Menu Sluiten

Een sociaaldemocratisch belastingstelsel

Inkomsten- en loonbelasting en premies volksverzekeringen (incl. ZVW)

  1. Het boxenstelsel wordt afgeschaft. We gaan alle inkomen, ongeacht of dat nu uit arbeid, eigen bedrijf of uit eigen vermogen komt, gelijk behandelen. Daarmee worden de huidige lagere tarieven voor inkomen uit bedrijf en inkomen uit eigen vermogen geschrapt, hetgeen de ongelijkheid verminderd. Inkomen uit vermogen wordt niet meer op basis van een fictief rendement, maar op basis van het werkelijk genoten rendement aangeslagen. Dat betekent dat kleine spaarders erop vooruitgaan, en grote vermogensbezitters fors meer gaan betalen. Voor het bepalen van het werkelijk rendement wordt uitgegaan van de waardevermeerdering van het vermogen plus de opbrengst van verkoop van het vermogen in het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de belastingaanslag betrekking heeft. De wijzigingen beteken een belangrijke vereenvoudiging, die belastingontwijking helpt voorkomen en de uitvoerbaarheid vergroot. Deze wijzigingen geven een belangrijke bijdrage aan vermindering van ongelijkheid.
  2. De Directeur-Groot Aandeelhouder (DGA) gaan we direct belasten over de winst van zijn vennootschap. De huidige mogelijkheden om inkomen (schier eindeloos) uit te stellen vervallen. In 2013 al constateerde de commissie-Van Dijkhuizen, die onderzoek deed naar een ander belastingstelsel, dat bedrijfseigenaren op ‘grote schaal gebruikmaken van de mogelijkheid winst in te houden.’ Een conservatieve schatting liet zien dat bedrijfseigenaren ongeveer 13,4 miljard euro winst konden uitdelen, maar daarvan slechts 3,6 miljard euro uitkeerden. DGA’s lenen nu excessief bij de eigen vennootschap om zo belastingheffing te ontkomen (nu voor gezamenlijk 55 miljard euro!). DGA’s delen zo geld niet uit als dividend en zetten het ook niet in als ondernemingsvermogen, maar wenden het voornamelijk aan voor private consumptie. We gaan de aftrekmogelijkheden voor leningen aan de DGA afschaffen. Directeur-grootaandeelhouders (DGA’s) stellen nu bovendien een hoog inkomen en dus belastingheffing uit, en doen gemiddeld slechts eens in de zeven jaar aangifte, terwijl de fiscus met alle andere belastingplichten wel jaarlijks afrekent. DGA’s zitten zo hun geld op te potten totdat het weer aantrekkelijker wordt om het uit te keren, in plaats van het geld in de economie te besteden. Dit is slecht voor het economisch herstel en onrechtvaardig naar de andere belastingbetalers. Het is tijd nu eindelijk eens deze onrechtvaardige ongelijkheid te beëindigen.
  3. De premies volksverzekeringen (AOW, ANW, WLZ) en de nominale en inkomensafhankelijke premies Zorgverzekeringswet (ZVW) vervallen en worden op voor de Rijksbegroting budgettair neutrale wijze verdisconteerd in de tarieven voor de inkomsten- en loonbelasting, behoudens de opbrengst van het vervallen van de huidige premievrijstelling voor AOW-ers. Deze laatstgenoemde opbrengst wordt gebruikt voor de financiering van de hiervoor genoemde verhogingen en verbeteringen van de AOW. De fiscalisering van deze premies impliceert dat arbeid goedkoper wordt en dat renteniers en andere bezitters van vermogen of van een groot belang (>5%) in een onderneming ook gaan meebetalen. Dit verminderd de ongelijkheid en er is een belangrijke vereenvoudiging mee gemoeid.
