Menu Sluiten

Een ontspannen samenleving: Meer dan werk alleen, eerlijk verdelen van werk en zorg en werk geen plicht, maar een recht

Een ontspannen samenleving: Meer dan werk alleen, eerlijk verdelen van werk en zorg en werk geen plicht, maar een recht

Samenvatting: Dit is een artikel in een serie, waarin bouwstenen aangedragen worden voor een mogelijk nieuwe koers voor de PvdA. In dit betoog gaat het over een ontspannen samenleving. Werk is belangrijk, maar er is er meer in het leven dat belangrijk is. Nu werken sommigen zich letterlijk kapot en zitten anderen onvrijwillig thuis op de bank achter de geraniums. We moeten werk eerlijker verdelen met een collectieve arbeidstijdverkorting naar een 30-(5×6) of 32-(4×8) urige werkweek, waarbij het besteedbaar inkomen tot anderhalf modaal (bruto ca. € 56.000 p.j.) wordt gegarandeerd. Dat geeft ook ruimte om zorgtaken eerlijker te verdelen. Maar er is ook meer kraam- en ouderschapsverlof nodig, die effectief over beide ouders verdeeld wordt. Wij pleiten net als de Europese Commissie voor tien dagen betaald kraamverlof en vier maanden betaald ouderschapsverlof voor beide ouders. En een ontspannen samenleving betekent ook dat werk geen plicht meer moet zijn, maar een recht. We stoppen met alle dwang om aan het werk te gaan en in plaats daarvan richten we onze pijlen op motivering en facilitering. Dwang werkt in de praktijk contraproductief. Er wordt nu veel geld besteed aan zinloze activiteiten, waaraan vooral private re-integratiebedrijven een flinke boterham verdienen. We gaan re-integratie weer publiek organiseren, met op maat gemaakte en vrijwillige activiteiten en nemen drempels weg. Er komt een landelijk keurmerk voor effectieve, vrijwillige re-integratie naar werk.

  1. Collectieve arbeidstijdverkorting

Het is zo voor de hand liggend: als werk een steeds schaarser goed wordt én zo belangrijk is voor mensen, moet je het eerlijker verdelen. De econoom John Maynard Keynes voorspelde dat aan het eind van de 20e eeuw de werkweek zou zijn verkort tot 15 uur per week. En Joke Smit die vijftig jaar geleden met haar artikel Het onbehagen van de vrouw aan de basis stond van de tweede feministische golf, zag heel veel redenen voor een 5-urige werkdag. Niet alleen zou het vrouwen economisch onafhankelijker maken, ook zouden de zorgtaken beter worden verdeeld, kinderen evenwichtiger opgroeien en zouden ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid afnemen. Sinds haar publicatie zijn weliswaar meer vrouwen gaan werken, maar de werkweek zelf is nauwelijks verder verkort. Integendeel, veel vrouwen zijn in navolging van mannen ook workaholics geworden.

Terwijl sommigen zich letterlijk kapot werken, zitten anderen onvrijwillig thuis op de bank achter de geraniums. Dat maakt mede dat andere taken tussen de genders niet evenwichtig verdeeld zijn en dat de arbeidsparticipatie van vrouwen achterblijft. Onderkant formulierAltijd aan het werk zijn is nog meer dan het rijden van een Porsche of het bewonen van een villa aan de Vecht een 21e-eeuws statussymbool. Daarom werkt iedereen steeds meer uren, terwijl door automatisering en digitalisering het aantal werkuren juist zou moeten kunnen dalen.

