op de drie migranten van buiten de EU vertrekken binnen drie jaar (CBS). Maar zoals het SCP-rapport uit 2018 aantoonde wil een ruime meerderheid van de Polen langer in Nederland verblijven en hier bouwen aan een toekomst. Vooral de groep van 25-35-jarigen wil zich verder ontwikkelen wat werk en opleiding betreft en ook hun gezinsleven opbouwen. Maar krijgen ze wel kansen geboden? Als je de Nederlandse taal niet machtig bent is het lastig om ander werk te vinden en bemoeilijkt het je om je weg te vinden in de maatschappij. Maar ook vice versa is er een probleem. De maatschappij kan moeilijk met de migrant communiceren met alle gevolgen van dien. Denk maar aan het gesprek dat je als ouder hebt met de school waar je kinderen zitten. Dat is niet alleen voor de migranten maar ook voor de school lastig en levert problemen op. Maar ook als het gaat om de rechten en plichten die je als migrant hier in Nederland hebt, is het van belang dat je de taal machtig bent. De consequenties van die onkunde vullen de kranten regelmatig. Kijk maar naar de gebrekkige en zelfs mensonterende huisvesting en onderbetaling van arbeidsmigranten. De arbeidsmigranten mogen dan wel werk hebben maar ze hebben moeite met integreren en verworden dan tot een soort tweederangsburgers.

Het is volgens de adviesraad migratie een gemiste kans dat de Wet inburgering geen aandacht besteedt aan deze migranten. Er zijn zeker goede redenen, zowel juridische (EU-burgers) als maatschappelijke (tijdelijke seizoenarbeiders) om niet iedere nieuwkomer tot inburgering te verplichten, maar waarom zouden we EU- en arbeidsmigranten geen gedifferentieerde integratievoorzieningen aanbieden? In plaats van verplichting, zouden meer verleid moeten worden om op vrijwillige basis een integratiecursus te volgen. Dan volstaat niet het huidige leenstelsel waarbij kosten voor een inburgeringscursus tot boven de € 10.000 oplopen. Dat vergt een andere koers, waarbij inburgering aansluit op de rest van de samenleving en nadrukkelijk wordt gezien als maatschappelijke investering die rendement gaat opleveren.

In Duitsland is deze koerswijziging al ingezet. Niet alleen krijgt iedere migrant die zich in  Duitsland vestigt een integratiecursus aangeboden, maar ook worden volgens de afspraken in het recente Duitse coalitieakkoord bijvoorbeeld alle beperkingen weggenomen voor toegang tot de arbeidsmarkt voor iedereen die rechtmatig in Duitsland verblijft, waaronder dus ook asielzoekers in procedure. Het beleid in ons buurland dankt zijn succes mede aan de vrijheid die lokale autoriteiten hebben om federaal beleid te interpreteren en uit te voeren. Niet alleen gemeenten, maar ook arbeidsbureaus en maatschappelijke organisaties kunnen hun beleid daardoor afstemmen op de lokale behoefte. Wat de inburgering van migranten ook ten goede komt, is dat buitenlandse kwalificaties snel worden erkend. Bovendien betaalt de Duitse overheid het gros van de kosten van de inburgering. De eigen bijdrage voor een les is meestal € 2,20, terwijl een gezinsmigrant in Nederland gemiddeld € 13,50 per les kwijt is. Hoewel er in Duitsland geen slaagplicht is voor inburgering, haalt meer dan de helft van de cursisten in Duitsland het B1-niveau (gevorderd), terwijl dit aantal in Nederland niet meer dan enkele procenten bedraagt. Duitsland behaalt dus betere resultaten. Met Duitsland als voorbeeld moet Nederland daarom komen tot nieuwe keuzes.

Voor de regio’s waar nu het grootste deel van de vluchtelingen worden opgevangen – vaak zelf arme landen met veel eigen problemen – betekent een veel ruimhartiger opvang hier een verlichting, ook voor de daar verblijvende vluchtelingen. Migratie goed en ruimhartig organiseren is een vorm van internationale solidariteit.

  1. Er moeten betere EU-richtlijnen over arbeid in een andere EU-lidstaat en betere nationale uitvoering daarvan komen. Nu worden te vaak sociale premies en sociale regelgeving ontweken. De werkgever moet verplicht gaan aantonen dat hij voor al zijn werknemers dezelfde loonkosten en sociale en pensioenpremies betaalt en dus geen kosten bespaart door die voor een deel van zijn werknemers in een ander land te betalen.

 

  1. We beperken niet de vrije arbeidsmigratie binnen de EU, maar voorkomen wel dat die misbruikt worden voor uitbuiting, en we bevorderen (tijdelijke) gereguleerde arbeidsmigratie voor tekortberoepen bij ons uit arme landen buiten de EU, waarbij men met opleiding en startgeld terug kan keren naar land van herkomst. Dat komt in de plaats van de huidige volstrekt overbodige expatsubsidie.

