Menu Sluiten

Een Plan voor de Volkshuisvesting

  1. Het Rijk en de provincies herkrijgen hun regie- en kaderstellende verantwoordelijkheid voor volkshuisvesting met bijbehorende doordrukmacht. We zorgen dat procedures om te bouwen sneller verlopen. Er komt een Nationaal Plan tegen de Woningnood: We bouwen de komende 10 jaar tenminste één miljoen huurwoningen, waarvan circa een derde sociale huurwoningen (waarvan een substantieel deel met huur van beneden 400 euro per maand). Gemeenten zijn daaraan gebonden in hun woonvisie. Provincies houden toezicht op voldoende bouw. Het gaat hierbij niet alleen om aantallen, maar ook om prijzen. We starten een apart project voor leerwerkbedrijven in de bouw met gemeenten, corporaties en onderwijsinstellingen om de tekorten aan arbeidsplaatsen te helpen op te lossen.
  2. Bij de woningopdracht komt er apart aandacht voor de effecten van de te snel en te extreem en te rigide doorgevoerde extramuralisering van de zorg (langer thuis wonen). Dat geldt zowel voor de afbouw van verpleeghuizen als van psychiatrische ziekenhuizen. Om het buiten-de-murenbeleid een succes te maken, moet er ook beleid en geld zijn voor buiten de muren. Dat moet dan ook eerst gereed zijn: naast de medische zorg ook maatschappelijke dagbesteding, activiteitenbegeleiding, betaalbare aangepaste woonruimte, iemand die op ze let en voorkomt dat ze wegkwijnen in eenzaamheid en/of verward over straat lopen, etc.
  3. Veel verzorgingshuizen zijn gesloten en de resterende gaan samen met verpleeghuizen. De leeftijd voor opname daar wordt steeds hoger en de opnameduur steeds korter. Ook belanden kwetsbare ouderen vaak onnodig in het ziekenhuis. Velen denken dat de meeste ouderen langer zelfstandig willen wonen. Maar 98 procent van de bevolking wil dat de verzorgingshuizen blijven, en 90% van mensen van 70-75 jaar die iemand kenden die niet meer zelfstandig woont, kiest niet voor langer zelfstandig wonen. Omdat kwetsbare ouderen daar onderdak, eten en verzorging vinden, en ook veiligheid, gezelschap en gezelligheid. Veiligheid betekende snelle medische hulp als je die nodig hebt. En fysieke veiligheid: in een woonwijk ben je als oudere kwetsbaar. Wat kun je als iemand met slechte bedoelingen aan de deur komt? Gezelschap betekende vergelijkbare mensen in vergelijkbare omstandigheden in de directe omgeving. Mensen met vergelijkbare gespreksonderwerpen. Gezelligheid betekende voldoende mogelijkheden tot ontspanning met bijvoorbeeld een winkel, een kapper en een horecagelegenheid in de directe omgeving. Moderne nieuwe woonvormen voor ouderen die hieraan voldoen gaan we krachtig bevorderen. Hiertoe worden onder landelijke regie regionale plannen gemaakt, en gemeenten moeten in hun woonvisie daar aanvullende richtlijnen over opstellen. Ook voor 18+-jongeren met een licht verstandelijke beperking of autisme krijgt de gemeente en de woningbouwcorporatie een bouwplicht. Gemeenten zijn voorts nu niet altijd bereid tot het betalen van een woningaanpassing voor een cliënt met een beperking. De cliënt wordt dan alternatieve woonruimte met hogere woonlasten aangeboden. Hierdoor komt de cliënt in financiële problemen. Een woningaanpassing wordt daarom weer een recht in plaats van een voorziening, met objectieve criteria en ruimte voor maatwerk ten gunste van de cliënt. De financiering hiervan blijft bij gemeenten, zodat ze geprikkeld worden om voldoende levensloopbestendige woningen te laten (ver)bouwen, als eis in hun woonvisie.
  4. De huurtoeslag wordt vervangen door een nieuw systeem van huursubsidie waarbij inkomensafhankelijke huursubsidie verkregen wordt gebaseerd op het inkomen van twee jaar daarvoor, tenzij er sprake is van een grote inkomensdaling. We zorgen dat met lagere huren en breder beschikbare huurtoeslag de huur voor lagere inkomens (tot modaal) niet meer bedraagt dan 25% van het besteedbaar inkomen en voor middeninkomens (t/m anderhalf modaal) niet meer bedraagt dan een derde van het besteedbaar inkomen.