Volgens de Amerikaanse publicist Alex Soojung-Kim Pang heeft de mondiale uitsloverij een averechts effect. Het is een van de redenen dat de productiviteitsstijging in de wereld stagneert. Pang heeft in Silicon Valley ‘het walhalla van de workaholics’ daarom zijn eigen startup Restful Company opgericht. In zijn boek Rest: Why You Get More Done When You Work Less (hier vertaald onder de titel: Rust in uitvoering, meer voor elkaar krijgen door minder te werken) betoogt hij dat korter werken tot een hogere productiviteit en betere resultaten leidt. De grootste geesten in de wereldgeschiedenis, zoals Charles Dickens en Thomas Mann, werkten slechts 4 uur per dag. Charles Darwin kwam tot 4,5 uur. Na het ontbijt en een korte wandeling sloot hij zich vanaf 8 uur voor 1,5 uur op in zijn kantoor in Down House ten zuiden van Londen om te schrijven. Daarna nam hij een uur pauze. Van 10.30 uur tot de lunch werkte hij nog eens 1,5 uur. Vervolgens stelde hij tevreden vast dat het grootste deel van de werkdag erop zat en ging wandelen of liet zich voorlezen. Van 16.00 tot 17.30 uur werkte hij dan nog eens 1,5 uur. Darwin werd 73 jaar en schreef in die tijd negentien boeken, waaronder ‘On the Origin of Species’ een van de meest invloedrijke wetenschappelijke werken. ‘Als hij gesolliciteerd had als hoogleraar zou hij geen kans hebben gemaakt. Als hij voor een bedrijf had gewerkt was hij onmiddellijk ontslagen’, aldus Pang. Uit eerder onderzoek bleek al dat wetenschappers die 35 uur per week onderzoek deden minder productief waren dan die met 20 uur per week volstonden. Het minst productief waren de wetenschappers die 60 uur per week werkten. Korter werken leidt tot een hogere productiviteit en betere resultaten.

Werk is en blijft wat ons betreft erg belangrijk, maar er is natuurlijk meer in het leven dan werk. Het terugdringen van de arbeidstijd ten gunste van meer vrije tijd en meer zorgverlof is van oudsher een strijdpunt van de sociaaldemocratie. Daarnaast is het een strijdmiddel om meer gelijkwaardigheid tussen partners te realiseren in de verdeling van andere taken, bijv. zorg voor de kinderen. En, last but not least, zonder regulering van arbeidstijd werkt een deel van de mensen zich driekeer in de rondte, en een ander deel zit onvrijwillig werkloos thuis. Arbeidstijdverkorting is daarmee ook een middel om het bestaande werk eerlijker te verdelen, zodat de werkdruk van de één en de onvrijwillige werkloosheid van de ander beiden worden aangepakt. Het bestaande werk over meer mensen verdelen verlaagt de werkloosheid, de werkdruk en de scheve verdeling van werk en andere taken tussen genders.

Het congres van de PvdA stemde in 1983 al voor een 25-urige werkweek. In 1987 werd daar helaas al weer afscheid van genomen in het rapport Schuivende Panelen, teneinde de PvdA voor VVD en CDA een meer aanvaardbare coalitiepartner te maken. In 2015 pleitte staatssecretaris van Dam voor een 36-urige werkweek, maar hij kreeg nauwelijks steun. In Duitsland heeft de vakbond in de metaalsector onlangs een doorbraak gerealiseerd naar een 28-urige werkweek.

We voeren een collectieve arbeidstijdverkorting in tot – als eerste stap – 30 (5×6) of 32 (4×8) uur per week. Met flankerend beleid handhaven we het besteedbaar inkomen: hogere lonen, lagere inkomstenbelasting op arbeid, lagere individuele vaste lasten. Tot en met circa anderhalf modaal (€ 56.000 per jaar bruto) wordt daarbij het huidig besteedbaar inkomen gegarandeerd. Dat is meteen een belangrijk verschil met een individuele keuze voor deeltijd: laagbetaalden kunnen daar vaak niet voor kiezen, omdat ze dan te weinig overhouden om van te leven.

