Menu Sluiten

Samenvatting

Een Nieuwe Tien over Rood – 240 Concrete Voorstellen voor het PvdA verkiezingsprogramma 2021

     Linksom! in de PvdA

1. We bannen armoede en problematische schulden uit.

1A. Een Zekerheidsinkomen in plaats van bijstand en Wajong. We voeren een Zekerheidsinkomen in ter vervanging van de Participatiewet en de Wajong[1] (ieder huishouden dat minder verdient dan het sociaal minimum krijgt het inkomen aangevuld tot dat minimum als negatieve inkomstenbelasting, zonder nadere voorwaarden en verplichtingen, (en dus ook geen tegenprestatie), met een ruimhartige partner- en vermogenstoets, geen kostendelersnorm en een ruime bijverdienregeling.

1B: Verhoging wettelijk minimumloon en sociaal minimum, verbeteringen AOW, WW en WIA. We verhogen stapsgewijs het minimumloon naar 14 euro per uur met behoud van huidige koppeling aan het sociaal minimum. We zorgen dat werken blijft lonen door een inkomensafhankelijke arbeidstoeslag. De AOW, WW en WIA blijven in stand. Door verhoging sociaal minimum stijgt ook de AOW-uitkering. De opbouweis wordt bij de AOW geschrapt. In plaats van een aparte AOW-premie komt er volledig fiscale financiering. De uitkeringsduur in de WW wordt verlengd naar minimaal acht maanden en maximaal drie jaar. Bij de WIA wordt de keuring onafhankelijk van de uitkeringsinstantie en wordt het afkeuringspercentage gecorrigeerd opdat lage inkomens niet langer nadeel daarvan ondervinden.

1C: Een schuldenoffensief. En we geven prioriteit aan een schuldenoffensief dat private schulden beperkt door veel meer risico bij kredietverleners te leggen, de schuldenindustrie ingrijpend te reguleren, veel meer te doen aan financiële voorlichting (in onderwijs, maar ook met een gratis Geldloket in alle gemeenten, verplichte vroegsignalering van risicovolle schulden en door de schuldhulpverlening veel effectiever te organiseren, met een integratie van de huidige regelingen (Wgs, Wsnp en Wcbm) in één nieuwe regeling met schuldsanering in drie jaar en een schuldenpardon voor problematische schulden na vijf jaar.

2. We maken werk van meer, goed en eerlijk werk.

2A: Een modern Plan voor de Arbeid. We komen met een modern Plan voor de Arbeid met onder meer veel meer betaald werk: 300.000 extra publieke banen en betere publieke arbeidsvoorwaarden, een publieke sector waarin (goed) werk met name voor lager geschoolden belangrijker is dan een zo efficiënt mogelijke bedrijfsvoering, voeren fiscale dienstencheques in voor huishoudelijke diensten door laaggeschoolden, maken arbeid goedkoper ten opzichte van investeren in kapitaal en koppelen werkgelegenheidsdoelstellingen aan de grote overheidsinvesteringen (verduurzaming, woningnood). Er komen gerichte maatregelen voor werk voor ouderen en tegen arbeidsdiscriminatie.

2B: Geen plicht, maar een recht op betaald werk met geheel nieuw systeem van arbeidsbemiddeling en scholing voor werkenden en werkzoekenden. We vervangen de plicht door een recht op betaald werk, met een veel effectiever ingerichte en toegeruste gratis arbeidsbemiddeling voor iedereen die (meer of beter) werk zoekt, met regionale werkwinkels waar deze taken van UWV en gemeenten in op gaan. Motivering en verleiding, facilitering en beloning staan centraal. De werkwinkels gaan ook een belangrijke rol spelen voor bij- na- en omscholing van werkenden en werkzoekenden, samen met instellingen voor beroepsonderwijs. Er komt een periodieke loopbaan- en gezondheidscheck en een stelsel van leerrechten voor het gratis volgen van dit onderwijs. Iedereen krijgt bij geboorte of immigratie gelijk aantal studierechten, dat gecorrigeerd wordt voor niveau van gevolgde initiële onderwijs (lager geschoolden krijgen zo meer leerrechten). Deze leerrechten worden tripartite gefinancierd door overheid, werkgever en werknemer. We investeren extra in beroepsonderwijs, met name ook waar er tekorten op de arbeidsmarkt zijn of dreigen.

2C: Werk voor mensen met een arbeidsbeperking en uitvoering VN-verdrag handicap. De werkwinkels hebben allen een expertisecentrum voor werk voor mensen met een beperking en/of grote afstand tot de arbeidsmarkt. De huidige sociale werkvoorziening gaat daarin op, en wordt opnieuw opengesteld voor nieuwe instroom. We maken de regelingen voor beschut werk en garantiebanen effectiever. Werkgevers krijgen loonsubsidie, in plaats van dat werkenden met een beperking een uitkeringssuppletie moeten krijgen. Basisbanen, gesubsidieerde arbeid voor maatschappelijk nuttige taken die geen reguliere arbeid verdringen, worden een afdwingbaar recht voor hen die geen reguliere arbeid kunnen vinden. Ook bij beschut werk, garantiebanen en basisbanen geldt het wettelijk minimumloon en opbouw aanvullend pensioen. We gaan de uitvoering van het VN-verdrag handicap versnellen en afdwingbaar maken.

2D: Rechtvaardige en eerlijke beloning. Goed werk betekent ook rechtvaardige en eerlijke beloning. We willen hogere lonen voor huidige lagere en middeninkomens, en minder grote beloningsverschillen binnen een bedrijf/instelling: we stellen een wettelijk maximum aan die beloningsverhoudingen (bijv. 1:20). Werknemers bij bedrijven krijgen een moderne vermogensaanwasdeling, gekoppeld aan meer zeggenschap. Het huidige Lage Inkomens Voordeel (LIV) wordt afgeschaft. Er komt een wettelijk afdwingbaar recht op gelijke beloning ongeacht gender, met bewijslast voor de werkgever.

2E: Stop de flex! We maken een einde aan de doorgeslagen flexibilisering van betaald werk en herstellen de norm van vast werk. Voor flexwerk komt er een 10% hoger minimumloon, er komt een minimumtarief van € 30 per uur voor zzp-ers, uitzendkrachten krijgen dezelfde arbeidsvoorwaarden als werknemers die rechtstreeks in dienst zijn, de maximumduur van aaneengesloten flexwerk wordt teruggebracht van 3 naar 2 jaar, de rechtszekerheid van flexwerkers voor loondoorbetaling wordt versterkt, er komt een verbod op 0-urencontracten, we beperken het aantal mogelijke arbeidscontractvormen en de feitelijke uitvoering van werk gaat de contractvorm bepalen (met een je bent werknemer, tenzij, benadering), we verzwaren de verplichtingen van platformbedrijven, er komt een arbeidsombudsman, we zorgen voor gelijke belasting voor alle werkenden (dus ook zelfstandigen, al dan niet met personeel) door alle fiscale ondernemers- en ondernemingsfaciliteiten te laten vervallen (incl. de DGA’s[2]: de DGA gaan we direct belasten over de winst van zijn vennootschap als arbeidsinkomen), alle flexwerkers en zzp-ers gaan verplicht aanvullend collectief pensioen opbouwen, flexwerkers gaan vanaf dag één recht op transitievergoeding opbouwen, de Arbo wet gaat ook gelden voor zzp-ers, de collectieve regeling voor ziekteverzuim in MKB gaat alleen gelden voor vast werk, in publieke sector komt norm voor ‘vast werk, tenzij’, en werken zonder loon door bijv. stagairs wordt verboden. We gaan onder geen voorwaarde akkoord met de voorstellen van commissie Borstlap voor flexibilisering van vast werk (‘interne flex’).

2F: Werk eerlijker verdelen, meer ruimte voor zorgtaken en andere tijdsbesteding. We gaan betaald werk ook eerlijker verdelen en daardoor ook meer ruimte geven voor goede balans van werk en andere tijdsbesteding, minder overbelasting, en voor eerlijker verdelen van zorgtaken: we voeren een verplichte collectieve arbeidstijdverkorting in met een 32-urige werkweek (te verdelen over vier of vijf werkdagen). Daarnaast vergroten we het volledig betaald zorgverlof naar 10 dagen kraamverlof en 4 maanden ouderschapsverlof voor beide partners. We bevorderen de arbeidsparticipatie van vrouwen door in de publieke sector banen in beginsel als voltijds aan te bieden en dat ook fiscaal voor werkgevers aantrekkelijk te maken. De kinderopvang wordt een gratis publieke voorziening.

2G: Een beter pensioenakkoord. We willen verbeteringen op het Pensioenakkoord: alle werkenden gaan verplicht collectief aanvullend pensioen opbouwen, er komen geen keuzemogelijkheden in dat pensioen, de doorsneepremie blijft in stand, we verhogen de rekenrente naar ca. 2% in combinatie met regulering vermogensbeheer, en beslissingen over kortingen en indexeringen worden niet per jaar, maar op basis van meerjarige, duurzame cijfers genomen. De bevriezing van de AOW-leeftijd wordt verlengd naar 2030 en daarna niet voor een derde, maar voor de helft gekoppeld aan de stijging van de gemiddelde levensverwachting. Eerder stoppen wordt mogelijk na 45 jaar werken en voor beroepen met statistisch hogere sterftekans en/of hogere kans op arbeidsongeschiktheid. Voor deze beroepen en voor alle 65-plussers komt er een recht op deeltijdpensioen, waarbij volledig AOW uitbetaald wordt.

2H: Een eerlijke arbeidsmarkt op terrein van arbeidsmigratie. We schaffen de expatsubsidie af. We bestrijden oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden en uitbuiting van arbeidsmigranten. Met een betere handhaving en verscherping van regels. Combinatie van werkgeverschap en huurbaas wordt wettelijk verboden. De rechtspositie van de huurder wordt versterkt. Er komt een vergunningplicht voor uitzendbureaus met strikte, geïntensiveerde handhaving.

3. We gaan migratie en integratie effectief en rechtvaardig reguleren met meer toegelaten vluchtelingen én arbeidsmigranten.

3A: Bestrijden oorzaken van vluchtelingenstromen. We investeren meer in het bestrijden van de oorzaken van vluchtelingenstromen. Dat vraagt om een zelfbewuste Europese Unie, die effectief en proactief vrede, de universele mensenrechten en de democratische rechtsstaat bevorderd en zo nodig handhaaft – met soft en zo nodig ook hard power. De EU moet een gezamenlijk buitenlands beleid voeren, en naar een gezamenlijke defensie toewerken, binnen NAVO-verband. Het bestrijden van ongelijkheid in de wereld, het helpen voorkomen en bestrijden van ecologische crises en het bereiken van de duurzame ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties moet – naast vrede, mensenrechten en democratische rechtsstaat – de kern vormen van ons buitenlands beleid.

3B: Meer vluchtelingen opvangen met eerlijke en veilige procedures. De toelatingscriteria en -procedures voor vluchtelingen moeten eerlijker en meer onafhankelijk worden. Worden uiterste termijnen overschrijden buiten oorzaak van asielvragers, dan krijgen zij vergunning. Zij die geen recht hebben, moeten worden teruggestuurd. Als dat niet kan omdat land van herkomst dat niet toelaat, krijg je een aparte tijdelijke vergunning. We sluiten geen illegalen op. Kinderen die hier geboren zijn of langer dan 5 jaar wonen, krijgen met hun gezinsgenoten verblijfsvergunning. De asielopvang wordt vergroot, met meer kleinschalige opvang en betrokkenheid van de buurt, de veiligheid van de asielzoekers en de omgeving wordt verbeterd en er komt een goede, gratis dagbesteding en scholing. We gaan veel meer vluchtelingen opvangen: Nationaal beginnen we met 10.000 per jaar voor de komende kabinetsperiode, met voorrang voor ouderloze kinderen. De asieldruk op onze buitengrenzen en (lucht)havens beperken we door jaarlijks veel meer vluchtelingen uit de kampen toe te laten, die veilig gratis naar EU gebracht worden. Toelating geschiedt zoveel mogelijk naar de lidstaat van keuze van de vluchteling. De lasten worden in EU-verband naar draagkracht eerlijk over alle EU-lidstaten verdeeld. Het Dublin-verdrag vervalt daarmee. Daarnaast vergroten we de financiële hulp aan vluchtelingenkampen. Asielaanvragen gaan we faciliteren aan de buitengrenzen van de EU, op internationale (lucht)havens en in vluchtelingenkampen in Afrika en Azië. Daar komen asielkantoren die vluchtelingen registreren, beoordelen en screenen.