 

  1. Migratie zien we als kans in de strijd tegen nationale arbeidstekorten en voor eerlijke ontwikkeling. Ook asielzoekers kunnen daar een bijdrage aan leveren. We stoppen met het opbouwen van Fort Europa, met een Berlijnse Muur rondom. We breken de muren en hekken af. We treden hard op tegen mensenrechtenschendingen bij de grensbewaking aan de buitengrenzen van de EU en van de Schengenlanden, zoals met de pushbacks in Griekenland, de martelkampen in Libië, het geweld tegen vluchtelingen in Bulgarije, Hongarije en Kroatië en aan de grens met Marokko, en het niet toelaten van schepen met vluchtelingen in havens van Italië en Malta.

 

  1. We sluiten geen overeenkomsten met landen van herkomst voor het terugsturen van afgewezen vluchtelingen indien daar voorwaarden aan gesteld worden waarbij kritiek op mensenrechten in dat land minder mogelijk wordt en/of de controle op mensen uit dat land in Nederland groter kan worden. En we sluiten evenmin overeenkomsten met landen om migranten daar, net buiten de EU, te houden. Dit leidt tot zeer bedreigende situaties voor migranten en tot afhankelijkheid van dubieuze regimes, zoals in Libië, Marokko, Tunesië en Turkije. We nemen afstand van het afschrikkingsbeleid zoals in Denemarken.

 

  1. We vervangen het restrictieve en ontmoedigende asielbeleid door gereguleerde, veilige asielmogelijkheden, met loketten in de regio van herkomst en veel betere, gratis ondersteuning bij integratie voor alle vreemdelingen die hier komen. Zo kunnen mensen bij EU-kantoren ter plekke geregistreerd en gescreend worden. Vluchtelingen die aan de criteria voldoen, kunnen dan legaal en veilig komen. Daar komt geen smokkelaar aan te pas. Zo worden de kampen in de regio ontlast. Het aantal te hervestigen vluchtelingen op voordracht van het UNCHR uit kampen ‘in de regio’ verhogen we van 500 naar 5000 per jaar. We blijven uiteraard lid van alle internationale verdragen over vluchtelingen, juist nu, nu de wereld zo onveilig is. Met investeringen in de publieke sector, inclusief de sociale woningbouw, kunnen we dat als één van de rijkste landen ter wereld makkelijk aan. Ruimere asielregels en betere asielmogelijkheden zorgen voor minder druk op de buitengrenzen en maken benodigde capaciteit beter planbaar. Het ondermijnd ook het verdienmodel van mensensmokkelaars en uitbuiters van migranten, en zorgt voor veilige reizen. Het is de plicht van linkse partijen om draagvlak voor meer, gecontroleerde migratie te organiseren.

 

  1. Asiel en migratie gaan net als inburgering vallen onder ministerie SZW (in plaats van Justitie). We investeren fors in aanmeldcentra (in regio’s van herkomst, en in ons land op meerdere, centraal gelegen en goed bereikbare plaatsen), asielopvang (met voldoende buffercapaciteit) en de COA-organisatie, in betere en snellere beoordeling door IND, in dagbesteding met onderwijs en werk voor asielaanvragers, en in huisvesting, werk en onderwijs voor statushouders. Gemeenten worden verplicht daarin mee te werken. We gaan de spreidingswet snel invoeren.

 

  1. Door vluchtelingen niet meer als last, maar als een kans te zien, is een beroep op het oneerlijke en onuitvoerbare Dublin-verdrag over verdeling van statushouders en het terugsturen van afgewezen asielzoekers c.q. het illegaal hier verblijven niet meer nodig. Procedures worden korter en humaner. De lijst van veilige landen moet onafhankelijker worden vastgesteld. Procedures moeten niet moedwillig vertraagd worden om vluchtelingen en hun gezinsherenigers te ontmoedigen.

 

  1. Als je niet terug kan omdat je land van oorsprong je niet toelaat, moet je een aparte tijdelijke vergunning krijgen. We beëindigen gevangenneming van mensen zonder verblijfsvergunning, zeker als daar kinderen bij betrokken zijn. Voor hen komt een humane opvang. Door de ruimere mogelijkheden voor arbeidsmigratie zal het probleem van mensen zonder vergunning overigens veel kleiner worden. Kinderen die hier geboren zijn of al hier geworteld zijn, moeten als regel met hun verzorgende ouder(s) een verblijfsvergunning krijgen. De verantwoordelijk bewindspersoon voor migratie herkrijgt zijn discretionaire bevoegdheid om mensen in afwijking van de regels toch toe te laten. Gezinshereniging maken we eenvoudiger.