 

  1. Meer eerlijk verdeeld en betaald zorgverlof

Ook gaan we meer betaald zorgverlof invoeren.[i] Hiervoor zijn veel argumenten: het is beter voor de baby, die op minder jonge leeftijd naar de crèche hoeft en een meer betrokken vader krijgt; de arbeidsparticipatie van vrouwen kan omhooggaan wanneer zij in eerste instantie langer bij hun baby kunnen blijven; zorgtaken raken blijvend beter verdeeld tussen vaders en moeders; en discriminatie op de arbeidsmarkt tegen vrouwen kan dalen op het moment dat een werkgever weet dat zowel een man als een vrouw een tijd uit de running zal zijn in het geval van voortplanting. En, door ouderschapsverlof betaald te maken, wordt het voor iedereen toegankelijk: dit kan helpen sociale en economische ongelijkheid tegen te gaan. Het is dus goed voor het kind, voor de emancipatie én voor de gelijkwaardigheid binnen relaties en in de maatschappij om ouders allebei de kans te geven (even)veel tijd met hun pasgeboren baby door te brengen. Daar komt bij dat het kostwinnersmodel gelukkig uit de mode raakt en ook vaders meer en beter betrokken willen zijn bij de opvoeding van hun kinderen. Naast dat dit meer banen voor anderen laat, draagt dit bij aan een meer ontspannen samenleving, waarin erkend wordt dat kwaliteit van leven niet bestaat uit werk alleen.

De voorstellen van Rutte III en de SER gaan wat ons betreft niet ver genoeg. De Europese Commissie pleit voor tien dagen kraamverlof en vier maanden ouderschapsverlof voor beide partners. Dat is ook wat wij gaan doen, en wel volledig doorbetaald. En wel volgens het Noors model: iedere partner heeft een individueel recht en als één van die partners zijn of haar verlof niet opneemt vervallen bij die partners vakantiedagen.

 

  1. Meer evenredige arbeidsparticipatie tussen mannen en vrouwen

Teveel vrouwen werken niet of slechts parttime, en dat is slecht voor hun financiële onafhankelijkheid. Door minder te werken is er levenslang een lagere baankans, een lager uurloon, een hogere kans om financieel in de problemen te komen bij scheiding of overlijden van de partner, en een lager pensioen.

Nederland is Europees kampioen deeltijdwerken, anderhalfverdieners zijn hier de norm. Nergens in Europa zijn de verschillen in deeltijdwerken tussen mannen en vrouwen ook zo groot als in Nederland, zo blijkt uit het onderzoek Eerste treden op de arbeidsmarkt van het SCP (31-1-2017). Het aandeel vrouwelijke deeltijders stijgt ook. In 2009 had 38% van de werkende vrouwen onder de 40 jaar zonder kinderen een deeltijdbaan, nu is dat 50%. Volgens de vrouwen zelf is dat geen eigen keuze, maar bieden werkgevers niet meer uren aan. Dat heeft in belangrijke mate te maken met het feit dat vrouwen meer in sectoren werken waar deeltijdbanen de norm zijn, zoals de (thuis)zorg, waar vooral ’s ochtends bij het wassen en aankleden en ’s avonds bij het naar bed gaan brengen handen nodig zijn. In de thuiszorg is de 5-urige werkdag de norm. Maar ook in de kinderopvang, de schoonmaak, de detailhandel en de postbezorging zijn voltijdsbanen een uitzondering, en als ze er zijn, worden ze vaak gegund aan een man.

Vaker dan mannen werken vrouwen ook op een flexibel contract, vooral in de commerciële dienstverlening is dit verschil groot. Jonge vrouwen hebben wel vaker een hoger uurloon dan even oude mannen, hetgeen verklaard wordt door een gemiddeld hoger opleidingsniveau. Meisjes presteren al sinds het eind van de vorige eeuw beter in het onderwijs dan jongens. Ze volgen hogere typen onderwijs, vallen minder vaak tussentijds uit en studeren sneller af.  Door in deeltijd te gaan werken gaat dit voordeel weer meer dan teniet. Slechts 54% van de werkende vrouwen verdient meer dan het bijstandsniveau van een alleenstaande (nu 946 euro per maand, exclusief vakantiegeld). Overigens verdienen bij beter betaalde functies weer vaker mannen meer qua uurloon. Management- en bestuursfuncties worden maar voor 26 respectievelijk 19 procent door vrouwen vervuld.