3C: Tijdelijke arbeidsmigratie van buiten de EU faciliteren en reguleren. Arbeidsmigratie vanuit buiten de EU gaan we faciliteren en reguleren. We zullen structureel tekorten aan arbeid hebben als we dat niet doen. Lidstaten stellen programma’s vast voor in welke sectoren of beroepen arbeidskrachten nodig zijn, welke eisen daarbij gesteld worden en welke ondersteuning daarbij geboden wordt. We zetten Europese arbeidsbureaus op in Afrika voor werving en selectie van arbeidsmigranten, waarbij een veilige en gratis reis gegarandeerd wordt, en scholing gefaciliteerd wordt. Deze arbeidsmigranten krijgen een tijdelijke verblijfsvergunning met beperkte toegang tot sociale zekerheid (wel zorg, geen bijstand). Tijden hun verblijf krijgen migranten scholing en ondersteuning bij de voorbereiding van hun terugkeer. Blijft men langer dan vijf jaar, dan kan de vergunning door de lidstaat omgezet worden in een definitieve verblijfsvergunning met volledige rechten. Terugkeer wordt gekoppeld aan bilaterale hulpprogramma’s voor de landen van herkomst – een soort Marshallplan voor Afrika. Zo bepalen we zelf wie er komen, niet de smokkelaars. Veel politici doen alsof deze oplossing niet bestaat. Ze hitsen ons liever op met moskeeverboden, boerkaverboden en Zwarte Pieten nostalgie. Ze zeggen dat de tekorten in onze verzorgingsstaat ontstaan door migranten, in plaats van fout beleid van diezelfde politici. Zij misleiden daarmee de kiezer en maken onze maatschappij kapot door mensen tegen elkaar op te zetten. Migratie is te managen, het is een kwestie van politieke wil, humaniteit en rechtvaardigheid om dat te organiseren.

3D: Inburgering beter organiseren en discriminatie en bescherming mensenrechten beter aanpakken. We gaan de Wet Inburgering 2021 op een aantal belangrijke punten aanpassen: met gratis, publiek georganiseerde leerroutes, huisvesting en plaatsing waar ook werk is, geen dwang en sancties maar motivering en facilitering, en scholing en maatschappelijke begeleiding ook voor EU-migranten. Gemeenten krijgen meer tijd en geld. We gaan integratie veel beter organiseren en faciliteren. Integratie begint met dat andere mensen zich welkom voelen en niet gediscrimineerd worden. We gaan de antidiscriminatie-wetgeving aanscherpen en de handhaving verbeteren – het doelbewust negatief neerzetten van een specifieke groep burgers vanwege hun afkomst, etniciteit, godsdienst, seksuele geaardheid of een beperking, wordt strafbaar. De boetes op uitsluiting van mensen vanwege het behoren tot zo’n groep burgers worden verhoogd. Er komt een aparte Ombudsman voor klachten over discriminatie. De bescherming en handhaving van individuele mensenrechten behoeft eveneens verscherping. De aanpak van seksuele intimidatie en seksueel en huishoudelijk geweld moet een financiële en justitiële prioriteit worden, de slachtoffers moeten we beter opsporen en beschermen en we moeten het welzijnswerk er beter op toerusten om slachtoffers te motiveren hulp te zoeken. Taalbeheersing is enorm belangrijk om mee te kunnen doen. Er komt aparte aandacht voor activiteiten die speciaal gericht zijn op mensen en vooral ook vrouwen met een andere afkomst, en op hoe deze te verleiden en te motiveren zijn daaraan deel te nemen.

3E: Heroptuiging van het wijkbeleid en de welzijnssector; tegengaan van gentrificatie van wijken. Het wijkbeleid in de grote steden moet weer worden opgetuigd, waarbij wooncorporaties een noodzakelijke partner zijn, samen met het terugbrengen van het buurt- en jongerenwerk, aandacht voor veiligheid, scholing, integratie en werk. We gaan hier – net als in apart beleid voor krimpgebieden – fors in investeren. We blazen de welzijnssector weer nieuw leven in met een goede organisatie voor o.m. buurt- opbouw- en jongerenwerk, publieke arbeidsbemiddeling, scholing voor jongeren en volwassenen met o.m. een offensief tegen laaggeletterdheid, schuldhulpverlening en armoedebestrijding. Dat koppelen we ook aan initiatieven voor gezonde leefstijl en goede wijkzorg. Juist in arme wijken is er nu veel zorgongelijkheid. We trekken de Rotterdamwet in, die leidt tot ongewenste gentrificatie van wijken. Wijken met een gedifferentieerde samenstelling bevorderen we niet met discriminatoir verwijderen van arme, kansarme huishoudens, maar door hun te helpen in hun ontwikkeling en perspectief, onder meer door juist in rijkere wijken meer sociale huurwoningen te realiseren. 

4. We voeren een nieuw eerlijk, effectief en eenvoudig belastingstelsel in.

4A: Doelen en uitgangspunten. We gaan het belastingstelsel drastisch hervormen. Het huidige stelsel vergroot de toch al enorme ongelijkheid in inkomen en vermogen in ons land, maakt arbeid te duur, veroorzaakt een armoedeval, maakt belastingontwijking te gemakkelijk en loopt vast door zijn complexiteit. Dat moet precies andersom. De belastingmix moet veel evenwichtiger: het aandeel van de belastingopbrengst van belastingen op kapitaal moet omhoog, die op arbeid omlaag. De belastingen moeten leiden tot meer herverdeling van inkomen en vermogen van arm naar rijk, met name waar het betreft inkomen en vermogen dat niet verkregen is door eigen verdienste. En het stelsel moet eenvoudig en eenduidig zijn, ook om ontduiking en ontwijking van belasting tegen te gaan. Het resultaat zal een lastenverlichting voor lage inkomens en een lastenverzwaring voor hoge inkomens, grote vermogens en het grootbedrijf. Per saldo gaat de wijziging tientallen miljarden aan extra belastingopbrengsten opleveren. Dit saldo wordt nog verder verhoogd doordat bij uitvoering van onze Nieuwe Tien over Rood er meer werk en meer – duurzame – bestedingen zullen zijn, met dito meer belastinginkomsten. Dit saldo wordt gebruikt voor de financiering van onze overige voorstellen.

4B: Inkomsten- en loonbelasting progressiever maken. In de inkomsten- en loonbelasting gaan we niet naar meer gelijke tarieven, richting vlaktaks, maar juist naar méér tariefschijven. Het stelsel moet juist progressiever, met stijgende tarieven naar mate het inkomen stijgt. De laagste inkomens gaan 0% betalen, de hoogste inkomens – bijv. vanaf 2 miljoen euro per jaar – gaan 80% betalen. We gaan ook alle soorten inkomens gelijk belasten (nu betaal je veel minder over inkomen uit kapitaal dan uit arbeid), en schaffen daarmee het huidige boxenstelsel af. Inkomen uit kapitaal gaat weer belast worden op basis van het werkelijke rendement, niet meer op basis van een fictief rendement. Als maatstaf voor werkelijk rendement wordt het verschil in waarde in het voorafgaande belastingjaar genomen. En we schaffen alle vrijstellingen, kortingen en aftrekposten af – deze fiscale voordelen hollen de effectieve tarieven uit, en ze komen vooral terecht bij de hogere inkomens. Er is daarbij sprake van veel belastingontwijking en -ontduiking. Daarbij worden de arbeidskortingen vervangen door een arbeidstoeslag voor alleen de lagere inkomens en de hypotheekrenteaftrek (voor nieuwe hypotheken) door fiscaal gesubsidieerd bouwsparen. In het nieuwe stelsel worden de inkomsten uit vermogen 50/50 over de fiscale partners verdeeld en opgeteld bij hun individuele inkomsten uit arbeid. Ook dit helpt om belastingontwijking te voorkomen. En het vermindert de ongelijkheid met éénverdienershuishoudens, evenals de hiervoor bepleitte afschaffing van aftrekposten. Voorts schaffen we de huidige fiscale toeslagen voor zorg, huur, kinderopvang en het kindgebonden budget af. In plaats hiervan vervangen we de premies in de zorg, het eigen risico in de zorg, en de eigen bijdragen in de zorg en kinderopvang door volledig fiscale financiering, verhogen we de kinderbijslag maar maken die inkomensafhankelijk, en stellen we een maximum huur in als percentage (30-35%) van het besteedbaar inkomen (zie hoofdstuk V). De premies voor de volksverzekeringen (AOW, ANW, WLZ) vervallen, deze kosten worden – net als die van de publieke zorg en de kinderopvang – in het vervolg rechtstreeks door de overheid uit alle belastingopbrengsten gefinancierd. Daarmee verlagen we de lasten op arbeid en worden de lasten eerlijker verdeeld. Deze enorme stelselwijziging zal uiteraard zorgvuldig in stappen gezet moeten worden, waarbij bij de verdere invulling van tarieven de inzet is om te komen tot een verbetering van het besteedbaar inkomen tot ca. anderhalf modaal.

4C: Vermogensbelasting en erfenis- en schenkingsbelasting. We voeren een aparte vermogensbelasting in voor miljonairs, bijv. 1% voor vermogens tussen 1 en 2 miljoen en 2% voor vermogens boven 2 miljoen euro. De erfenis- en schenkingsbelasting wordt voor grote erfenissen verzwaard. Iedere Nederlander krijgt het recht om gedurende zijn leven 150.000 euro aan erfenissen of schenkingen te ontvangen – van wie dan ook. Alles daarboven wordt met een oplopend tarief belast (bijv.: de eerste 500.000 euro met 40%, alles daarna met 60%). De vrijstelling voor het kopen van een huis voor je kinderen wordt geschrapt. Dat is een onrechtvaardige subsidie van arm naar rijk en verhit de woningnood onnodig. Het apart belastingvrij schenken van bedrijfsvermogen voor bedrijfsopvolgers wordt eveneens geschrapt.

4D: Vennootschapsbelasting en dividendbelasting, fiscale constructies DGA’s. Er komen vervolgens voor bedrijven hogere in plaats van lagere tarieven vennootschapsbelasting (terug naar de niveaus aan het begin van deze eeuw; van 25 naar 35% resp. van 20 naar 29%) en de dividendbelasting wordt niet afgeschaft, maar substantieel verhoogd, tenminste terug naar niveau van begin deze eeuw. De tarieven maken we meer progressief: hoe hoger de winst en het dividend, hoe hoger het tarief. Voor het mkb verhogen we de tarieven minder sterk. We bevorderen een zo hoog mogelijk Europese vloer in deze belastingen. We stoppen met alle fiscale subsidiëring van schulden. Bij bedrijven verdwijnt daardoor de bevoordeling van vreemd (geleend) vermogen boven eigen vermogen. Ook in deze belasting voor bedrijven vervallen in beginsel alle vrijstellingen, kortingen en aftrekposten, en de mogelijkheden om belasting uit te stellen. We gaan Directeur-Groot Aandeelhouders (DGA’s) veel zwaarder belasten. Zij profiteren nu ovenevenredig van vrijstellingen en andere fiscale uitzonderingen. We gaan de huidige fiscale ondernemingsfaciliteiten (inclusief de mkb-winstvrijstelling) en ondernemersfaciliteiten (incl. die voor DGA’s) schrappen. De DGA gaan we direct belasten over de winst van zijn vennootschap als arbeidsinkomen. Ook het eigen vermogen van DGA’s moet worden belast boven een bepaalde grens (bijv. eenmaal de jaaromzet) met een gelijk tarief als de inkomstenbelasting bij inkomen uit kapitaal. De aftrekposten voor auto’s, zakenetentjes, e.d. worden geschrapt. Het doorschuiven van vermogens in het successierecht voor ondernemers moet zwaarder worden aangeslagen.