  5. Alle huur gaat vallen onder het systeem van de huurbescherming met toepassing van het zgn. puntensysteem (woningwaarderingssysteem). Daarmee wordt ook de huur gemaximaliseerd. We gaan ook dat puntensysteem moderniseren, waardoor normale basisvoorzieningen niet meer tot extra punten leiden, de WOZ-waarde vervalt eruit (wordt vervangen door het oude systeem, waarbij extra punten worden toegekend wat betreft locatie e.d.), zodat de veel te hoge huizenprijzen niet langer meer doorwerken in de huurprijs, en een duurzaam huis (goed geïsoleerd en geventileerd, gasloos) mag niet tot meer huurprijs leiden dan de energiebesparing die het oplevert, zodat de woonlasten na verduurzaming niet meer – zoals nu – stijgen.
  6. We schrappen de inkomensafhankelijke huurverhoging en het concept van ‘passend wonen’. We gaan niet mee in het opjagen en stigmatiseren van huurders. Niet zgn. ‘scheefwoners’ zijn het probleem, maar het tekort aan betaalbare woningen.
  7. We schaffen de verhuurdersheffing af, evenals de vennootschapsbelasting en de ATAD heffing voor woningcorporaties, en veranderen dit in een rijkssubsidie van 2 miljard euro structureel. Deze krijgen ze met verplichtingen voor voldoende bouw van betaalbare huurwoningen, waarbij inkomens tot anderhalf modaal toegang krijgen tot sociale huurwoningen, voor renovatie, verbetering en verduurzaming van hun woningen (met speciale aandacht voor het ook levensloopbestendig maken) en voor lagere huren. Corporaties zijn te vaak teveel vastgoedondernemers geworden. Ze worden weer coöperaties van huurders, die niet belast maar gesubsidieerd worden. Huurders moeten instemmingsrecht krijgen op het huurbeleid. We zorgen voor huurteams in alle steden en draaien de bezuinigingen terug op de huurcommissies. De omvang van woningcorporaties brengen we terug (bijv. max. 10.000 huurders, statutair werkgebied, geen gemeentegrensover-schrijding). De markttoets voor corporaties wordt afgeschaft. We lossen de problemen van Vestia op met een eenmalige rijkssubsidie, opdat hun huurders niet nog langer de prijs betalen voor het voormalige wanbeleid.
  8. Corporaties/coöperaties moeten anticyclisch kunnen interveniëren. Wanneer de prijzen gedaald zijn tot nabij de gebruikswaarde, kunnen zij woningen opkopen. Dit zorgt voor doorstroming op de koopmarkt, stabiliseert de prijzen, en vergroot het coöperatieve segment waar de prijzen gereguleerd zijn. De corporatie/coöperatie verloot het gebruiksrecht van de woningen vervolgens onder haar leden, waarna de bewoner een aandeel in de coöperatie koopt ter grootte van de gebruikswaarde van de woning. Op deze manier bouwt een bewoner wél vermogen op, maar profiteert hij of zij niet van een eventuele overwaarde. Aan de andere kant wordt het hebben van overwaarde minder belangrijk wanneer bewoners kunnen doorstromen naar andere betaalbare coöperatieve koopwoningen die passen bij de levensfase waarin ze zitten. Anticyclische investeringen door coöperaties en corporaties maken de woningmarkt stabieler waardoor de pieken en dalen minder uitgesproken worden.
  9. Corporaties krijgen ook meer ruimte om te investeren in de buurt. Het Rijks-wijkbeleid in de grote steden moet weer worden opgetuigd, waarbij wooncorporaties een noodzakelijke partner zijn, samen met het terugbrengen van het buurt- en jongerenwerk, aandacht voor veiligheid, scholing, integratie en werk. We gaan hier 1 miljard euro structureel in investeren. We blazen de welzijnssector weer nieuw leven in met een goede organisatie voor o.m. buurt- en jongerenwerk, publieke arbeidsbemiddeling, scholing voor jongeren en volwassenen met o.m. een offensief tegen laaggeletterdheid, schuldhulpverlening en armoedebestrijding. Dat koppelen we ook aan initiatieven voor gezonde leefstijl en goede wijkzorg. Juist in arme wijken is er nu veel zorgongelijkheid.