Maar er is nog meer aan de hand. Tussen 1977 en 2014 groeide de bevolking met 2,7 miljoen personen of 20%.[ii] De groei vormt het saldo van gelijktijdige krimp en groei. Kinderen en volwassenen zonder inkomen verdwijnen massaal (‐2,6 miljoen), werknemers (+1,6 miljoen), zelfstandigen (+0,4 miljoen) en ook gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden (samen +2,6 miljoen) groeien. De groei van uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden berust voor een aanzienlijk deel op de juridische individualisering van bestaande uitkerings‐ en pensioenrechten (AOW) sinds de midden jaren tachtig, niet op een uitbreiding van die rechten. Door de massale groei van tweede verdieners in huishoudens (+0,75 miljoen) is de traditionele eenverdienersmaatschappij afgelost door de twee‐ of meerverdienersmaatschappij. De sterke groei van het aantal werknemers heeft de werkgelegenheidsgraad van personen verhoogd maar niet die van huishoudens. Circa drie kwart van alle werknemers deelt tegenwoordig een huishouden met een of meer andere werknemers. Dat maakt een einde aan de situatie waarin het loon van de voltijds kostwinner in grote lijnen de verdeling van huishoudinkomens bepaalde. Deze veranderingen hebben grote verschuivingen tot gevolg in de inkomensverdeling. Het aantal tweeverdienershuishoudens is massaal opgeschoven naar de hogere regionen van die verdeling. We weten dat tweede verdieners meer uren per week werken tegen hogere uurlonen. Mede daardoor treedt een steeds sterkere concentratie op van tweede‐verdienersinkomens in de inkomenstop‐10%. Tweede verdieners in die Top‐10% ontvangen inmiddels meer dan de helft van alle tweedeverdienersinkomen. Tegelijk maakt de eerste verdiener meer uren per week dan de eenverdiener en verdient hij of zij een hoger uurloon. Het 1,5‐verdienersmodel klinkt geruststellender voor de inkomensongelijkheid dan het is. Het gemiddelde inkomen van tweeverdieners aan de top is er in geslaagd de 48% economische groei tot 2014 bij te benen. Tegelijk vertonen eenverdieners een aanzienlijk sterkere concentratie aan de onderkant van de verdeling.

Voorafgaand aan de crisisperiode was al sprake van afnemende paarvorming in de jongere leeftijdsgroep en daarmee van een afnemende frequentie van tweeverdieners. Dit wordt gemaskeerd door groei onder ouderen, wat de verschuiving naar de top versterkt. Dit zet op termijn het tweeverdienersmodel onder druk.

Tegelijkertijd wordt het tweeverdienersmodel ongelijker. Alleen onder hoogopgeleiden groeit de paarvorming en het twee‐verdienen nog. Zij dragen de verschuiving naar de top: de gewerkte uren en uurlonen van tweede verdieners stijgen snel over de hogere 2‐procentsgroepen. Deze ontwikkeling in de paarvormig ten gunste van hoogopgeleiden is ook voor 2003 al te traceren. Het werpt de vraag op of huishoudvorming moeilijker wordt voor laag en middelbaar opgeleiden.

Daarbij lijkt het hebben van kinderen meer een luxe te worden: in de 2‐procentgroepen aan de bovenkant van de inkomensverdeling steeg hun aantal licht of daalde het minder. Hoger opgeleiden zien sinds de crisis ook als enige hun werkgelegenheidsgraad stijgen. Hun opleiding wordt echter in toenemende mate onderbenut, tot 40% van hun populatie, aanzienlijk meer dan op de andere opleidingsniveaus. Ze bezetten in toenemende mate banen op niet wetenschappelijk niveau, wat bijdraagt aan een cascade van verdringing op de arbeidsmarkt.