4E: Belastingontwijking – en ontduiking aanpakken. We gaan de belastingontwijking en -ontwijking aanpakken met het openbaar maken van  rulings (belastingafspraken voor multinationals om dubbele belastingheffing te voorkomen; vaak misbruikt om belasting te ontwijken) opdat deze getoetst en democratisch gecontroleerd kunnen worden, met veel meer belastingcontroles bij bedrijven en grote vermogens (eenmaal per 3 jaar, in plaats van de huidige eenmaal per 40-50 jaar, bij grote bedrijven en bedrijven met groot risico of eerdere fraude ieder jaar), met het aanscherpen van vestigingseisen multinationals (o.m. werknemers en kantoor in Nederland), met belastingverdragen met derdewereldlanden solidair maken en voorzien van antimisbruikbepaling, met de verplichting voor bedrijven om in concrete aantallen en euro’s in hun jaarverslagen aan gaan geven in welke landen zij produceren, in welke landen zij hun omzet boeken, waar zij investeren en in welk land zij hoeveel belasting betalen, en met het verscherpen van het toezicht op trustkantoren die nu werken voor brievenbusfirma’s. We saneren de sector met strenge regels en door illegale praktijken harder aan te pakken. Er komt een openbaar register waarin staat wie de eigenaar is van een brievenbusfirma en wie profiteert van constructies via brievenbusfirma’s en trustkantoren.

5. We zorgen voor betaalbaar en goed wonen.

5A: Minder markt, meer overheidsregie en -interventie. De markt is bij de enorme woningnood niet de oplossing, maar het probleem. De oplossing ligt bij meer overheid. We versterken de overheidsregie en de brede volkshuisvestingstaak voor het Rijk, met o.m. een minister(ie) van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Duurzaamheid. Er is een Nationaal Actieplan tegen de Woningnood nodig, waarbij we per jaar 100.000 woningen bouwen, waarvan tenminste ca. een derde sociale huurwoningen. We zorgen dat procedures om te bouwen sneller verlopen met een speciale Woningcrisiswet.

Daarbij moet de kwaliteit van wonen en de verduurzaming van woningen meegenomen worden, evenals de levensloopbestendigheid. Het aanbod moet ook divers zijn en tegemoetkomen aan de vraag van woningzoekenden. Centraal staat het aloude sociaaldemocratische ideaal dat iedereen recht heeft op een goede, betaalbare en passende woning in een buurt die kansen biedt. Huisvesting is meer dan een dak boven je hoofd. Een succesvolle progressieve woonagenda combineert financiële waarden en omgevingswaarden. In nieuwbouw staat woningkwaliteit voorop en beslissen bewoners democratisch over het ontwerp van hun buurt zodat een huis een thuis kan worden. En een goede woning is in onze tijd tenminste een energiezuinige woning.

We bouwen in beginsel niet in groene, open ruimte en natuur, maar vooral in en nabij de steden. Het Rijk en de provincies herkrijgen hun regie- en kaderstellende verantwoordelijkheid, ook wat betreft locaties voor woningbouw, met bijbehorende doordrukmacht. Gemeenten zijn gebonden aan de landelijke en provinciale normen, en de provincies houden toezicht op realisering. Het gaat daarbij om normen in aantallen, betaalbaarheid, kwaliteit (waaronder energieneutraliteit en levensloopbestendigheid), diversiteit en leefbaarheid.

We versterken het voorkeursrecht voor gemeenten voor een actieve grondpolitiek om sociale doelstellingen te realiseren. Gemeenten krijgen meer mogelijkheden om OZB-tarieven te differentiëren, maar er komen geen andere gemeentelijke belastingen. Gemeenten krijgen mogelijkheden om meer zelf te bouwen en corporaties op te richten, meer mogelijkheden om met woonvergunningen voorwaarden aan koop en huur te stellen en meer mogelijkheden voor anti-speculatiebedingen. Er komt een aparte huisjesmelkerstaks: een extra belasting voor commerciële partijen die meer dan tien huizen bezitten. Er komen maximale wachttijden op een passende sociale huurwoning. Gemeenten moeten prioriteit geven aan woningen voor daklozen – Housing First. Er komt een noodplan met tijdelijke systeembouw voor de ruim 40.000 daklozen, meer preventie en begeleiding.

5B: Minder nadruk op en minder en andere subsidie/stimulering van woningbezit. Doordat we in Nederland mensen enorm subsidiëren om woningen aan te schaffen, liggen de prijzen kunstmatig hoog. De facto betaalt iedereen te veel voor zijn huis. Op kosten van de belastingbetaler. We moeten stoppen met alle huidige subsidie aan woningbezit – uiteraard wel in een afbouw naar de mate waarin betaalbare huur ter beschikking komt. Geen hypotheekrenteaftrek meer voor nieuwe hypotheken en een versnelde afbouw van de aftrek voor bestaande hypotheken. De vrijstelling in de erfenis en schenkingsbelasting voor een woning voor kinderen vervalt ook. Ook verzwaren we de normen om in aanmerking te komen voor een hypotheek: je moet zelf meer geld inbrengen. Dat is behalve in ons land overal de norm. 

De huidige enorme hypotheekschulden geven ook een enorm risico bij een volgende crisis: meer dan twee derde van het juridisch bezit van de 90% huishoudens met de slechtste vermogensposities is inmiddels belegd met schulden. Een nieuwe bankencrisis zal het gevolg zijn. Niet genoeg mensen realiseren zich dat de Nederlandse koopwoningmarkt is gebouwd op extreem royale hypotheekschulden. Prijsopdrijving, blootstelling aan risico’s en meer volatiliteit zijn de gevolgen. Vanuit het buitenland wordt terecht vaak met argwaan gekeken naar dit piramidespel.

Veel beter is: langer huren, geld sparen en op latere leeftijd met een kleinere hypotheek kopen (of blijven huren). Nederland heeft op macroniveau zowel een flinke koopsector als genereuze pensioenen. Op microniveau zijn het vooral jongvolwassenen die geen van beide hebben. Zij hebben geen toegang tot een koopwoning, en bouwen bovendien nauwelijks pensioen op. Hiervoor liggen twee oplossingen voor de hand.

Ten eerste zouden de pensioenfondsen meer kunnen investeren in betaalbare huurwoningen. Gezamenlijk zouden ze hiervoor een verhuurorganisatie kunnen oprichten, waarvan zij aandeelhouder worden. Huurwoningen zijn een aantrekkelijke langetermijninvestering voor de pensioenfondsen. Hoewel betaalbare huurwoningen een lager rendement hebben, is het rendement wel stabiel. We gaan dit opnemen in het aan te passen pensioenakkoord.

Ten tweede zouden de pensioenfondsen kunnen investeren in hypotheken voor hun leden. De leden van het pensioenfonds kunnen dan kiezen om een van rijkswege vastgesteld percentage van hun premie te gebruiken voor het aflossen van hun woning, in ruil voor een lagere uitkering na pensionering. Pensioenfondsen ontwikkelen zich dan tot levensloopfondsen. Op deze manier worden kopen en huren gelijkwaardiger alternatieven. Woningeigenaren bouwen woonvermogen op en hebben een kleiner pensioen, huurders hebben een betaalbare huurwoning en een groter pensioen waarmee ze hun huur kunnen dekken. Voor lage en lagere middeninkomens kan de overheid de keuze voor woonvermogen met een subsidie ook voor hen bereikbaarder maken. Ook dit gaan we opnemen in het pensioenakkoord.

Een nieuwe crisis op de woningmarkt komt – de vraag is alleen wanneer. Wat zou helpen is als woningcorporaties en nieuw op te richten coöperaties anticyclisch kunnen interveniëren. Wanneer de prijzen gedaald zijn tot nabij de gebruikswaarde, kunnen zij woningen opkopen. Dit zorgt voor doorstroming op de koopmarkt, stabiliseert de prijzen, en vergroot het coöperatieve segment waar de prijzen gereguleerd zijn. De coöperatie verloot het gebruiksrecht van de woningen vervolgens onder haar leden, waarna de bewoner een aandeel in de coöperatie koopt ter grootte van de gebruikswaarde van de woning. Op deze manier bouwt een bewoner wél vermogen op, maar profiteert hij of zij niet van een eventuele overwaarde. Aan de andere kant wordt het hebben van overwaarde minder belangrijk wanneer bewoners kunnen doorstromen naar andere betaalbare coöperatieve koopwoningen die passen bij de levensfase waarin ze zitten. Anticyclische investeringen door coöperaties en corporaties maken de woningmarkt stabieler waardoor de pieken en dalen minder uitgesproken worden. Woningcorporaties zouden er goed aan doen nu alvast een plan te maken voor de volgende ineenstorting van de woonprijzen.

We schaffen de overdrachtsbelasting af voor starters, behalve voor tweede en meerdere woningen – daar wordt deze vervijfvoudigd.

5C: Prioriteit geven aan brede, betaalbare sociale huursector met zeggenschap voor huurders. We geven prioriteit aan herstel van brede sociale huursector. Woningcorporaties mogen ook voor middeninkomens (tot tweemaal modaal) bouwen. De huidige plannen voor wijziging van inkomensgrenzen voor een sociale huurwoning moeten van tafel en worden vervangen door verhoging tot anderhalf modaal. We schaffen de markttoets voor corporaties en de liberalisatiegrens af en brengen zo alle woningen onder de huurbescherming van het puntenstelsel. In dat puntenstelsel wordt de WOZ-waarde geschrapt. De huur mag jaarlijks niet meer stijgen dan de inflatie en nu het crisis is wordt deze tijdelijk wettelijk bevroren. Er komt een afdwingbaar recht op woningdelen. In de sociale zekerheid en fiscaliteit worden sancties op woningdelen (kostendelersnorm, fiscale verzameltoets) afgeschaft en vervangen door een bonus (woningdelingssubsidie).

We schrappen de verhuurdersheffing, de vennootschapsbelasting en andere heffingen op corporaties en vervangen deze door afspraken over lagere huren en een investeringsplicht (nieuwbouw, renovatie, verduurzaming, levensloopbestendig) en herstel van het oorspronkelijk karakter van corporaties. Woningcorporaties zijn veel te veel vastgoedondernemingen geworden in plaats van sociale verhuurders. Teveel corporatiebestuurders zien woningen in de eerste plaats als een economisch goed, als een object dat waarde vertegenwoordigt dat te gelde gemaakt kan worden. Een lage huur op een dure plek is dan dus kapitaalverspilling. En dan worden huurverhogingen en het meegaan met de marktgekte plots gezien als “normaliseren”. De publieke waarde is privaat kapitaalbezit geworden, ook als het van een corporatie is. Ze moeten daarom verplicht weer coöperaties worden: verenigingen van huurders met werkelijke zeggenschap van huurders. Huurders en hun organisaties moeten instemmingsrecht krijgen op het huurbeleid, waaronder het huurprijsbeleid. We zorgen voor huurteams in alle steden en draaien de bezuinigingen terug op de huurcommissies. Gemeenten kunnen ook zelf nieuwe corporaties of coöperaties oprichten. De omvang van woningcorporaties brengen we terug (bijv. max. 10.000 huurders, statutair werkgebied, geen gemeentegrensoverschrijding). Verkoop van sociale woningen wordt zolang de woningnood voortduurt verboden, behoudens indien voor elke verkochte sociale huurwoning er aantoonbaar twee van de laagste categorie worden teruggebouwd. Corporaties krijgen meer ruimte en taakstellingen om te investeren in wijkvoorzieningen.

We gaan de huren structureel verlagen en begrenzen. Tot anderhalf modaal gaan we een maximale huur invoeren van een derde van het besteedbaar inkomen (huurquote, vgl. NIBUD-systematiek bij hypotheken).  We introduceren subsidie van het Rijk ter compensatie van verhuurders die door de inkomensbegrenzing van de huren niet de WWS-puntentelling huur in rekening kunnen brengen. We schrappen de huidige inkomensafhankelijke huurverhoging die een schandelijke stigmatisering van middeninkomens tot scheefwoners impliceert.