 

  1. We gaan de ontvangst van alle nieuwkomers meer integraal benaderen, met Duitse en Canadese elementen. Met Duitsland als voorbeeld krijgt in ons plan iedere migrant die zich hier vestigt (dus ook arbeidsmigranten) een integratiecursus (tenminste taalonderwijs en verkorte, anders dan nu wél zinnige inburgeringscursus) aangeboden, en alle beperkingen worden weggenomen voor toegang tot de arbeidsmarkt voor iedereen die rechtmatig hier verblijft, waaronder dus ook asielzoekers in procedure. Daarbij geven we veel ruimte voor maatwerk. Buitenlandse kwalificaties gaan we veel sneller erkennen. We gaan welkomstcentra naar Canadees model, taalcafés en een algemeen welkomstpunt in de gemeente (RNI-loket) oprichten, waar gezins- en arbeidsmigranten met vragen beter op weg geholpen kunnen worden. In ieder geval zal Nederland de ontvangst van nieuwkomers meer integraal moeten gaan benaderen. De WRR en het aanjaagteam van Roemer adviseerden eerder al om met ontvangst- en inburgeringsvoorzieningen te komen voor alle migranten, inclusief kennis-, arbeids- en EU-migranten. Gemeenten spelen daarbij een sleutelrol en hebben daarvoor ondersteuning nodig. Een nieuw model inburgering zal zeker meer gaan kosten dan het huidige inburgeringsbeleid. Maar een goede integratie levert op de langere termijn veel voordelen op. Dat betaalt zich niet alleen terug in hogere arbeidsparticipatie en lagere uitkeringsafhankelijkheid, maar ook in betere maatschappelijke betrokkenheid en integratie. Werkgevers van kennis- en arbeidsmigranten moeten hier zeker ook  bijdragen. Een Nederlands inburgeringsmodel met Duitse en Canadese elementen waarbij duidelijke kansen en mogelijkheden in plaats van onmogelijkheden worden geboden zal zeker een win-win situatie voor het individu én voor de samenleving betekenen. Dat daarbij de kosten voor de baten uit gaan, spreekt voor zich.

 

  1. Werk wordt direct voor asielzoekers mogelijk. De werkwinkels helpen hier actief bij. Er moet ook een extra inzet voor statushouders komen – huisvesting waar ook werk is, gratis en publiek georganiseerd taalonderwijs, inburgering en beroepsmatige scholing, vooral voor tekortberoepen van goede kwaliteit, arbeidsbemiddeling op maat, allemaal te beginnen in de kleinschalig te organiseren asielopvang die zoveel mogelijk georganiseerd wordt in gemeenten waar zij later ook kunnen werken en wonen, met zoveel mogelijk betrokkenheid van andere burgers uit die gemeenten. Het inburgeringsonderwijs wordt ook opengesteld voor immigranten uit de EU en de deelname daarin is gratis en wordt aangemoedigd.

 

  1. We maken korte metten met het aanwijzen van vreemdelingen, soms zelfs tot in de derde generatie, als zondebokken van in werkelijkheid door falend beleid veroorzaakte tekorten aan voorzieningen. We bestrijden racisme en discriminatie krachtig met wetgeving en handhaving. Illegaliteit wordt niet meer strafbaar. Uitbuiting wel.

 

  1. Na inburgering krijgt men per direct alle rechten gelijk aan Nederlander. Inburgering gaan we weer volledig publiek en gratis organiseren. Het Rijk betaalt de kosten van de inburgering, zonder eigen bijdrage. We schaffen de potsierlijke participatieverklaring af. We breken met de verplichtende vormen van participatie en gedwongen vormen van ‘verheffing’. We schaffen de slaagplicht af.

 

  1. Dubbele nationaliteiten zijn geen probleem maar een kans om het overmatig nationalisme te keren, en we maken dat weer volop mogelijk.

 

  1. Eenmaal hier organiseren we snelle en effectieve integratie, met vertrouwen en dus niet met dwang. We breken met de verplichtende vormen van participatie en gedwongen vormen van ‘verheffing’. En daarmee met het integratiebeleid zoals PvdA minister Asscher dat in 2013 formuleerde. In plaats van verplichting, gaan we migranten verleiden om op vrijwillige basis een integratiecursus te volgen. Met veel gratis publiek georganiseerde facilitering van (taal)onderwijs en zo snel mogelijk werk, en met goed georganiseerde opvang en huisvesting. Een goede integratie levert op de langere termijn veel voordelen op. Dat betaalt zich niet alleen terug in hogere arbeidsparticipatie en lagere uitkeringsafhankelijkheid, maar ook in betere maatschappelijke betrokkenheid en integratie. De kosten gaan voor de baten uit.