  4. De huidige inkomensafhankelijke algemene heffingskorting wordt vervangen door lagere en meer progressieve tarieven. Voor de Rijksbegroting gebeurt dit budgettair neutraal. Er komen daarbij meer schijven: 1e schijf inkomen tot en met het (te verhogen) minimumloon, 2e schijf inkomen vanaf WML t/m 125% van dat WML, 3e schijf inkomen vanaf 125% WML t/m modaal, 4e schijf vanaf modaal t/m anderhalf modaal, 5e schijf van anderhalf modaal t/m tweemaal modaal, 6e schijf van tweemaal modaal t/m € 100.000, 7e schijf van € 100.000 tot € 150.000, 8e schijf boven € 150.000. Het maximumtarief (8e schijf) wordt 80% (incl. verdiscontering premies volksverzekeringen/ZVW). De andere tarieven worden zodanig vastgesteld dat er voor inkomens tot anderhalf modaal netto een inkomensverbetering is, bovenop die van de verhoging van het WML, welke verbetering groter is naarmate het inkomen lager is. Door het vervallen van het boxenstelsel (zie hiervoor) gaan de nieuwe tarieven gelden voor alle inkomen, ongeacht de bron of herkomst van dat inkomen. Door deze nieuwe, sterk progressieve tarieven dragen de sterke schouders veel meer de zwaarste lasten en wordt de ongelijkheid verminderd.
  5. De huidige arbeidskorting wordt vervangen door een arbeidstoeslag voor alleen inkomens tot 125% van het WML. Deze toeslag beoogt betaald werk lonend te houden in relatie tot de verhoging van het sociaal minimum, en wordt zodanig vastgesteld dat deze negatieve werkgelegenheidseffecten ten gevolge van die verhoging compenseert. Voor zover deze vervanging een inkomensachteruitgang betekent wordt deze tot anderhalf modaal gecompenseerd met de nieuwe tarieven (zie hiervoor). Dit verkleint de armoedeval en zet deze subsidie beter in op die groepen voor wie het lonend maken van betaald werk ten opzichte van een uitkering relevant is.
  6. De ouderenkorting (incl. de alleenstaanden-ouderenkorting) vervalt in een aantal stappen die corresponderen met de verhoging van de AOW (ingevolge de verhoging van het sociaal minimum) en de wijzigingen in de AOW, zodanig dat ouderen met een inkomen tot anderhalf modaal er netto niet op achteruit gaan. De opbrengst van deze maatregel wordt gebruikt voor de hiervoor genoemde verhogingen en verbeteringen van de AOW. Dit is een belangrijke fiscale vereenvoudiging die de effectiviteit van tarieven bevorderd, en de armoedeval verminderd.
  7. De jonggehandicaptenkorting vervalt in een aantal stappen die corresponderen met de verhoging van het sociaal minimum (en daarmee van de Wajong-uitkering/Zekerheidsinkomen), zodanig dat de ontvangers van deze korting er in netto inkomen erop vooruit gaan. Dit draagt bij aan effectieve belastingtarieven en vereenvoudiging van het stelsel.
  8. De inkomensafhankelijke combinatiekorting en het kindgebonden budget worden budgettair neutraal geïntegreerd in de kinderbijslag, waarbij ouders met kinderen met een inkomen tot anderhalf modaal, geabstraheerd van andere wijzigingen die ook plaatsvinden, er niet op achteruitgaan. Dit vereenvoudigt het stelsel, maakt de tarieven meer effectief, verminderd de armoedeval en draagt bij aan de oplossing van problemen met de huidige toeslagen (zie hierna).
  9. De fiscale zorgtoeslag en kinderopvangtoeslag verdwijnen, evenals de fiscale aftrek van bijzondere ziektekosten en studie- en opleidingskosten. Deze worden overbodig doordat we alle individuele, private bijdragen voor publieke zorgverlening (premie, eigen risico, eigen bijdragen) en publieke kinderopvang schrappen. We gaan de publieke zorg net als onderwijs uit de belastingopbrengst betalen. Naast het vervallen van de zorgpremies (ZVW, WLZ) vervalt ook het eigen risico in de Zorgverzekeringswet (ZVW) en de eigen bijdragen in de Wet Langdurige Zorg (WLZ) en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) en voor medicijnen. Het Centraal Administratie Kantoor (CAK), dat nu de eigen bijdragen in de WLZ en WMO int, kan daarmee worden opgeheven. De aftrek voor kosten van tijdelijk verblijf thuis van ernstig gehandicapten blijft.