5D: Stop flexwonen! We stoppen het flexwonen door de vele constructies waar de huurbescherming nu niet meer geldt weer onder de volledige werking van huurbescherming te plaatsen. En we gaan zeker niet akkoord met constructies als ‘Passend Wonen’. De huurovereenkomsten voor bepaalde tijd verdwijnen. Studenten, jongeren en promovendi hebben recht op vervangende huisvesting (en een  verhuiskostenvergoeding). We verbieden gebruiksovereenkomsten (antikraak wonen). Bij leegstand wordt verhuurd op basis van de Leegstandswet. Er komt een boete op leegstand van langer dan een jaar. 

5E: Eerlijke verduurzaming van woningen. Goede isolatie en ventilatie is belangrijk voor het energieneutraal maken van woningen, maar ook voor verbetering van het wooncomfort – denk aan de vele huurwoningen met schimmelproblemen. Verhuurders moeten hierin investeren. Voor goede isolatie en ventilatie mag geen huurverhoging worden gevraagd. De punten voor verduurzaming worden daartoe geschrapt uit de WWS. Alleen goed geïsoleerde en geventileerde huurwoningen worden vervolgens (en dus niet daarvoor!) van het gas afgehaald. Goede oplossingen voor vervanging van gas moeten zich eerst bewezen hebben en er moeten garanties zijn dat de combinatie van huur en energielasten voor huurders van woningen tot en met anderhalf modaal structureel lagere woonlasten opleveren. Het energielabel en de verduurzaming van de woning moeten geen verdienmodel voor de verhuurder zijn. Bij de vervanging van gas krijgen huurders van sociale huurwoningen eenmalig een bedrag van het Rijk om de kosten van vervanging van apparatuur en inventaris voor koken te financieren.

Er komen bindende afspraken met coöperaties en verhuurders voor het energieneutraal maken van woningen per jaar voor de realisering van de doelstelling om in 2050 alle woningen van het gas af te hebben en goed geïsoleerd en geventileerd te hebben. Er komt een verbod op het verhuren van woningen met de slechtste energielabels (vooral in bezit bij particuliere verhuurders), voorafgegaan door een verbod op huurverhoging van woningen met een energielabel C of lager totdat ze minstens label B hebben. Deze verboden worden stapsgewijs aangescherpt. Woningcorporaties en -coöperaties moeten de voorfinanciering van de verduurzaming renteloos kunnen lenen bij een apart staatsfonds, gevuld uit staatsobligaties. Gemeenten krijgen de mogelijkheid om hun WOZ-belastingtarieven lager vast te stellen bij een groener energie-label. Woningeigenaren worden door een gemeentelijk ‘ontzorgloket’ ondersteund bij het isoleren en verduurzamen van hun woning.

Gemeenten (of coöperaties) kunnen met hulp van het Rijk duurzaamheidsfondsen oprichten die koopwoningen verbeteren, en in ruil daarvoor een aandeel nemen in de woning. De eigenaar kan ervoor kiezen de investeringen terug te betalen en weer volledig eigenaar te worden, of de woning deels eigendom te laten blijven van het fonds. In ruil voor de gratis woningverbetering wordt deze woning onderdeel van een gereguleerd en sociaal koopsegment.

6. Duurzaam links: We gaan eerlijk en snel naar een circulaire, duurzame economie, zonder fossiele energie, met herstel van biodiversiteit, dierenwelzijn en natuur en een schone, gezonde bodem, water en atmosfeer.

6A. Klimaat en energietransitie: We gaan snel de Europese en nationale klimaatwetten uitvoeren, waarbij we concrete normen zoveel mogelijk afdwingbaar maken, ook voor burgers. We steunen verduurzamingsplannen echter alleen als ze ook sociaal plaatsvinden, met – anders dan nu – een eerlijke verdeling van lasten en lusten. Huishoudens moeten minder, en bedrijven meer betalen – onder meer met een CO₂-heffing voor de industrie.

We gaan de energiebelasting eerlijk verduurzamen: Een progressieve energiebelasting naar schaal van energieconsumptie en tarieven gebaseerd op uitstoot CO₂, zodat duurzame elektriciteit niet belast wordt, met kolen opgewekte elektriciteit extra zwaar belast wordt en met aardgas opgewekte elektriciteit even zwaar belast wordt als direct gebruik van aardgas. Vervuilers en fossiel grootverbruikers veel zwaarder belasten, huishoudens lager belasten. Lage inkomens krijgen een hogere belastingvrije voet voor de energiebelasting. Huidige vrijstellingen, juist vaak van de grootste vervuilers (zoals de luchtvaart) worden afgeschaft.

De opslag duurzame energie (ODE) in de energiebelasting wordt afgeschaft. De subsidies voor verduurzaming worden anders gefinancierd, o.m. uit een hogere energiebelasting op vervuilende productie. Subsidies voor verduurzaming energieverbruik (SDE+) komen in het vervolg vooral ten goede aan de lage en middeninkomens. En ze mogen niet gebruikt worden voor CO₂-opslag (CCS) of niet-duurzame biomassa. Bedrijven moeten daarin zelf investeren. De milieu-investeringsaftrek wordt geschrapt. Hiervoor in de plaats komt het innovatie- en werkgelegenheidsfonds zoals onze TK-fractie dat heeft voorgesteld.

We beëindigen zo snel mogelijk de aardgaswinning, en compenseren de schade in Groningen snel. Alleen echte duurzame biomassa kan voor zolang er onvoldoende andere duurzame energiebronnen zijn in die transitieperiode gebruikt worden als duurzame energiebron, en de toepassing moet zoveel mogelijk beperkt en geprioriteerd (‘cascadering’) worden. Subsidie voor bijstook van biomassa bij kolencentrales vervalt direct – die centrales moeten direct dicht. De overige subsidies voor gebruik van biomassa worden alleen nog toegekend indien er voldaan wordt aan de strenge duurzaamheideisen en er geen andere alternatieven beschikbaar zijn. We investeren niet in kernenergie, ook niet in extreem dure en onbewezen technieken daarbij (uitgezonderd wetenschappelijk onderzoek). De kerncentrale in Borssele gaat uiterlijk in 2025 dicht.

Het lozen van restwarmte in oppervlaktewater en in de lucht wordt belast met zodanige tarieven dat levering aan warmtenetten aantrekkelijker wordt. Uiterlijk in 2030 wordt dit verplicht. Er komt subsidie voor de aanleg van publiek beheerde warmtenetten. Warmtenetten worden verplicht door gemeenten beheerd. Investeringen in CO₂-opslag (CCS) worden alleen dan toegelaten als er geen duurzamer alternatief beschikbaar is, en alleen als tijdelijke tussenoplossing. Hergebruik van CO₂ (CCU) is wel een structureel duurzaam alternatief.

6B: Circulaire economie, afval en recycling: We willen in 2050 niet alleen een fossielvrije energievoorziening, maar een volledig circulaire economie: een kringloopeconomie waarin geen eindige grondstoffen worden uitgeput en waarin reststoffen (afval) volledig opnieuw worden ingezet in het systeem. Een circulaire economie is veel meer dan alleen recycling. Het begint met zuiniger omgaan met grondstoffen door anders te denken over producten en productieprocessen. Is het product het beste antwoord op de behoefte en kunnen bij de productie minder of andere grondstoffen worden gebruikt? In het ontwerp van producten en diensten moet al rekening gehouden worden met hergebruik, reparatie en recycling. Er moet ook energie teruggewonnen worden uit materialen, en afval storten en verbranding zonder energieterugwinning moet zoveel mogelijk worden voorkomen.

Voor iedere sector van onze economie komen er wettelijke doelstellingen, instrumenten en financiering, op weg naar een volledig circulaire economie in 2050. We streven daarbij naar een breed maatschappelijk akkoord met sociale partners, overheden en de milieubeweging. Er komen verplichtende richtlijnen voor recycling van materialen en producten, onder meer voor elektronica en beton. Er zijn ook nieuwe verdienmodellen nodig, waarbij je betaalt voor gebruik in plaats van voor bezit, waarbij producenten eigenaar blijven van het product. Denk aan de platforms voor auto delen, het beheer van kantoormeubilair en van medische apparaten. Dat gaan we stimuleren. We gaan ook veel meer gebruik maken van duurzame bosbouw voor duurzame houten gebouwen. Het bosareaal hiervoor in ons land wordt tenminste verdubbeld. We realiseren voor 2050 100% hergebruik van grondstoffen en afval. Hiertoe wordt naar analogie van de Klimaatwet een Afvalwet ingevoerd, met afgesproken meetbare en voor de burger afdwingbare termijndoelen. Onderdeel van deze aanpak is: we voeren de verpakkingsbelasting opnieuw in en verdubbelen de opbrengst, statiegeldregelingen voor alle plastic en blikverpakkingen worden verplicht gesteld en alle verpakkingen worden uiterlijk 2030 verplicht biologisch afbreekbaar, zoals bioplastics.

6C: Keurmerk en btw: Er komt een apart door de overheid beheerd en gehandhaafd keurmerk voor eerlijke en duurzame producten, en een verplicht productlabel van de ecologische en sociale belasting van een product en zijn verpakking. Sociale, duurzame en gezonde producten gaan onder het lage Btw-tarief vallen, alle andere producten onder het hoge tarief.

6D: Duurzame mobiliteit: We gaan veel meer investeren in minder mobiliteit (dichtbij of thuis werken), fietsen en openbaar vervoer, en we bevorderen duurzame mobiliteit. Investeringen moeten uit een apart staatsfonds gefinancierd worden, waar de overheid nu bijna gratis voor kan lenen. Het OV wordt fors goedkoper, zodat het in prijs aanzienlijk wint van gemotoriseerd individueel vervoer. Ook moeten er concrete maatregelen worden genomen voor het beprijzen van particulier vervoer met rekeningrijden gedifferentieerd naar tijd en plaats en het belasten van fossiele brandstoffen in de scheep- en luchtvaart. We maken continentale vluchten duurder (met een extra belasting) en zetten een stop op de groei van iedere luchthaven: Lelystad uitbreiding gaat niet door, Schiphol en regionale luchthavens mogen niet groeien. Waar al een snelle treinverbinding is, worden vluchten gestaakt, naar mate dat er voldoende capaciteit is.

6E: Duurzame landbouw: Een radicale verandering bij de landbouw is nodig. Het moet minder vervuilend, duurzamer, natuurlijker. De huidige landbouw draagt bij aan de opwarming van de Aarde, maar zorgt ook voor een voor de mens bedreigende drastische achteruitgang van de biodiversiteit (stikstof!), en via vervuiling en besmetting (zoönoses!) is de huidige landbouw ook nog eens rechtstreeks een bedreiging van onze gezondheid. Maar een landbouwtransitie kan niet zonder de boeren. Het huidige systeem van concurreren op kostprijs biedt op lange termijn geen perspectief voor de sector in een druk bevolkt land als Nederland. Boeren staan nu met de rug tegen de muur, en velen zouden wel verandering willen als de prijzen stijgen. Niet alleen 84% van de insecten zijn verdwenen, maar ook 93% van de boeren.

We moeten boeren verplichten, maar ook stimuleren en faciliteren, om zich te richten op het produceren van duurzame kwaliteitsproducten en grondgebondenheid, door te kiezen voor natuurinclusieve kringlooplandbouw, met zoveel mogelijk lokale productie- en consumptieketens, dier- en milieuvriendelijke landbouwconcepten en het leggen van verbinding tussen landbouw en maatschappij. Niet steeds minder boeren en meer monocultuur, maar juist meer kleine boeren en minder monocultuur, en minder dieren en meer dierenwelzijn in de veeteelt. Natuurinclusieve landbouw moet in 2050 volledig gerealiseerd zijn met meetbare en voor burgers afdwingbare tussendoelen in 2030. We sluiten daartoe een Plattelandsakkoord, in de geest van het Klimaatakkoord, met betrokkenheid van boeren, burgers en overheden op het platteland en natuur- en milieuorganisaties.