De massale opkomst van tweeverdieners beïnvloedt behalve de inkomensverdeling ook de werkgelegenheidsverdeling. In de voltijds‐kostwinnerswereld bevinden laagbetaalde werknemers en hun huishoudens zich onderin de inkomensverdeling, nu worden ze gespreid over de volle breedte van de verdeling, tot aan de top. Van de banen met het laagste beroepsniveau bevindt zich meer dan een derde in de bovenste helft van de verdeling. Twee laagbetaalde tweeverdieners kunnen samen hogerop klimmen, of tweede en derde verdieners verrichten laagbetaald werk naast een eerste verdiener met goedbetaald werk. Het eerste komt zeker voor maar het tweede is aanmerkelijk belangrijker. In de bovenste helft van de inkomensverdeling wordt 60 à 75 procent verricht door additionele verdieners. Zij concurreren aan de onderkant van de arbeidsmarkt ‐ tegen de achtergrond van een hoger inkomen, doorgaans op deeltijdbasis en met een betere opleiding ‐ met het laagopgeleide arbeidsaanbod dat op deze banen is aangewezen en voor het inkomen afhankelijk is van werken in voltijd. De overgrote meerderheid van deze laagopgeleide banen is tegenwoordig in deeltijd en wordt ingenomen door beter opgeleide personen. Het leidt tot een vicieuze cirkel van grotere inkomens‐ en arbeidsmarktongelijkheid. Het is van groot belang dat beleid dat werken aan de onderkant wil bevorderen hiermee rekening houdt en zich niet louter richt op lagere lonen en loonkosten.

De inkomstenbelasting kent sinds 2001 de arbeidskorting die maximaal wordt op het niveau van het minimumloon, bedoeld als gunstiger voor de onderkant van de verdeling en als stimulans voor betaald werk sorteert ze in de tweeverdienerswereld ook een omgekeerd effect. Het laagbetaalde werk raakt oneigenlijk verspreid over de hele inkomensverdeling zoals we hierboven al zagen in de brede spreiding van laagopgeleide beroepen. Het betreft echter ook werk dat (per uur) beter beloond is, omdat het belastingstelsel op jaarbasis werkt en op die basis naar het minimumloon kijkt. Dit spreekt direct uit het feit dat meer dan een derde deel van de volwassen vrouwen verdiensten heeft tot aan het niveau van het minimumloon op jaarbasis – en klaarblijkelijk de gewerkte uren aanpast – tegenover minder dan 7 procent die het minimumloon verdient op uur-basis.

Al is de eenverdienerswereld verdwenen, er zijn nog wel degelijk eenverdieners over: 1,9 miljoen, die even zo vele huishoudens vormen. Eenverdieners met een meerpersoonshuishouden vormen 11 procent van de werknemers in 18 procent van de huishoudens, met 15 procent van alle looninkomen. In verhouding tot de massa van tweeverdieners leidt dit tot een belangrijk probleem van solidariteit: waarom inkomen herverdelen naar huishoudens waarin slechts een persoon een overigens vergelijkbare positie op de arbeidsmarkt inneemt? Dat vraagt dus ook om maatregelen in de fiscale sfeer. In de notitie Een eerlijk belastingstelsel stellen we voor de arbeidskorting te vervangen door een arbeidstoeslag voor de laagste inkomens op huishouden-niveau.

In ons land bouwen vrouwen gemiddeld 42% minder aan aanvullend pensioen op dan mannen. Zij werken minder (77% werkt parttime), onderbreken hun werk langer voor kinderzorg, en hebben lagere inkomens. Gemiddeld ontvangen vrouwen 300 euro per maand aan aanvullend pensioen en mannen 800 euro per maand. Met name bij scheidingen en het overlijden van de partner zijn de druiven zuur. Vrouwen werken minder (15%; de arbeidsparticipatie van vrouwen stagneert al tien jaar op 70%, wat overigens internationaal zeer hoog is), verdienen minder (17%), en zijn minder vertegenwoordigd in raden van bestuur (93% mannen), hebben 40% minder pensioen en maar 52% is economisch zelfstandig (meer dan 70% van het minimumloon. Van de kinderloze vrouwen van 18 tot 25 jaar werkt 62% parttime, tegen 28% van de mannen. Vrouwen hebben een gemiddelde werkweek van 26,6 uur, mannen 37,7 uur.