  10. We trekken de Rotterdamwet in en stoppen met het daaraan verbonden beleid, dat leidt tot gentrificatie van wijken. Gentrificatie van wijken is in essentie het verwijderen van (kans)arme huishoudens uit arme wijken, het bouwen voor kapitaalkrachtige en kansrijke huishoudens in die wijken, en het aantrekkelijk maken van die wijken voor die laatstgenoemde doelgroepen – met het slopen van sociale huurwoningen, het bouwen van dure koopwoningen en het steunen van hippe winkels en horeca in plaats van Turkse winkels en theehuizen, om op die manier gemengde wijken te bevorderen. Gentrificatie is opwaardering van wijken door een sociaal onrecht. Gentrificatie is de ruimtelijke uiting van klassenongelijkheid. Gentrificatie als beleidsinstrument lost problemen in buurten niet op, maar verschuift kwetsbare bewoners naar andere buurten waar nieuwe concentraties ontstaan. Met gentrificatie wordt niet geïnvesteerd in de levenskansen van mensen, bijvoorbeeld via opleiding of werk, maar in stenen. Woningen worden opgeknapt en verkocht, maar dat komt de oude bewoners nauwelijks ten goede. Pas als koopkrachtige mensen ergens komen wonen, wordt een buurt opgeknapt. Alsof de oude bewoners het investeren niet waard zijn. De nieuwe bewoners, die meestal kopen, profiteren van de stijgende huizenprijzen. Huurders niet. Dit versterkt de toch al grote vermogensongelijkheid in Nederland. Ruimtelijk zorgt gentrificatie aanvankelijk voor meer diversiteit in de buurt, maar op langere termijn vergroot het de kloof tussen de duurste en goedkoopste buurten in een stad. Daardoor groeien stigma, segregatie en machtsongelijkheid: de problemen van de armere bewoners verdwijnen uit het zicht, terwijl sociale, economische en culturele macht zich concentreren op de centrale plekken. In plaats van arme mensen verdrijven uit hun wijken gaat onze partij weer staan voor hulp van mensen in de wijken waarin ze zelf willen wonen, gaan we een nieuwe ronde van roemruchte sociaaldemocratische stadsvernieuwing aan, waarbij – ook in die traditie – nauw samenwerken en optrekken met de bewoners en hun organisaties, herstellen we de Vogelaarswijken en herstellen we het welzijnswerk. En in plaats van sociale woningen te slopen gaan we die juist bouwen en renoveren, ook in de rijkere wijken! Wijken met een gedifferentieerde samenstelling bevorderen we niet met discriminatoir verwijderen van arme, kansarme huishoudens, maar door hun te helpen in hun ontwikkeling en perspectief, onder meer door juist in rijkere wijken meer sociale huurwoningen te realiseren. 
  11. We stoppen met het flexwonen door de vele constructies waar de huurbescherming nu niet meer geldt weer onder de volledige werking van huurbescherming te plaatsen. De huurovereenkomsten voor bepaalde tijd voor de duur van twee of vijf jaar verdwijnen. Studenten, jongeren en promovendi hebben recht op vervangende huisvesting (en een verhuiskostenvergoeding). We verbieden gebruiksovereenkomsten (antikraak-wonen). Bij leegstand wordt verhuurd op basis van de Leegstandswet. Er komt een boete op leegstand van langer dan een jaar. 
  12. We sluiten een akkoord met de pensioenfondsen waarbij zij zich verplichten tot het oprichten van een gezamenlijke verhuurorganisatie van woningen voor hun gezamenlijke pensioendeelnemers, waarvan zij aandeelhouders worden.
  13. We sluiten voorts een akkoord met de pensioenfondsen opdat zij investeren in hypotheken voor hun leden. De leden van het pensioenfonds kunnen dan kiezen om een van rijkswege vastgesteld percentage van hun premie te gebruiken voor het aflossen van de hypotheek op hun woning, in ruil voor een lagere uitkering na pensionering. Dat percentage is hoger naarmate het inkomen lager is. Pensioenfondsen ontwikkelen zich dan tot levensloopfondsen. Op deze manier worden kopen en huren gelijkwaardiger alternatieven. Woningeigenaren bouwen woonvermogen op en hebben een kleiner pensioen, huurders hebben een betaalbare huurwoning en een groter pensioen waarmee ze hun huur kunnen dekken.