Directe inkomenssteun voor boeren vervangen we door subsidies die gekoppeld zijn aan het realiseren van maatschappelijke opgaven zoals duurzaamheid, natuurbehoud, gezondheid en dierenwelzijn. Ook kan een deel van het landbouwbudget worden ingezet voor innovatie om onze voedselvoorziening toekomstbestendig te maken. Het systeem dwingt de boeren nu tot grootschaligheid en export, terwijl dat een doodlopende weg is. Boeren die willen overstappen naar natuurinclusieve en kringlooplandbouw moeten gesteund worden, zij die daarin niet meewillen moeten uitgekocht worden.

Landbouw niet meer primair gericht op export, maar op de binnenlandse markt. Expertise gaan we juist meer exporteren, opdat ook in de Derde Wereld een betere situatie ontstaat en we niet lokale productie daar wegconcurreren. Geen oneerlijke handelsverdragen en oneerlijke EU-landbouwsubsidie meer. De macht van de inkopers en de supermarkten moet daarbij gebroken worden zodat er een eerlijke prijs ontstaat, waarin de kosten van milieubelasting verdisconteerd zijn. Het mededingingsbeleid wordt zodanig aangepast dat boeren meer marktmacht krijgen ten opzichte van de voedselverwerkers en supermarktketens, onder andere met het doel een verbetering van de afzetprijzen te realiseren. Verkoop onder de kostprijs wordt verboden.

Er komt een einde aan de bio-industrie en de intensieve veeteelt. Wij willen de omvang van de Nederlandse veestapel controleren en fors verminderen – te beginnen met een halvering in de komende 10 jaar en een volledige beëindiging van intensieve veeteelt binnen 30 jaar. Er komt per direct een moratorium op de omvang van de veestapel in de intensieve veehouderij per diersoort, vooruitlopend op het nieuwe beleid. We geven provincies de bevoegdheid om regionaal extra eisen te stellen aan de veehouderij in het kader van de volksgezondheid en het milieu en tevens nemen we het voorzorgcriterium op als weigeringsgrond voor vergunningaanvragen van veehouderijen in de AMvB’s van de Omgevingswet. Nieuwbouw van megastallen wordt niet meer toegestaan en bestaande megastallen verdwijnen.

De uitstoot van CO2, methaan, stikstof en fosfaat in de landbouw wordt verder belast. Met de opbrengsten financieren we meer subsidie voor natuurinclusieve landbouw. We brengen methaan en andere klimaat emissies onder de werking van het ETS, waardoor emissies van mest worden teruggedrongen. Boeren kunnen een deel van hun inkomen verdienen met de bescherming en ontwikkeling van natuur, recreatie, dienstverlening, opwekking van duurzame energie en zorg. Om de inklinking van het veen en de uitstoot van CO₂ tegen te gaan verhogen we het waterpeil in het veenweidegebied en stemmen we het gebruik van de grond zoveel mogelijk af op de aard van het gebied (functie volgt peil). Er komt een pakket aan stimuleringsmaatregelen om boeren te helpen over te stappen op duurzame natte landbouw. De teelt van lokale eiwitgewassen voor voedsel en veevoer wordt bevorderd. Wij willen dat er meer veevoeders uit de eigen akker- en tuinbouwrestproducten worden gehaald zodat we op termijn kunnen stoppen met de import van de dure en niet-duurzame soja. Wij willen dat de mest die op land wordt uitgereden van gezonde samenstelling is voor het milieu. De mineralen, fosfaat en stikstof gaan we daarom eerst (deels) uit de mest halen en separaat verhandelen als grondstof voor andere toepassingen. De ontheffing van Nederland in de EU om meer fosfaat uit te mogen rijden wordt direct beëindigd.

De normen voor dierenwelzijn worden verhoogd en strak gehandhaafd. Koeien kunnen grazen, kippen scharrelen, varkens wroeten. Alle stallen worden (brand)veilig. Geen varkens meer met geamputeerde staarten, op betonnen vloeren, in kraamkooien en megastallen; geen koeien die nooit hun kalveren mogen grootbrengen of in een wei mogen grazen; geen plofkippen die met gebroken vleugels het slachthuis bereiken; geen langeafstandstransporten met levende dieren, en zeker niet met dieren jonger dan twee maanden. Dieren hebben recht op een respectvolle behandeling. Landbouw- en huisdieren worden zo gehouden dat zij soorteigen gedrag kunnen vertonen. We willen regelgeving aanpassen zodat boeren verplicht worden het dierenwelzijn te monitoren en te verbeteren met moderne middelen. Er komt per direct een verbod op het houden en fokken van nertsen en andere (pels)dieren met als doel het verkrijgen van (een deel van) hun pels of vacht. Daarnaast komt er een verbod op de handel in, import en doorvoer van bontproducten.

Om onnodig transport van slachtdieren te voorkomen wordt het slachten in Nederland het uitgangspunt. Daar waar dat niet gebeurt wordt Europees geregeld dat er een verbod komt op veetransporten van levende dieren die langer dan 4 uur duren. Slachterijen gaan verplicht werken met vast personeel en investeren in kwaliteit. Er komen strenge kwaliteitsnormen en scherpe handhaving. Dierenartsen krijgen een meldplicht van misstanden en er komt ook een meldpunt voor anonieme klachten. Klokkenluiders worden beschermd en gerehabiliteerd. De NVWA wordt ook drastisch hervormd en onafhankelijk gemaakt van de minister en van de te controleren sector, opdat de cultuur van het wegkijken nu eens echt wordt aangepakt. Daarbij wordt samengewerkt met de dierenbescherming en kritische dierenartsen. Opsporing en vervolging van dierenmishandeling krijgt ook meer prioriteit. Antibiotica mogen alleen worden gebruikt in uitzonderingsgevallen en op individueel niveau, en moet zoveel mogelijk worden afgebouwd. De NVWA gaat meer inspecteren op antibioticagebruik, ook in geïmporteerd voedsel zoals kweekvis. We pleiten voor verder onderzoek naar de gevolgen van de Q-koortsepidemie en stellen samen met de sector een ruim schadefonds in voor alle getroffenen. In een toekomstige zoönose-uitbraak stellen we het belang van volksgezondheid boven het economisch belang, daarom laten we de verantwoordelijkheid over de aanpak van een dergelijke uitbraak direct en volledig vallen onder het ministerie van volksgezondheid en niet gedeeltelijk onder het ministerie van economische zaken.

We verbieden het gebruik van pesticiden die schadelijk zijn voor mens, milieu en ecosystemen, zoals neonicotinoïden. Het gebruik van biologische bestrijdingsmiddelen wordt bevorderd. Een progressieve belasting op pesticiden en geïmporteerd veevoer maakt de kiloknaller extreem duur en het onbespoten appeltje goedkoop.

Het gebruik van patentloze, vaak biologische, zaden en pootgoed willen we stimuleren. We zijn geen voorstander van het patenteren en in eigendom nemen van natuur door bedrijven. Er dient komende kabinetsperiode een beleid te komen voor toepassing van biotechnologie gericht op een duurzaam gebruik van de planeet, de bestrijding van armoede en volksgezondheid.

Nederland moet zonder dralen strikt de Europese visserijwetgeving implementeren. Vangstrechten worden voortaan verdeeld op grond van transparante, sociale en ecologische criteria die bewezen duurzame visserij belonen en stimuleren. De puls-visserij is nog niet bewezen duurzaam. Zo belonen we de innovatieve vissers. Overbevissing in onze binnenwateren willen we tegengaan. Viskwekerijen alleen op land en zoveel mogelijk alleen vegetarische kweekvis.

6F: Ruimtelijke ordening, natuur en biodiversiteit: We moeten de regie van de rijksoverheid op ruimtelijke ordening weer herstellen, zonder terug te keren in verstikkende wetgeving. Er komt weer een minister(ie) van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Duurzaamheid. We gaan de Omgevingswet aanpassen uit oogpunt van uitvoerbaarheid en handhaving milieuregels, met ook gezondheidsnormen en met meer landelijke en provinciale taakstellingen en projecten. Er komt een landelijke visie voor de toekomstige ruimtelijke ordening van Nederland over 50-100 jaar die kaders stelt voor antwoorden op o.m. de zeespiegelstijging, meer extreme rivierwaterstanden en meer extreem weer (zowel droogte als juist veel regen en storm) en die uitstootreductiedoelstellingen realiseert, de biodiversiteit substantieel doet toenemen en de woningbehoeften en mobiliteitsbehoeften accommodeert, ook in relatie tot het nabijgelegen buitenland. Er worden meer en met elkaar verbonden natuurgebieden gerealiseerd, met bescherming en herintroductie van bedreigde soorten. Er komt een plan voor herstel van de biodiversiteit. De bezuinigingen op natuur van 2011 worden ongedaan gemaakt. Er komt een limitatieve lijst van dieren die als huisdier gehouden mogen worden.

6G: Bescherming gezonde leefomgeving: Burgers moeten handhaving van normen voor gezonde leefomgeving kunnen afdwingen. De normen voor luchtkwaliteit worden verhoogd naar de WHO-normen. Normen voor geluid worden verscherpt en beter gehandhaafd, o.m. ten aanzien van mobiliteit (vliegverkeer, wegverkeer).

Het stikstofbeleid wordt aangescherpt met o.m. gedwongen uitkoop van veetelers, sluiting van alle kolencentrales en herstel en uitbreiding van natuurgebieden. Er worden bronmaatregelen genomen om de productie van ernstig giftige, kankerverwekkende PFAS-stoffen te verbieden.

Bij bouwen of bij ander gebruik van de grond krijgt de veiligheid en kwaliteit van het drinkwater de hoogste prioriteit. Voorraden voor de toekomst worden beschermd tegen bedreiging en vervuiling, zoals het lozen van afvalwater en de winning van zout of gas. Wij willen naar blijvend gezond water door zo spoedig mogelijk microplastics uit cosmetica en wasmiddelen te verwijderen en door waterfilters tegen vervuiling door medicijnen bij ziekenhuizen verplicht te stellen. Ook gewasbeschermingsmiddelen en mest mogen niet in het oppervlaktewater komen door lozing of afspoeling. Bij de waterzuivering worden grondstoffen als fosfaten uit afvalwater gewonnen en hergebruikt. De normen voor lozen van voor de gezondheid schadelijke stoffen door bedrijven in bodem, water en atmosfeer moeten veel strikter worden gehandhaafd en veel zwaarder, ook strafrechtelijk, worden vervolgd.

7. We zorgen voor een enorme versterking van onze publieke sector.

7A. De publieke sector als geheel.

We versterken en moderniseren de publieke sector. We investeren 15 miljard structureel extra in meer banen en betere arbeidsvoorwaarden in de publieke sector. Publieke dienstverlening organiseren we zonder marktwerking, met politiek gelimiteerde regie. Daar heerst geen concurrentie, maar samenwerking. We herstellen het vertrouwen in de professionals en stoppen met micromanagement en bureaucratische controles. Professionals krijgen ruime regel- en budgetruimte. De organisaties in een moderne publieke sector hebben een menselijke maat, zijn plat met weinig overhead en onnodige bureaucratie en liefst coöperatief georganiseerd, mogen geen winstoogmerk hebben en opereren binnen publieke kaders en toezicht. De relatie tussen cliënten en professionals staat centraal bij de kwaliteit van dienstverlening en deze moeten niet in individuele consumentrelaties worden vormgegeven – we moeten het individualisme in onze samenleving bestrijden waarin burgers tot consumenten gereduceerd worden en de Staat/publieke sector tot een ‘BV Nederland’.

Bij onvoldoende prestaties en/of wanbeleid gaan publieke instellingen niet dicht of failliet, maar worden ze tijdig onder toezicht geplaatst. Zorg, onderwijs en kinderopvang zijn een recht, geen voorziening. Die rechten moet afdwingbaar zijn. We stoppen met het eisen van zelfredzaamheid. De keuzevrijheid in collectieve arrangementen beperken we. We stoppen met de individualisering van kosten van publieke dienstverlening. We gaan zorg, onderwijs en kinderopvang volledig collectief via de belastingen financieren. Zonder aparte premies, eigen bijdragen en eigen risico.

7B. Een solidair, toegankelijk en efficiënt zorgstelsel van hoge kwaliteit.