  10. De huurtoeslag wordt vervangen door een nieuw systeem van huursubsidie waarbij inkomensafhankelijke huursubsidie verkregen wordt gebaseerd op het inkomen van twee jaar daarvoor, tenzij er sprake is van een grote inkomensdaling. We zorgen dat met lagere huren[i] en breder beschikbare huurtoeslag de huur voor lagere inkomens (tot modaal) niet meer bedraagt dan 25% van het besteedbaar inkomen en voor middeninkomens (t/m anderhalf modaal) niet meer bedraagt dan een derde van het besteedbaar inkomen. We beperken de definitie van een toeslagpartner tot fiscale partners (inkomens van anderen tellen daardoor niet meer mee voor het bepalen van het recht op huursubsidie). De vervanging van de huidige fiscale toeslagen voorkomt schulden (door terugvordering vormen ze nu de grootste oorzaak van problematische schulden), voorkomt dat (zoals nu) grote groepen rechthebbenden deze niet aanvragen en draagt bij aan vermindering van de armoedeval (je houdt netto meer over bij verhoging van bruto inkomen). Het is ook een belangrijke vereenvoudiging en verbetering van de uitvoerbaarheid.
  11. De hypotheekrenteaftrek wordt sneller afgeschaft. De hypotheekrenteaftrek vervalt voor nieuwe hypotheken en voor inkomens boven de € 100.000 (deze laatste groep ontving in 2010 de helft van de € 10 miljard die jaarlijks de hypotheekrenteaftrek kost – helaas geen recentere cijfers). Bij oversluiten en verhuizen blijft de hypotheekrenteaftrek alleen in stand voor oudere hypotheken als het inkomen niet hoger is dan anderhalf modaal, de hypotheek niet verhoogd wordt, en er niet overgestapt wordt naar een meer risicovoller hypotheekvorm. Tegelijkertijd vervalt voor hen die geen recht hebben op hypotheekrenteaftrek het eigenwoningforfait, voor zover het betreft de enige zelf bewoonde woning en voor zover de WOZ-waarde daarvan niet hoger is dan een half miljoen euro. In 2030 vervalt de gehele hypotheekrenteaftrek. De hypotheekrenteaftrek vergroot nu de ongelijkheid en drijft de prijs van woningen op. De enorme omvang van hypotheekschulden, vele malen groter dan andere landen, geeft nu bovendien een groot risico bij huishoudens en banken ingeval van een crisis. Afschaffing van hypotheekrenteaftrek draagt veel bij aan effectieve belastingtarieven. Volgens het CPB (april 2020) zal afschaffing van de hypotheekrenteaftrek een welvaartsstijging van 0,5% van het bbp opleveren (zo’n 3 á 4 miljard euro per jaar) en de huizenprijzen in 5 jaar 11% doen verlagen.
  12. Ook de andere aftrekposten voor de eigen woning worden geschrapt. Er komt een vrijstelling voor heffing over inkomen uit vermogen ter hoogte van de gemiddelde WOZ-waarde van koopwoningen (2020: € 332.000) per huishouden bovenop de huidige persoonlijke vrijstelling (2020: € 30.846) – dat betekent dat ook huurders en door eigenaar-bewoners van een woning beneden die gemiddelde WOZ-waarde hiervan profiteren (cf. voorstel uit algemene heroverweging ‘Ruimte voor Wonen’).
  13. In plaats van hypotheekrenteaftrek komt er een inkomensafhankelijke fiscale subsidie op woonsparen voor inkomens tot anderhalf modaal en een eenmalige inkomensafhankelijke koopsubsidie voor inkomens tot modaal voor woningen tot aan de grens voor sociale koop. Deze grens verhogen we naar de grens voor de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Verkoop van sociale koopwoningen in strijd met de voorwaarden daarvan wordt onverbindend, waarbij de verkoper aansprakelijk wordt voor de rechtsgevolgen daarvan. Het budget voor deze subsidies is gelijk aan het budget voor de huurtoeslagen.
  14. De fiscale aftrekposten voor reiskosten voor werk worden geschrapt, en de cataloguswaarde van door de werkgever verstrekte private vervoersmiddelen, behoudens de fiets, wordt volledig als belastbaar inkomen meegeteld (de huidige bijtellingen vervallen daarmee). We gaan duurzaam vervoer anders bevorderen (zie bij verduurzaming). Dit is een belangrijke fiscale vereenvoudiging die de effectiviteit van tarieven bevorderd.