Dat lossen we alleen op door de arbeidsparticipatie van vrouwen te verhogen. De hierboven genoemde 30- of 32-urige werkweek helpt om de norm van voltijds werken makkelijker te bereiken. En de hiervoor genoemde uitbreiding en eerlijk verdeling van betaald ouderschapsverlof helpt daar ook bij.

Daarnaast helpt gratis, goede publiek georganiseerde kinderopvang. Dat gaan we financieren door deze in plaats van de huidige fiscale kindgebonden regelingen en de kinderbijslag te stellen. Doordat we lonen en uitkeringen verhogen en de kinderbijslag en het onderwijs gratis te maken, zijn die aparte regelingen niet meer nodig.

We gaan voorts volledige banen organiseren in de publieke sector door aanvullende werkzaamheden, schoonmaakwerk gewoon overdag organiseren, etc.

Voltijdsbanen gaan we ook fiscaal voor werkgevers aantrekkelijker maken, zodat zij minder genegen zullen zijn parttimebanen aan te bieden.

 

  1. Werk als een recht in plaats van een plicht

Werk wordt voorts geen plicht meer, maar een recht. Leven is meer dan werk alleen, en wie echt niet kan of wil werken, verplichten we niet langer te solliciteren en te reïntegreren naar werk. We faciliteren, verleiden en motiveren mensen maximaal om zelf hun inkomen te verdienen, maar dwang is uitgesloten. Als je een uitkering hebt, dan moet je nu niet alleen een vaak onzinnige tegenprestatie doen, je kapot solliciteren op onzinvacatures, instructies volgen voor kledingadvies en verplicht meedoen aan activiteiten waaraan private partijen flink geld verdienen over jouw rug, maar de overheid beoordeeld ook of je wel met iemand mag of kan samenwonen, ook al is het je kind of je moeder, wat ze onder je bed of in je badkamer mogen komen controleren, of je een auto mag houden, en of je vrijwilligerswerk en mantelzorg mag doen.

Ondertussen is er hoogstens sprake van draaideurwerkgelegenheid, zodra de loonsubsidie stopt bij een tijdelijke baan, word je er weer uitgeknikkerd. In plaats van de werkloosheid hebben we de werklozen aangepakt, in plaats van de oorzaken van armoede (te laag inkomen, te weinig vast werk, te hoge vaste lasten, te veel stimuleren van schulden) aan te pakken, doen we aan symptoombestrijding met allemaal specifieke regelingen met ieder zijn eigen beperkende voorwaarden en schuiven we het probleem op het bordje van gemeenten.

Jaarlijks wordt er 2 miljard euro uitgegeven aan de re-integratie van werkzoekenden, maar het zijn vooral gemeenten zelf en re-integratiebureaus die er iets mee opschieten. Werklozen krijgen er geen baan door en de re-integratie sluit niet aan bij de wensen en mogelijkheden van henzelf en die van de arbeidsmarkt. Uitkeringsgerechtigden worden monddood gemaakt, geïntimideerd met voortdurende dreiging hun uitkering kwijt te raken.

Maar dwang werkt contraproductief. Daarbij is het van belang je te realiseren dat volgens een CBS-enquête tussen de 60 en 70 procent van bijstandsgerechtigden desgevraagd zegt zelf niet actief op zoek te zijn naar werk, ook al moeten ze zich formeel beschikbaar houden voor de arbeidsmarkt. Hierbij gaat het volgens het CBS bijvoorbeeld om mensen met een arbeidsbeperking (waaronder steeds meer jongeren doordat instroom in de Wajong veel moeilijker is geworden), ouderen die niet meer verwachten aan het werk te komen en alleenstaande moeders. Tussen de 10 en 15 procent van de bijstandsgerechtigden werken al, maar verdienen onvoldoende en krijgen daarom aanvullende bijstand. Deze groep moet vooral geholpen worden met een inzet op minder flex- en deeltijdwerk, hogere lonen en meer vrijstelling van bijverdiensten. De resterende groep van 20 tot 25 procent is echt op zoek naar werk.