Het zorgstelsel wordt ook in de media voornamelijk beoordeeld op het rechtse criterium van beheersing van de collectieve kosten. Deze focus is rechts, aangezien nooit meegewogen wordt in hoeverre collectieve kostenbeheersing tot individuele kostenstijging leidt. Als we van alles uit het verzekerde pakket gooien, is rechts trots op kostenbeheersing. Links zou daartegen in moeten brengen dat dit leidt tot tweedeling in de zorg, omdat zorgbehoevende mensen deze onverzekerde ingrepen voortaan zelf moeten bekostigen. De toegankelijkheid en kwaliteit van en het werken in de zorg blijven te vaak onbesproken. De bewering dat de zorgkosten sneller stijgen dan ons nationaal inkomen – wat we met elkaar verdienen in dit land (het bbp) is niet waar, in werkelijkheid stijgt ons bbp al zes jaar op rij sneller dan onze zorguitgaven. Conclusie: de groei van de zorguitgaven is prima financierbaar en helemaal niet onhoudbaar. Gezien het belang dat mensen hechten aan goede gezondheidszorg is het percentage van ons bnp dat de zorg ons kost eigenlijk een koopje. De voorspelling van het Centraal Planbureau (CPB) dat de zorgkosten de komende 25 jaar verder zullen stijgen, hangt nauw samen met de verwachting dat we in die 25 jaar ook rijker worden, en wie rijker wordt hecht aan betere – en dus duurdere – zorg. Die rijkdom schept echter ook ruimte om meer zorg te betalen. Meer zorgkosten is ook helemaal niet slecht voor de economie, zoals neoklassieke economen stellen. Zorg is net als andere sectoren ook een ‘motor van de economie’: er wordt geproduceerd, er worden behoeften bevredigd en er verdienen 1,3 miljoen mensen hun geld mee, dat ze vervolgens weer uitgeven aan de bakker, de aannemer of een nieuwe auto.

Maar voor sommige mensen is de zorg inmiddels wel onbetaalbaar geworden, en dat heeft alles te maken met de verdeling van de kosten. Het argument dat ‘een gemiddeld gezin nu al meer dan een vijfde van het inkomen kwijt is aan zorg’ wordt vaak gebruikt om bezuinigingen te bepleiten. Het zou echter vooral een reden moeten zijn om de zorgkosten anders te verdelen. Wie vindt dat kosten voor ziekte en hulpbehoevendheid een eigen verantwoordelijkheid zijn, of misschien zelfs eigen schuld (‘dan had je je er maar beter tegen moeten verzekeren’), of dat zorg een ‘consumptiegoed’ is waarbij het inkomen nu eenmaal bepaalt hoeveel je ervan kunt consumeren, zal kiezen voor het individualiseren van de zorgkosten. Het is een politieke keuze, geen wetenschappelijke of economische keuze. Onze PvdA moet in haar verkiezingsprogramma duidelijk maken dat stijgende individuele zorgkosten een politieke, ideologische keuze zijn. En dat wij staan voor een links, solidair alternatief, met solidariteit tussen arm en rijk en tussen ziek en gezond. Dat de zorgkosten collectief prima financierbaar zijn – ook als je fors daarin extra investeert, als je bereid bent het geld daarvoor te halen waar het zit, en tegelijkertijd de zorg veel efficiënter en effectiever organiseert. Want er worden nu miljarden euro’s verspild door een inefficiënt zorgstelsel en perverse prikkels.

We stoppen radicaal met marktwerking in de zorg en vervangen concurrentie door samenwerking. De Autoriteit Consument en Zorg (ACM) wordt onbevoegd in de zorg. Zorgaanbieders moeten geen winstgedreven ondernemers zijn en mogen geen winstuitkeringen doen. Iedereen in de publiek gefinancierde zorg komt in loondienst, bij voorkeur in een zorgcoöperatie. Zorg moet regionaal georganiseerd worden, dichtbij de mensen. De vrije keuze van patiënten en cliënten voor een zorgverlener gaan we wettelijk waarborgen. Hun rechtsbescherming gaan we versterken, evenals de privacybescherming.

Voor commerciële zorgverzekeraars is er in de publiek gefinancierde zorg geen rol meer. Wel krijgen zij het aanbod om zich om op regionale basis om te vormen tot een publiek gefinancierd en publiek aangestuurd zorgkantoor. De publiek gefinancierde zorg gaan we niet meer inkopen of aanbesteden, maar vormgeven in een subsidierelatie. Die subsidierelaties worden gebaseerd op basis van door een per zorgregio periodiek vastgestelde regionale zorgvisie. Die vaststelling wordt gedaan door de gezamenlijke gemeenten in die zorgregio met behulp van een gemeenschappelijke regeling. De regionale zorgvisie behoeft ministeriële goedkeuring – onthouding daarvan kan alleen op basis van strijdigheid met de wet of strijdigheid met een periodiek door het parlement vastgesteld landelijk zorgkader. Alle publiek gefinancierde zorg gaat zo gefinancierd worden met één samenhangende regeling en één loket (het publieke regionale zorgkantoor).

We gaan de zorg volledig financieren door een eerlijke, rechtvaardige belastingheffing. Zorgpremies (zowel de nominale als de inkomensafhankelijke), eigen bijdragen en eigen risico verdwijnen. Dan kan ook de zorgtoeslag geschrapt worden. Welke zorg nuttig en/of nodig is, blijft een zaak van politieke besluitvorming, op basis van deskundig advies. Linkse politiek bepleit daarbij een zo breed mogelijk pakket van voldoende bewezen werkende zorg. Mond/tandartszorg en paramedische behandelingen horen daarbij, evenals preventieve behandelingen en anticonceptie.

Er komt een andere bekostigingssystematiek in de zorg. De huidige budgetplafonds vervallen. We gaan niet meer bekostigen op basis van het aantal verrichtingen, maar gaan werken met het zgn. cappuccinomodel: de bekostiging wordt vooral gebaseerd op basis van de hoeveelheid patiënten die ze onder hun hoede hebben (de koffie). Daarnaast wordt er een kleine opslag verstrekt per ingreep of consult (de melk) en ook nog een opslag bij uitzonderlijk goede prestaties of innovaties (het schuim). Zorgkantoren krijgen de bevoegdheid – met instemming van de gemeenten in de zorgregio – subsidievoorwaarden te stellen die efficiëntie, doelmatigheid en kwaliteit bevorderen. Ook de minister van zorg – met instemming van het parlement – kan daartoe in het nationale zorgkader verplichtende voorwaarden opnemen. Tot die voorwaarden behoren in ieder geval: ingrepen moeten voldoende bewezen medisch nut hebben; een efficiënte verdeling van dure voorzieningen voor complexe medische zorg, waarbij onder meer gedeconcentreerde zorg voor chronisch zieken door huisartsen met participatie van specialisten wordt aangeboden; dure medische technologie wordt alleen toegepast als die bewezen meerwaarde voor kwaliteit van leven en/of de levensverwachting van de patiënt oplevert ten opzichte van chirurgisch handwerk; en verplichte toepassing van bewezen ICT-technologie op het direct met elkaar kunnen communiceren in de hele zorg, de beveiliging en de bescherming van de privacy. We beperken de prijs- en patentmacht van de farmaceutische industrie.

We versterken de poortwachtersfunctie van huisartsen en wijkverpleegkundigen voor toegang tot specialistische, paramedische en/of langdurige zorg, die daartoe meer capaciteit krijgen. Het CIZ wordt opgeheven. Diagnostisch onderzoek wordt bekostigd. Spoedeisende zorg wordt alleen bekostigd als het ook spoedeisend is. Indicaties vinden alleen plaats na tenminste een persoonlijk gesprek door de huisarts/wijkverpleegkundige zelf. Indicaties moeten passend zijn wat betreft de duur van te verlenen zorg. Huisartsen krijgen een rol in het signaleren van zorgaanbieders die hun werk niet goed doen. De Inspectie voor de Gezondheidszorg krijgt ook taak de effectiviteit van de zorgverlening te beoordelen. Deze kwaliteitsoordelen worden openbaar gemaakt.

We investeren veel meer in preventie van gezondheidsproblemen (vergoeden effectieve behandelingen tegen verslavingen en van gezonde leefstijl, stimuleren gezond bewegen) en voeren daartoe ook meer regulering (verbieden van roken en ongezonde producten op scholen, zorg- en sportinstellingen, wettelijke maximumpercentages vet, suiker en zout, meer onderzoek naar preventie en genezing ernstige ziekten, vaccinatievereisten mogelijk maken bij scholen en kinderopvang) en beprijzing (differentiatie btw) in. Er komt een landelijk expertisecentrum voor de zorg.

We maken een eind aan de financiering en indicatie van zorg via gemeenten (WMO en Jeugdzorg). Zorgprofessionals bij niet commerciële zorgaanbieders moeten zelf de zorgindicatie verzorgen. De financiering moet landelijk geschieden, en het zorgaanbod moet worden gereguleerd in een provinciale of regionale zorgvisie, die politiek wordt besloten. Er komt snel een noodplan voor het oplossen van de tekorten in de jeugdzorg, de zorg voor mensen met een beperking, de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en de ouderenzorg. We vertragen en verminderen de extramuralisering van zorg. Niet iedereen wil en kan langer zelfstandig thuis wonen. En waar dat wel kan, moet er ook geld en ruimte zijn voor aanpassingen van woningen, nieuwe woonvormen, dagbesteding, etc. We investeren ook in de kwaliteit en de toegankelijkheid van het doelgroepenvervoer. Eigen kracht en zelfredzaamheid moet een recht, geen plicht zijn. Burgers die een beroep doen op langdurige zorg krijgen dan een wettelijk recht om zelf een plan op te stellen hoe die hulp eruit moet zien. Dit recht wordt actief bevorderd en gefaciliteerd, waarbij burgers het recht hebben om zich te laten bijstaan. Voor deze bijstand kan desgewenst een beroep worden gedaan op betaalde, onafhankelijke deskundigen. Het gebruik van een PGB blijft daarbij mogelijk en wordt niet, zoals nu te vaak gebeurt, ontmoedigt. We versimpelen de procedures rondom het PGB. De overheid moet zorgen voor passende ondersteuning en facilitering voor mantelzorg, met o.m. veel meer respijtzorg en zorgverlof.

7C: Veel beter onderwijs, gebaseerd op gelijke kansen, rekening houdend met ongelijke startposities.

In het onderwijsbeleid voeren we een radicaal op gelijke kansen gericht beleid – nu vergroot het onderwijs eerder de gelijkheid van kansen. Dat vraagt in de eerste plaats om uitstel van studiekeuze tot 15/16 jaar met een investerings- en innovatieplan en -budget voor meer niveaudifferentiatie en verschillende werkvormen.

Al in de vroegste jaren wordt nu ongelijkheid in kansen opgelopen. Het huidige voorschoolse onderwijs wordt steeds minder door kinderen van ouders met een laag inkomen/lage opleiding bezocht, ook door de oplopende kosten. We maken dit onderwijs daarom gratis, d.w.z. volledig collectief uit de belastingen gefinancierd, net zoals we dat met de kinderopvang gaan doen. De voorschoolse educatie moet – voor tenminste 16 uur per week – beschikbaar worden voor alle kinderen vanaf twee jaar. Onderwijs en kinderopvang, inclusief de voorschool, worden geïntegreerd in publiek en collectief gefinancierde en georganiseerde kindercentra.

Deze centra worden onderwijscoöperaties met veel regel- en budgetruimte voor de onderwijsprofessionals. De leraar moet veel meer eigenaar van het onderwijsleerproces worden en dus ook daarover veel meer zeggenschap hebben. De lumpsum bekostiging wordt deels vervangen door meer overheidssturing opdat publiek geld ook overeenkomstig met het doel ervan effectief en efficiënt besteed wordt en er minder reserves nodig zijn. M.n. op terrein van het curriculum, personeel en huisvesting krijgt de overheid een grotere rol. Onderwijs moet weer om onderwijs draaien, zodat leraren niet zich druk hoeven te maken over statistieken en financiering.