  15. De aftrekposten voor giften en vrijwilligerswerk blijven. Vrijwilligersvergoedingen van ANBI-instellingen tot € 100 per maand kunnen anders dan nu ook collectief per instelling als fiscale aftrek verstrekt worden. Vrijwilligersvergoedingen tellen niet mee bij het toetsingsinkomen voor de huurtoeslag, voor WW-uitkeringen en voor het Zekerheidsinkomen. Daarmee bevorderen we giften en vrijwilligerswerk.
  16. De aftrekposten voor alimentatie en van lijfrentepremies en inleggelden voor lijfrentes vervallen. Er is geen reden om dit te subsidiëren met belastingaftrek. Dit is een belangrijke fiscale vereenvoudiging die de effectiviteit van tarieven bevorderd.
  17. De aftrekposten voor inkomen uit bedrijf voor ondernemers worden beperkt tot strikt zakelijke kosten hoger dan € 1000 aankoopkosten en die geen betrekking hebben op werkruimte thuis, relatiegeschenken, representatie, congressen en seminars, reis- en verblijfkosten, communicatiemiddelen (telefoon, digitaal, etc.), literatuur, kleding (anders dan huidige aftrekbare werkkleding), persoonlijke verzorging, aktetassen e.d., apparatuur en instrumenten die niet tot het ondernemingsvermogen behoren, verhuizing en huisvesting, geldboeten, vervoersmiddelen met uitzondering van fiets en gebruikskosten van die vervoersmiddelen, zakelijke reiskosten en vaartuigen. Deze aftrekposten geven nu veel mogelijkheden tot misbruik en belastingontwijking en vergroten de ongelijkheid. Ondernemers moeten niet afhankelijk zijn van structurele fiscale overheidssubsidie, maar nu echt zelf hun broek ophouden. Dit is een belangrijke fiscale vereenvoudiging die de effectiviteit van tarieven bevorderd.
  18. De ondernemersaftrek op winst en verlies uit onderneming (zelfstandigenaftrek, startersaftrek, meewerkaftrek, aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk, stakingsaftrek) worden afgeschaft, evenals de ondernemingsfaciliteiten (mkb-winstvrijstelling, de landbouwvrijstelling, de milieu-investeringsaftrek, de willekeurige afschrijving milieu-investeringen, de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek, de energie-investeringsaftrek, en de herinvesteringsreserve). Bij elkaar leiden deze aftrekposten nu tot grotere ongelijkheid en grote verschillen in lasten op arbeid afhankelijk van de vorm waarin deze arbeid wordt verricht, hetgeen een grote prikkel geeft tot zelfstandig ondernemerschap in plaats van werknemer, met een zeer beperkte bestaanszekerheid, en doordat de regelgeving de handhaafbaarheid bemoeilijkt, tot schijnconstructies. Ook leidt het tot forse uitholling van de financiering van de sociale zekerheid en van de collectieve voorzieningen. De fiscale voordelen voor zelfstandigen (zowel zelfstandig IB-ondernemers als DGA’s) leiden tot lagere collectieve inkomsten als gevolg van lagere ontvangsten van belastingen en premies. Dit gaat om forse bedragen die, gezien de volumeontwikkeling van ondernemers, de laatste jaren duidelijk zijn gegroeid. De aftrekposten met betrekking tot verduurzaming worden vervangen door andere maatregelen, zie daarvoor hieronder bij verduurzaming. De inkomenspositie van zzp-ers wordt ondersteund met maatregelen, zie daarvoor hierboven bij lonen en uitkeringen.
  19. We stoppen met alle fiscale subsidiëring van schulden. We staan geen negatief inkomen meer toe, het minimuminkomen is altijd 0 euro, en waarborgen een eerlijke vermogensetikettering (indien het vermogen voor het merendeel privé of voor de onderneming wordt aangewend, wordt het vermogen daar in volledigheid opgenomen).