 

  1. We maken illegaliteit niet meer strafbaar. Geen enkel land, ook Nederland niet, weet een sluitend migratiebeleid te realiseren. Voor sommige migranten is terugkeer geen optie uit angst of schaamte. Sommigen verkiezen goedkope arbeid in het irreguliere circuit boven het gebrek aan perspectief in eigen land. Schattingen uit 2017-2018 geven aan dat er tussen de 23.000 en 58.000 migranten zonder geldige verblijfstitel in Nederland zijn. Een forse afname vergeleken met het in 1997 geschatte aantal van 194.000. Een mogelijke verklaring voor die afname is dat het leven hier voor deze personen alleen maar lastiger is geworden. Ook wordt een deel van het werk dat ze toen deden, na de EU uitbreiding nu door (reguliere) EU-arbeidsmigranten gedaan. Het strafbaar maken van irregulier verblijf voegt in de praktijk weinig toe aan het bestaande instrumentarium van regels. De voorwaarden voor vreemdelingenbewaring bijvoorbeeld, zijn al zo ruim geformuleerd dat in het belang van de openbare orde iedere migrant zonder geldige verblijfstitel kan worden vastgezet met het oog op uitzetting. Daarnaast is het een feit dat (gedwongen) terugkeer in de praktijk behoorlijk weerbarstig is, want terugkeer hangt vooral af van medewerking van landen van herkomst. Dat probleem wordt dus niet zo maar door het strafrecht opgelost. Daar komt nog bij dat de irreguliere migrant die de openbare orde verstoort of een strafbaar feit pleegt, al onder het strafrecht valt. De Europese Terugkeerrichtlijn bepaalt bovendien dat vertrek zwaarder weegt dan het opleggen van een straf voor irregulier verblijf. Dit betekent dat als je kan terugkeren naar je herkomstland, de uitvoering van een vrijheidsstraf moet stoppen. Met andere woorden het effect van iemand opsluiten is relatief beperkt. Irreguliere migranten blijven bovendien veelal buiten het zicht van de overheid en hebben vaak geen vaste woon- of verblijfplaats. Daardoor zijn ze niet vindbaar. De overheid kan hen dan ook geen bericht sturen over bijvoorbeeld een strafbeschikking en moet de zaak seponeren of de persoon dagvaarden. Dat betekent weer extra werk voor het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht, werk dat uiteindelijk weinig effect heeft. Personen worden bij verstek veroordeeld maar horen hier nooit van, doordat ze niet te vinden zijn. Daardoor heeft het strafrecht, per saldo, nauwelijks een afschrikwekkende werking. Strafbaarstelling van irregulier verblijf kan voorts alleen als het aan de migrant ligt dat deze niet vertrekt: zonder schuld geen straf. Zowel ‘ontoerekenbaarheid’ als ‘overmacht’ kunnen bijvoorbeeld een reden zijn dat je geen straf krijgt opgelegd. Het buiten schuld niet kunnen verkrijgen van reisdocumenten, medische omstandigheden of een dreigende schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens bij uitzetting, kan leiden tot ‘overmacht’ zoals het strafrecht dit kent. En dat betekent dat er dan geen straf wordt opgelegd. Behalve de geringe meerwaarde en de beperkende factoren zijn er ook nog (onbedoelde) negatieve neveneffecten van strafbaarstelling. Sinds 1998 regelt in Nederland de Koppelingswet dat migranten zonder geldige verblijfstitel geen aanspraak kunnen maken op publieke voorzieningen. Internationale verdragen geven hen wel recht op medisch noodzakelijke zorg en rechtsbijstand. Minderjarige kinderen hebben ook recht op onderwijs. Als er dan gedreigd wordt met strafrechtelijke vervolging is de kans groot dat deze migranten nog meer onder de radar willen blijven en bijvoorbeeld geen medisch noodzakelijke zorg willen. Dat brengt weer risico’s mee voor de volksgezondheid. Ook wil je niet dat er kinderen in Nederland leven die niet naar school gaan uit angst om ontdekt te worden door de overheid. Strafbaarstelling kan met andere woorden leiden tot verdere marginalisering van een al kwetsbare groep. De rechter is tenslotte tegenwoordig behoorlijk overbelast met werk. Grote andere zaken zoals cybercrime, georganiseerde misdaad, uitbuiting en mensenhandel vragen terecht aandacht. Het heeft dan weinig zin om de rechter extra te belasten met een strafrechtelijke aanpak van migranten zonder geldige verblijfstitel, een aanpak die geen toegevoegde waarde blijkt te hebben.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Skip to content