We willen minder prestatiedruk in het onderwijs. Met minder toetsen. Huiswerk zoveel mogelijk afschaffen. Plezier in leren moet een prioriteit zijn. Tegelijkertijd breiden we de onderwijstijd uit. Er komt een veel breder vakkenpakket. De taal- en rekenvaardigheid, maar ook de kennis in andere vakken moet substantieel omhoog. Teveel leerlingen ontberen nu basale, noodzakelijke kennis en vaardigheden. Maar er is ook meer dan alleen cognitieve kennis. Kinderen moeten zich breed kunnen ontwikkelen, met ook vaardigheden, muziek, theater, beeldende vorming en bewegingsonderwijs. Moderne leerpsychologische kennis moet leiden tot betere didactiek, dus o.m. niet alleen leren door luisteren. Daarbij helpt het als er veel meer contact is tussen ouder, kind en leraar, ook voor tieners ouder dan 15 jaar. Geen 7 minuten op een ouderavond, maar uren. Liefst met het kind erbij. En dat er mensen worden ingevlogen voor lezingen over hoe je omgaat met leermotivatie of met angst, of over pesten of drugs.

Hiervoor hebben we al aangegeven fors te investeren in werk in de publieke sector. In het onderwijs pakken we de forse tekorten van leraren aan met minder werkdruk en meer collega’s. We verminderen de werkdruk en realiseren meer aandacht per leerling. We realiseren kleinere klassen (gemiddeld 23 leerlingen, in achterstandswijken gemiddeld 12 leerlingen) en een kleinere lestaak (max. 1/3 van de aanstelling). Er komen ook meer onderwijsassistenten (per klas tenminste één), meer vakleerkrachten (bijv. voor bewegings- en voor cultuuronderwijs) en iedere school krijgt tenminste een schoolconciërge. Er komt meer specialistische begeleiding in kader van passend onderwijs. De salarissen van leraren in het PO en VO worden gelijk getrokken. We komen met een actieplan om sneller leraren op te leiden. Deze investeringen maken onderdeel uit van de eerder genoemde investering van 15 miljard euro per jaar in de publieke sector.

In de bekostiging moet het meeste geld en de beste leraren en leermiddelen gaan naar de moeilijkste leerlingen/scholen met de grootste pedagogische uitdagingen, in plaats van de huidige rendementsbekostiging en het huidige onderwijsachterstandenbeleid. In plaats van premies op zo snel mogelijk doorstromen willen we een premie op het bieden van kansen. Bij scholen met een extra pedagogische uitdaging ontvangt men een toeslag en een kleinere lestaak, zodat er meer individuele begeleiding gegeven kan worden. De bekostiging moet recht gaan doen aan de inspanningen van een school om leerlingen te stimuleren en te begeleiden om hun talenten optimaal te ontplooien, en dit moet niet zoals nu juist risico’s voor een school opleveren. Concurrentie tussen scholen wordt zoveel mogelijk vervangen door samenwerking. De verschillen in kwaliteit tussen scholen moeten veel minder groot worden. Zwakke scholen moeten eerder onder toezicht worden geplaatst. Kinderen zijn anders de dupe.

In het publiek bekostigde basis en voortgezet onderwijs komt er op iedere school een toelatingsrecht. Scholen mogen leerlingen niet meer afwijzen, ook niet vanwege de religieuze identiteit van de school. Bij capaciteitsproblemen kan er tijdelijk een stop worden toegestaan, maar de school moet dat met extra publieke middelen zo snel mogelijk oplossen.

Mbo-instellingen met veel leerlingen uit achterstandsituaties krijgen gericht extra overheidsgeld om deze leerlingen naar het diploma te tillen dat voor hen haalbaar is. En we verlengen de leerplicht voor jongeren die nog geen startkwalificatie hebben en wel de potentie hebben die te halen. Stapelen van diploma’s is een belangrijk principe voor sociale mobiliteit. Jongeren krijgen een doorstroomrecht: een diploma geeft zonder extra voorwaarden recht op vervolgonderwijs. De aansluiting wordt verbeterd, extra toegangseisen vervallen en er komen goede schakelprogramma’s. Er komt extra geld voor extra begeleiding, bijlessen en coaching van studenten die doorstromen van mbo naar hbo, in het laatste jaar mbo en het eerste jaar hbo, en voor meer professionele studieloopbaanoriëntatie en -begeleiding.

We gaan het passend onderwijs beter afdwingen en faciliteren. Leerplichtambtenaren krijgen doorzettingsmacht om kinderen met een beperking op scholen te plaatsen. Er komt landelijk één wettelijke definitie van basiszorg dat de minimumondersteuning omschrijft die iedere school moet bieden. Scholen mogen dan niet langer leerlingen weigeren omdat ze niet in staat zouden zijn passend onderwijs te leveren. We brengen de bekostiging daartoe ook op orde. Erkend moet worden dat voor sommige leerlingen speciaal onderwijs een beter alternatief blijft. Daartoe blijven een aantal van deze scholen in regionaal verband in stand. Leerlingen met een (meervoudige) beperking die geen regulier onderwijs kunnen volgen, kunnen kosteloos onderwijs volgen of naar de dagbesteding. Voor het onderwijsdeel en de onderwijsondersteuning wordt geen eigen bijdrage gevraagd. Leerlingen die meer begeleiding nodig hebben, krijgen die ook, publiek bekostigd. De medicalisering van leerproblemen moet worden teruggedrongen.

Er komt een speciaal programma gericht op veel betere deelnamecijfers van studenten met een beperking in het mbo en het hoger onderwijs. De toegankelijkheid van het onderwijs voor studenten met een beperking wordt een afdwingbaar recht, de instellingen krijgen daarvoor extra middelen.

Het komt nog steeds teveel voor dat studenten in het mbo en hbo geen stageplek krijgen door discriminatie, bijv. door een niet-westerse achternaam, een hoofddoek of vanwege hun genderidentiteit of -expressie. De onderwijsinstellingen zijn al verantwoordelijk voor het regelen van een stage. Daarenboven gaan we dat recht op stage afdwingbaar maken voor de studenten. En er komt een meldingsplicht voor discriminatie naar de Inspectie SZW.

We zorgen voor een publiek gefinancierd landelijk aanbod van basiseducatie voor laaggeletterden (er zijn 2,5 miljoen laaggeletterden in ons land, waarvan ruime meerderheid autochtoon), gericht op basisvaardigheden op het terrein van in ieder geval taal, rekenen en digitale vaardigheden, waaronder het kunnen beoordelen van informatie op betrouwbaarheid. Gemeenten moeten taakstellingen en geoormerkte middelen daarvoor krijgen. Er komen speciale, gratis, laagdrempelige en aantrekkelijke scholen voor basiseducatie in alle gemeenten met een extra inzet op de wijken waar dit probleem het grootst is (dit wordt onderdeel van de eerder genoemde nieuwe wijkaanpak), met een open digitaal interactief ondersteuningskanaal en een landelijk kwaliteitskader. Bij de opzet wordt samengewerkt met volwassenenonderwijs, bibliotheken en buurtwerk/wijkcentra, en met scholen in het PO en VO: scholen bemiddelen actief voor taalonderwijs voor ouders van hun leerlingen wanneer zij constateren dat die inzet nuttig kan zijn. Er komen aparte diploma’s voor de verschillende taalniveaus met een bescheiden bonus/beloning bij het behalen daarvan. Ook moeten we veel meer werk maken van toegankelijk volwassenenonderwijs. We organiseren een landelijk netwerk met volwassenenonderwijs: van tweede kans voortgezet onderwijs, van specifieke cursussen tot hoger onderwijs voor volwassenen – ondersteund door een ruim aanbod van digitaal afstandsonderwijs. Voor lage inkomens wordt dit gratis toegankelijk, en voor middeninkomens gaan gesubsidieerde tarieven gelden.

Bibliotheken worden gratis en gepromoot met taal- en leescafés, quizzen, publieke dictees e.d. We investeren in moderne bibliotheken, met moderne media en digitale toegang, die nauw samenwerken met scholen en het taalonderwijs. Bibliotheken worden leesbevorderingscentra. Iedere wijk en ieder dorp moet een fysieke, goed toegankelijke bibliotheekvoorziening hebben. Jongeren tot 25 jaar en inkomens tot 130% van het sociaal minimum krijgen een gratis abonnement op een onafhankelijk dagblad (al dan niet digitaal) naar keuze, gratis toegang tot muziekschool of andere culturele scholing, en een lidmaatschap bij een sportclub naar keuze. Musea worden gratis voor jongeren en minima. We verdubbelen ook het cultuurbudget en zetten een open digitale universiteit op naar het voorbeeld in het VK.

Al het onderwijs tot en met het mbo wordt gratis (het lesgeld in het mbo vervalt). Zgn. vrijwillige ouderbijdragen worden verboden. Excursies en leermiddelen worden in de bekostiging vergoed. We gaan ook de sluipende privatisering van het onderwijs tegen, door o.m. extra begeleiding in het reguliere onderwijs aan te bieden en te bekostigen. Zo zorgen we dat elk kind, ongeacht de portemonnee van de ouders, gelijke kansen in het onderwijs heeft. Dat gaan we volledig financieren uit de Rijksbegroting. 

De huidige studiefinanciering (rentedragende studielening en aanvullende beurs) vervangen we door een voor iedereen gelijke studentenuitkering van 1000 euro per maand plus een OV-studentenkaart (met gratis reizen in daluren) – ongeacht ouderlijk inkomen en of je thuis- of zelfstandig woont. De uitkering wordt gekort bij eigen inkomsten boven de 500 euro per maand. Er is geen partner- of vermogenstoets. Wij stellen voor in het hoger onderwijs het collegegeld te vervangen door een door de Belastingdienst te innen studieheffing over het na afloop verdiende inkomen voor een bepaalde, maximum periode. De heffing is hoger na rato van het dan verdiende inkomen en naar rato van de verbruikte studieduur.

7D: Meer veiligheid voor iedereen.

De veiligheidssector zit verstopt. De rechtsstaat en de toegang tot het recht komen steeds meer in het geding. De hele rechtsketen dreigt door tekorten verstopt te raken. De extra banen moeten deze tekorten opheffen. We verbeteren de veiligheid, de toegang tot het recht en de werking van de rechtsketen. In de veiligheids- en justitiesector investeren we ook in meer personeel en betere beloning, als onderdeel van de eerder genoemde investeringen in de publieke sector. We zorgen onder meer voor duizenden extra wijkagenten, extra rechercheurs, specialisten op bijv. bestrijding van cybercriminaliteit, meer rechtshulp en rechters, militairen, marechaussees, maar ook voor conducteurs, toezichthouders, wijkconciërges, en inspecteurs van toezichthouders (denk aan de Belastingdienst, de Arbeidsinspectie, de Privacy-waakhond, de Voedsel- en Warenautoriteit, de Inspectie voor milieu en van landbouw, etc.).

En we verleggen de focus. Veel criminaliteit is nu drugsgerelateerd. In plaats van steeds meer inzet op repressie, hetgeen aantoonbaar niet werkt, zetten we in op legalisering en regulering van drugs. Maar ook meer in het algemeen zetten we minder eenzijdig in op strafrecht, en meer op preventie en reclassering, met een aparte inzet op veelplegers, met name bij jongeren. Uit onderzoek blijkt dat een ruime meerderheid van veroordeelden een verstandelijke beperking of stoornis heeft. Er moet daarom veel meer worden ingezet op effectieve behandeling, soms langdurig of zelfs levenslang. Gedurende die periode moet ook de bescherming van de samenleving tegen mogelijke recidive tenminste net zo zwaar gewogen worden als het belang van de cliënt in TBS.