Vermogensbelasting

  1. We voeren naast de bestaande belasting op inkomen uit vermogen ook een aparte vermogensbelasting in van 2% voor miljonairs en van 4% voor miljardairs. Dit is een belangrijke bijdrage aan verkleining van de enorme ongelijkheid in ons land en verstevigt de financiering van onze collectieve voorzieningen.

Erfenis- en schenkingsbelasting

  1. Iedere Nederlander krijgt het recht om gedurende zijn leven 150.000 euro aan erfenissen of schenkingen te ontvangen – van wie dan ook. Alles daarboven wordt met een oplopend tarief belast: de eerste 500.000 euro met 40 procent, alles daarboven met 60 procent. Erfenissen zijn een belangrijke veroorzaker van onrechtvaardige bestendiging en vergroting van ongelijkheid.
  2. De vrijstelling voor het kopen van een huis voor je kinderen wordt geschrapt. Dat is een onrechtvaardige subsidie van arm naar rijk en draagt bij aan schadelijke prijsopdrijving op de woningmarkt.
  3. Het apart belastingvrij schenken van bedrijfsvermogen voor bedrijfsopvolgers wordt eveneens geschrapt.

Vennootschaps- en dividendbelasting

  1. Er komen vervolgens voor bedrijven hogere in plaats van lagere tarieven vennootschapsbelasting (terug naar de niveaus aan het begin van deze eeuw; dus van 25 naar 35% resp. van 20 naar 29%) en de dividendbelasting wordt niet afgeschaft, maar verhoogd van 15 naar 25%. De tarieven maken we progressief: hoe hoger de winst en het dividend, hoe hoger het tarief. We bevorderen een zo hoog mogelijk Europese vloer in deze belastingen. Het vestigingsklimaat is niet grotendeels afhankelijk van het belastingtarief, beschikbaarheid van hoogwaardige arbeid, sociale stabiliteit, beloning van investeren in duurzaamheid en banen, hoogwaardige infrastructuur, cultureel en anderszins een fijn land om te verblijven zijn tenminste net zo belangrijk. En bedrijven die alleen maar bezig zijn met snel geld verdienen en wegsluizen zijn economisch niet duurzaam relevant. Indien bedrijven vertrekken nar goedkope belastingparadijzen moeten ze een exitbelasting betalen conform het initiatief wetsvoorstel daarvoor van GroenLinks.
  2. We schrappen ook alle vrijstellingen, zoals de innovatiebox (waar multinationals te makkelijk geld maar tegen 5% kunnen laten belasten) en de deelnemersvrijstelling en voordelen met betrekking tot herstructurering van schulden en verliezen, waarmee zelfs algehele belastingvrijstelling verkregen kan worden.
  3. We gaan ook een gelijke aftrek van eigen en vreemd vermogen in de vennootschapsbelasting invoeren. De ongelijke behandeling van eigen en vreemd vermogen (rente aftrekbaar, winsten belast) in de vennootschapsbelasting leidt tot allerlei fiscale constructies en tot overmatige schuldfinanciering. Een gelijke aftrek voor zowel eigen als vreemd vermogen haalt die perverse prikkel weg. Dit zal een domper zijn voor in Nederland gevestigde financieringsvennootschappen (‘brievenbussen’), maar juist weer gunstig voor concernfinanciering vanuit Nederland van reële investeringen. Een gelijke vermogensaftrek is bovendien relatief gunstig voor het midden- en kleinbedrijf omdat het MKB verhoudingsgewijs met veel eigen vermogen is gefinancierd.
  4. De nieuwe Baangerelateerde Investeringskorting (BIK) wordt geschrapt.