  14. Gemeenten bestemmen nu veel te weinig grond voor (sociale) verhuur. Gemeentelijke grondbedrijven en grondpolitiek zijn er niet om de financiële positie te verbeteren van de gemeente, maar om de sociale doelstellingen te realiseren. Het recht op passende, sociale huurwoning in eigen woon- of werkgemeente wordt versterkt, met concrete, meetbare maximale wachttijden. De gemeente moet in de woonvisie aangeven hoe zij die omlaag brengen, met prioriteit voor mensen die urgent een dak boven hun hoofd dreigen te verliezen of al verloren hebben. De gemeente houdt de voortgang daarvan bij en rapporteert daarover openbaar. De provincie en ook het rijk krijgen aanwijzingsbevoegdheden als gemeenten in gebreke blijven. En overheden moeten vooral optreden als we iets signaleren.
  15. We versterken tegelijkertijd de mogelijkheden van gemeenten voor lokaal woonbeleid ten behoeve van betaalbaar wonen. Gemeenten krijgen meer ruimte om de OZB vorm te geven, met bijv. hogere tarieven bij dure huizen. We willen geen andere verruiming gemeentelijke belastingen om gemeenten met meer lage inkomens te beschermen. Gemeenten krijgen mogelijkheid en meer bevoegdheden om weer zelf te bouwen.
  16. We gaan het voorkeursrecht van gemeenten voor een actieve grondpolitiek versterken. Gemeenten mogen grond niet meer tegen marktprijzen aan woningbouwcorporaties verkopen – dit helpt lagere huren mogelijk te maken. Gemeenten kunnen gronden waarop nog geen definitieve bestemming rust opkopen en de bestemming veranderen van gronden die eigendom zijn van speculanten. Erfpachtconstructies passen in linkse grondpolitiek en worden dus eerder uitgebouwd dan afgebouwd. Ze helpen de prijzen van woningen en dus ook de huren laag te houden.
  17. Er komen meer mogelijkheden voor gemeenten om met woonvergunningen voorwaarden aan koop en huur te stellen, bijv. met beperking onderverhuur aan toeristen en expats, door bevoordeling inwoners in de gemeente, door een woonplicht, etc. Ook kunnen gemeenten beperkingen stellen aan kopen voor dure verhuur, bijv. door een maximum prijs per m² in te stellen of kopen voor verhuur gericht toe te wijzen en te verbieden.
  18. We voeren een actief anti-woningspeculatiebeleid. Huisjesmelkers pakken we aan. We tolereren niet dat rotte appels het systeem ondermijnen, door bv. teveel mensen in een huis, opsplitsing in piepkleine appartementjes of illegale verhuur via bv. AirBNB. Gemeenten kunnen dan boetes opleggen aan eigenaren die zich niet aan de regels houden en vergunningen intrekken. Er komt een aparte huisjesmelkerstaks: een extra belasting voor iedereen die meer dan tien huizen bezit.
  19. Gemeenten moeten ook verplicht – al dan niet in regionaal verband – daklozenopvang realiseren. Oorzaken van dakloosheid moeten weggenomen worden: meer GGZ-opvang en -begeleiding; adequaat urgentiebeleid bij toewijzing woningen; vroegsignalering bij ‘life-events’ die risicovol zijn (echtscheiding, werkloosheid, etc.); en een wettelijk verbod op huisuitzetting (zeker bij huishoudens met kinderen) zonder alternatieve beschikbare huisvesting, en wanneer schuldhulpverlening wordt aanvaard. We komen met een noodplan met systeembouw voor woningen voor daklozen, waar daklozen kunnen wonen totdat er een passende reguliere woning voor hen beschikbaar is en zij daaraan toe zijn – Housing First. Vanuit onderdak wordt er passende integrale zorg en begeleiding aangeboden (zoals GGZ, SHV, verslavingszorg, jeugdzorg, etc.).
  20. We stoppen met het criminaliseren van kraken, maken een einde aan antikraakbewoning en verscherpen de leegstandswet. Bij langdurige leegstand kan de gemeente woningen en voor woning geschikt te maken andere gebouwen vorderen.
Skip to content