Werkloosheid wordt nu teveel als een individueel probleem gezien. Te weinig ‘human capital,’ of zoiets. We investeren nu in jobcoaches, sollicitatietrainingen en inspiratiedagen en niet in banen.[iii] Mensen zijn in de eerste plaats werkloos omdat er niet genoeg werk is. We moeten niet de werkloze aanpakken, maar de werkloosheid!

We vervangen de plicht om te werken en alles wat daartoe zou moeten helpen door een recht op kwalitatief goede, effectieve re-integratie ondersteuning:

  • Weg met alle gekmakende, vernederende, sterk in de persoonlijke levenssfeer ingrijpende en ineffectieve/kostbare verplichtingen, controles en sancties. In plaats daarvan zetten we in op motivering en facilitering.
  • Re-integratie is nu zeer ineffectief. Wij willen dat burgers recht krijgen op goede re-integratie, en we willen daarin investeren.
  • Re-integratie naar werk gaan we weer publiek organiseren (nu wordt er te veel werk gevonden en geld verdiend bij private bureaus met weinig duurzame effecten, over de rug van uitkeringsgerechtigden), bij gemeenten. Daarbij kunnen het UWV en de WSW-instellingen helpen als expertisecentra. Niet de belangen van de reïntegratiebedrijven maar die van de werklozen moeten centraal staan. Er komt een keurmerk voor de kwaliteit voor de re-integratieondersteuning, waaraan gemeenten moeten voldoen.
  • Re-integratie naar werk moet plaatsvinden naar duurzaam, fatsoenlijk betaald en zo mogelijk vast werk. We stoppen met alle huidige draaideurconstructies, waarbij mensen steeds opnieuw terugvallen in de uitkering en kortdurende baantjes, waarbij vooral re-integratiebedrijven en werkgevers flink aan verdienen, maar de uitkeringsgerechtigde er niets mee opschiet.
  • We richten de aandacht bij re-integratie vooral op de mensen die het op eigen kracht niet redden, in plaats van op zoals nu juist de mensen die eenvoudig weer aan het werk te helpen zijn – en waaraan uitzendbureaus flink aan verdienen. We beëindigen ook constructies als Flextensie, nul-urencontracten en payroll-bedrijven voor uitkeringsgerechtigden.
  • Werken zonder loon maar met behoud van uitkering (zgn. werkervaringstrajecten) wordt in dit kader verboden, tenzij het eenmalig voor een beperkte periode aantoonbaar helpt om te reïntegreren, er voldoende begeleiding gegeven wordt en er aantoonbaar geen verdringing plaatsvindt. Re-integratietrajecten worden dwingend onderworpen aan een antiverdringingstoets.

 

Noten:

[i] Op dit moment is er recht op 16 weken doorbetaald zwangerschapsverlof voor de moeder en wie vader wordt, heeft recht op twee dagen doorbetaald kraam- of vaderschapsverlof en drie extra dagen onbetaald verlof. Verder hebben alle Nederlandse werknemers het recht om ouderschapsverlof op te nemen: 26 keer het aantal werkuren in de week voor zowel vader als moeder, op te nemen in de eerste acht levensjaar van het kind.  Deze regeling is bedoeld om de combinatie van arbeid en zorg te vergemakkelijken, maar het verlof is onbetaald: je moet het je dus kunnen veroorloven, om tijdelijk in inkomen achteruit te gaan.

[ii] Bron: Wiemer Salverda, position paper rondetafelgesprek Tweede Kamer, ‘Uit de economie druppelt weinig inkomen omlaag, op de arbeidsmarkt stroomt het omhoog’, 15 mei 2018

[iii] In de gemeente Rotterdam kun je als werkloze gratis kledingadvies krijgen zodat je ‘vol zelfvertrouwen naar een sollicitatiegesprek kan.’ Dat kost de gemeente 62.000 euro en daar maken dan 150 Rotterdammers gebruik van, ongeveer vierhonderd euro per advies. Daar kan een werkloze een maand de huur van betalen, of daar kan stichting Dress for Success een kek tentje op de lokale ‘participatiemarkt’ mee optuigen.

Skip to content