Belastingontwijking en -ontduiking tegengaan

  1. We starten een fors offensief tegen belastingontwijking en -ontduiking, met onder meer:

-Rulings (belastingafspraken voor multinationals om dubbele belastingheffing te voorkomen; vaak misbruikt om belasting te ontwijken) worden openbaar zodat ze getoetst en democratisch gecontroleerd kunnen worden.

-Veel meer belastingcontroles bij bedrijven en grote vermogens (eenmaal per 3 jaar, in plaats van de huidige eenmaal per 40-50 jaar, bij grote bedrijven en bedrijven met groot risico of eerdere fraude ieder jaar).

-Aanscherpen van vestigingseisen multinationals (o.m. werknemers en kantoor in NL).

-Belastingverdragen met derdewereldlanden solidair maken en voorzien van antimisbruikbepaling.

-Bedrijven moeten in concrete aantallen en euro’s in hun jaarverslagen aan gaan geven in welke landen zij produceren, in welke landen zij hun omzet boeken, waar zij investeren en in welk land zij hoeveel belasting betalen. Ook moeten bedrijven meer inzicht geven in hun vennootschapsstructuur.

-Trustkantoren (die nu vooral werken voor brievenbusfirma’s) verbieden we. Er komt een openbaar register waarin staat wie de eigenaar is van een brievenbusfirma en wie profiteert van constructies via brievenbusfirma’s.

-Het Koningshuis gaat gewoon belasting betalen.

Gerard Bosman, januari 2021


[i] We gaan huren verlagen door:

  • Meer betaalbaar te bouwen: er komen de komende tien jaar 100.000 nieuwe woningen bij, waarvan circa een derde sociale huurwoningen (waarvan een substantieel deel met huur van beneden 400 euro per maand). Gemeenten zijn daaraan gebonden in hun woonvisie. Provincies houden toezicht op voldoende bouw. Het gaat hierbij niet alleen om aantallen, maar ook om prijzen.
  • Alle huur gaat vallen onder het systeem van de huurbescherming met toepassing van het zgn. puntensysteem (woningwaarderingssysteem). Daarmee wordt ook de huur gemaximaliseerd. We gaan ook dat puntensysteem moderniseren, waardoor normale basisvoorzieningen niet meer tot extra punten leiden, de WOZ-waarde vervalt eruit (wordt vervangen door het oude systeem, waarbij extra punten worden toegekend wat betreft locatie e.d.), zodat de veel te hoge huizenprijzen niet langer meer doorwerken in de huurprijs, en een duurzaam huis (goed geïsoleerd en geventileerd, gasloos) mag niet tot meer huurprijs leiden dan de energiebesparing die het oplevert, zodat de woonlasten na verduurzaming niet meer – zoals nu – stijgen.
  • We schaffen de verhuurdersheffing af, evenals de vennootschapsbelasting en de ATAD heffing voor woningcorporaties, en veranderen dit in een rijkssubsidie van 2 miljard euro structureel. Deze krijgen ze met verplichtingen voor voldoende bouw van betaalbare huurwoningen, waarbij inkomens tot anderhalf modaal toegang krijgen tot sociale huurwoningen, voor renovatie, verbetering en verduurzaming van hun woningen (met speciale aandacht voor het ook levensloopbestendig maken) en voor lagere huren.
  • Corporaties/coöperaties moeten anticyclisch kunnen interveniëren. Wanneer de prijzen gedaald zijn tot nabij de gebruikswaarde, kunnen zij woningen opkopen. Dit zorgt voor doorstroming op de koopmarkt, stabiliseert de prijzen, en vergroot het coöperatieve segment waar de prijzen gereguleerd zijn. De corporatie/coöperatie verloot het gebruiksrecht van de woningen vervolgens onder haar leden, waarna de bewoner een aandeel in de coöperatie koopt ter grootte van de gebruikswaarde van de woning. Op deze manier bouwt een bewoner wél vermogen op, maar profiteert hij of zij niet van een eventuele overwaarde. Aan de andere kant wordt het hebben van overwaarde minder belangrijk wanneer bewoners kunnen doorstromen naar andere betaalbare coöperatieve koopwoningen die passen bij de levensfase waarin ze zitten. Anticyclische investeringen door coöperaties en corporaties maken de woningmarkt stabieler waardoor de pieken en dalen minder uitgesproken worden.
  • Gemeenten bestemmen nu veel te weinig grond voor (sociale) verhuur. Gemeentelijke grondbedrijven en grondpolitiek zijn er niet om de financiële positie te verbeteren van de gemeente, maar om de sociale doelstellingen te realiseren. Het recht op passende, sociale huurwoning in eigen woon- of werkgemeente wordt versterkt, met concrete, meetbare maximale wachttijden. De gemeente moet in de woonvisie aangeven hoe zij die omlaag brengen, met prioriteit voor mensen die urgent een dak boven hun hoofd dreigen te verliezen of al verloren hebben. De gemeente houdt de voortgang daarvan bij en rapporteert daarover openbaar. De provincie en ook het rijk krijgen aanwijzingsbevoegdheden als gemeenten in gebreke blijven. En overheden moeten vooral optreden als we iets signaleren.
  • We versterken tegelijkertijd de mogelijkheden van gemeenten voor lokaal woonbeleid ten behoeve van betaalbaar wonen. Gemeenten krijgen meer ruimte om de OZB vorm te geven, met bijv. hogere tarieven bij dure huizen. We willen geen andere verruiming gemeentelijke belastingen om gemeenten met meer lage inkomens te beschermen. Gemeenten krijgen mogelijkheid en meer bevoegdheden om weer zelf te bouwen.
  • We gaan het voorkeursrecht van gemeenten voor een actieve grondpolitiek versterken. Gemeenten mogen grond niet meer tegen marktprijzen aan woningbouwcorporaties verkopen – dit helpt lagere huren mogelijk te maken. Gemeenten kunnen gronden waarop nog geen definitieve bestemming rust opkopen en de bestemming veranderen van gronden die eigendom zijn van speculanten. Erfpachtconstructies passen in linkse grondpolitiek en worden dus eerder uitgebouwd dan afgebouwd. Ze helpen de prijzen van woningen en dus ook de huren laag te houden.
  • Er komen meer mogelijkheden voor gemeenten om met woonvergunningen voorwaarden aan koop en huur te stellen, bijv. met beperking onderverhuur aan toeristen en expats, door bevoordeling inwoners in de gemeente, door een woonplicht, etc. Ook kunnen gemeenten beperkingen stellen aan kopen voor dure verhuur, bijv. door een maximum prijs per m² in te stellen of kopen voor verhuur gericht toe te wijzen en te verbieden.
  • We voeren een actief anti-woningspeculatiebeleid. Huisjesmelkers pakken we aan. We tolereren niet dat rotte appels het systeem ondermijnen, door bv. teveel mensen in een huis, opsplitsing in piepkleine appartementjes of illegale verhuur via bv. AirBNB. Gemeenten kunnen dan boetes opleggen aan eigenaren die zich niet aan de regels houden en vergunningen intrekken. Er komt een aparte huisjesmelkerstaks: een extra belasting voor iedereen die meer dan tien huizen bezit.
Skip to content