Georganiseerde criminaliteit en de verbindingen daarmee met de bovenwereld (o.m. door witwassen), wapenhandel, terrorisme en belastingontduiking/witte boorden criminaliteit worden het speerpunt van repressie. Er komen meer mogelijkheden om financiële en vastgoedtransacties waarbij wordt witgewassen, aan te pakken, ook achteraf. Daklozen, verslaafden, mensen zonder verblijfsvergunning, worden niet meer achtervolgd met boetes en opsluitingen, maar begeleid, gericht op oplossing van hun problemen. Kinder- en mensenrechten worden weer hard gegarandeerd. We maken meer werk van strijd tegen discriminatie (incl. homofobie, islamofobie en antisemitisme), huishoudelijk geweld, besnijdenis van vrouwen, gedwongen huwelijken, kindhuwelijken, eerwraak, mensenhandel en seksuele intimidatie, waaronder intimidatie op straat. Dat laatste wordt eindelijk wettelijk strafbaar. We bestrijden actief etnische profilering bij de politie en bestrijden ook daar het institutioneel racisme.

We investeren ook in de organisaties, scheiden Justitie weer van de politie, en decentraliseren een deel van de aansturing van de nationale politie. Het geweldsmonopolie blijft bij de politie. Meer politiemenskracht moet de overmatige groei van buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) terugdringen. We ontlasten de rechtspraak ook door veel procedures niet meer in eerste instantie door de rechter te laten afdoen, zoals bij echtscheiding en schuldhulpverlening. We verlagen de griffierechten en investeren in gratis rechtsbijstand en juridisch advies.

Bij de versterking van defensie zorgen we vooral voor meer inzet op personeel, met een betere uitrusting, beloning en rechtspositie. De investeringen in defensie moeten substantieel worden verhoogd om aan de actuele bedreigingen en Europese ambities te voldoen. Naast de dreiging van het internationaal terrorisme is er buitenlandse dreiging voor onze veiligheid en/of behoud van onze democratische rechtsstaat vanuit o.m. Rusland, China, Syrië en andere delen van het Midden-Oosten en Venezuela. De inzet is gericht op bestrijding van dat terrorisme en het pacificeren van in de eerste plaats Europa, het Midden-Oosten (incl. een eigen entiteit voor de Palestijnen) en Afrika. Daarbij wordt defensie naast diplomatie en ontwikkelingssamenwerking ingezet. We streven naar veel meer Europese defensiesamenwerking en willen de afhankelijkheid van de VS verminderen. De 2% norm van de NAVO kan dan ondanks de extra ambitie worden verlaagd. De totale defensie-uitgaven moeten niet meer afhankelijk zijn van het nationaal inkomen, alleen de verdeling van die uitgaven over de lidstaten moet dat zijn. We combineren deze systeemwijziging met de hiervoor genoemde substantiële verhoging van het defensiebudget.

8. We worden de markt weer meester: terug naar het Rijnlandse model.

8A: Gereguleerde marktwerking. De markt is ontspoord in een Angelsaksische dodemansrit. We moeten terug naar het Rijnlandse model. We moeten de markt weer meester worden. Lange termijndoelen met balans in de belangen van alle stakeholders moeten centraal komen te staan, in plaats van alleen korte termijnbelangen van aandeelhouders. Naast het private winstbelang moeten ondernemingen zich rekenschap geven over hoe zij bijdragen aan de belangen van hun werknemers en aan publieke belangen, zoals een duurzame, circulaire productie – people, planet and profit. En dat over hun hele productie- en distributieketen. Ondernemingen moeten in hun publiek jaarverslag meer verplichte onderdelen opnemen over hun sociaal en duurzaamheidsbeleid.

De overheid neemt eigendom in bedrijven die van nationaal belang zijn. We maken vijandige overnames moeilijker door werknemers een blokkerende stem te geven bij alle overnames en fusies, door een wachttijd in te voeren en door financiering door eigen vermogen te eisen. Nu worden overnames vaak gefinancierd via schuld, en dat is slecht voor het bedrijf en voor de economie als geheel. De investeerder, en niet de belastingbetaler moet de grootste risicodrager zijn. Dit wordt vooraf getoetst. Excessieve schuldfinanciering en het verzwakken van de balans van ondernemingen wordt wettelijk beperkt.

We pakken kartelvorming en monopolies aan en we beperken het patentrecht in duur en ook waar het publieke belang teveel in het geding is, zoals nu bij de farmaceutische industrie en bij internetbedrijven als zoekmachines, sociale media en softwarebedrijven. We verbeteren de huurbescherming van zelfstandige winkeliers en de rechtspositie van franchisenemers, en we passen de mededingingswetgeving aan, zodat de macht van grote inkopers tegenover kleine zelfstandigen wordt ingeperkt. Bij overheidsopdrachten garanderen we dat kleine ondernemers dezelfde kansen krijgen als grote bedrijven.

Er moeten ook scherpere regels komen voor private equity bedrijven. Het lange termijnperspectief bij bedrijven wordt ondermijnd door excessen van private equity-partijen en door activistische aandeelhouders. Die jagen bedrijven op om onderdelen af te stoten of onderdelen te verkopen zonder oog voor de belangen van werknemers of klanten. Gezonde bedrijven gaan daardoor op termijn kapot. We moeten de uitwassen van dit Angelsaksische aandeelhouderskapitalisme bestrijden: de investeerder, en niet de belastingbetaler moet de grootste risicodrager zijn; excessieve schuldfinanciering en het verzwakken van de balans van ondernemingen moeten worden beperkt; de invloed van werknemers moet worden vergroot; en de kosten en het verdienmodel van private equity-partijen moeten transparant worden.

Consumentenbelangen moeten veel beter worden beschermd. Dat vraagt o.m. strengere regulering en betere handhaving, waarbij de vrije mededinging beperkt kan worden. De Autoriteit Consument en Markt moet zich beperken tot puur private en niet grotendeels door overheid gesubsidieerde en/of gereguleerde sectoren (dus geen zorg, onderwijs, kinderopvang, etc.) en stelt consumenten- en publieke belangen zwaarder dan pure mededingingsbelangen. Ook moet het verbod op het georganiseerd onderhandelen over prijzen van zzp-ers vervallen. Het ACM moet proactief controleren op een nieuw door de overheid vastgesteld en gehandhaafd Keurmerk Duurzaam en Eerlijk Ondernemen. Geen zelfregulatie meer, maar harde zekerheid voor een faire beloning, goede arbeidsomstandigheden, geen uitbuiting, geen kinderarbeid, geen bijdrage aan onveiligheid, een schone, circulaire productie en distributie, geen schade aan biodiversiteit en geen vervuiling van lucht, water en bodem. Reclame en productinformatie moet betrouwbaar zijn, met aansprakelijkheid van de producent als dat niet zo is, en productaansprakelijkheid moet veel minder eenvoudig als nu uitgesloten kunnen worden. Dat geldt des te meer voor digitale aanbieders. We zetten ons in om de misstanden die nu wekelijks bij consumentenprogramma’s te zien zijn aan te pakken met extra regelgeving en handhaving. Met scherpe en intensieve inspecties en hoge, effectieve boetes.

We gaan de mogelijkheden voor een coöperatieve sociale onderneming bevorderen, door een lager vennootschapstarief en een eigenstandige rechtsvorm.

8B: Meer zeggenschap voor werknemers. Door de in hoofdstuk II voorgestelde collectieve vermogensaanwasdeling delen werknemers meer mee met de winst van ondernemingen. Daarbij maken we het aantrekkelijk om dit te doen in de vorm van aandelen voor werknemers, waardoor werknemers mede-eigenaar worden en ook zeggenschap verwerven. De rechten van de Ondernemingsraad (OR) worden versterkt, o.m. met een recht op het benoemen van een deel van de leden van de Raad van Commissarissen: De Raden van Commissarissen moeten tenminste drie leden hebben die andere onderwerpen bewaken dan de beleggersbelangen, waaronder tenminste een die specifiek let op werknemersbelangen. Tenminste de helft van de leden moeten bestaan uit andere dan vooral financieel georiënteerde types. Werknemers krijgen instemmingsrecht bij overnames en een sterke positie bij afhandeling van faillissementen, doorstarten, fusies en overnames. Het stakingsrecht gaan we wettelijk regelen.

Er komen maatregelen om de positie van vakbonden te versterken. Onderdelen van cao’s kunnen alleen voor leden gaan gelden, teneinde free-rider gedrag tegen te gaan. In het burgerschapsonderwijs wordt aandacht gegeven aan het belang van vakbonden en van organisatie van werknemers. Er wordt niet getornd aan de algemeenverbindendverklaring van cao’s. Nepbonden, bonden die in hoofdzaak afhankelijk zijn van financiële bijdragen van werkgevers, worden uitgesloten van het cao-overleg.

We versterken de positie van werknemers in het ontslagrecht, in plaats van de verslechteringen die Rutte III wil doorvoeren. We gaan borgen dat het onderzoek bij ontslagaanvraag beter en onafhankelijker plaatsvindt, met tenminste een mondelinge hoorzitting van de werknemer en goede, gratis rechtsbijstand.

8C: Een minder op export gebaseerde economie en eerlijke handel in plaats van vrijhandel. Onze economie moet minder afhankelijk worden van het buitenland en dus van export en doorvoer. Binnenlandse bestedingen moeten veel meer de motor van onze energie worden. Teveel van de Nederlandse productie gaat naar buitenlandse consumenten. We moeten gericht beleid voeren op het verminderen van ons enorme handelsoverschot. Het is onjuist om goedkope lonen te verdedigen omdat die meer banen zouden betekenen. Ze betekenen weliswaar meer banen voor de export, maar die gaan ten koste van banen in de binnenlandse sector met een per saldo negatieve uitwerking op onze levensstandaard. Daarom moeten de lonen juist omhoog in de exportsector.

Eerlijke en duurzame handel moet volledige vrijhandel vervangen, ook in internationaal opzicht. We bevorderen actief eerlijke en duurzame handelsrelaties. We beoordelen handelsverdragen hierop zeer kritisch en staan geen aparte rechtssystemen hiervoor toe (geen ISDS, geen ICS). De vrijhandelsverdragen met Japan, Canada en de Zuid-Amerikaanse Mercosur-landen voldoen daar niet aan en kunnen dus niet zonder aanpassing daarop gesteund worden. Lidstaten en regio’s in lidstaten moeten op grond van economische problemen en achterstand tijdelijk ontheffing kunnen krijgen van het verbod op overheidssteun aan bepaalde bedrijven of sectoren. Daartoe worden objectiveerbare criteria en voorwaarden opgesteld, waaraan de Europese Commissie toetst.

Daarnaast verdubbelen we het budget voor ontwikkelingssamenwerking. Dat budget wordt ontdaan van oneigenlijke zaken als migratie, Nederlandse handel en defensie. We zetten met name in op goed bestuur & democratische rechtsstaat, verduurzaming & tegengaan van effecten klimaatcrisis (droogte, wateroverlast, temperatuurstijging, extreem weer), emancipatie & non-discriminatie en de realisering van de VN-ontwikkelingsdoelen. Ernstige schending van mensenrechten betekent dat we geen handel bevorderen en overgaan tot sancties, liefst met zoveel mogelijk andere landen, bij voorkeur ook in EU-verband. Maar desnoods zetten we alleen de toon. De geloofwaardigheid van buitenlandse politiek moet terug. 

8D: Een minder op schulden gerichte economie met een kleinere, strak gereguleerde financiële sector. We willen ook een minder op schulden gerichte economie. De omvang van die schulden is internationaal vergeleken zorgwekkend groot, hetgeen ons zeer kwetsbaar maakt. Het is een rem op economische groei en een levensgevaarlijk gevaar voor de macro-economische stabiliteit. In plaats van de focus op reductie van overheidsschulden moeten we de focus richten op reductie van private schulden en daarmee een veel kleinere financiële sector, voor een duurzame, stabiele economische groei. We stoppen radicaal met het aantrekken van nieuwe financiële spelers uit het buitenland, zoals nu in de aanloop naar de Brexit gebeurt. Met de door ons bepleite beperking van hypotheken zal ook de financiële sector sterk krimpen. Dat willen we nog verder bevorderen door hogere buffers bij banken te eisen. Wij willen de buffers geleidelijk verhogen naar 10 procent van het kapitaal. De gewogen risico-eisen worden eveneens verhoogd. Hard eigen vermogen is beter dan vermogen dat kan worden omgezet in eigen vermogen (coco’s). Wij willen daarom stoppen met de fiscale bevoordeling van coco’s – een soort converteerbare obligatieleningen waarmee banken strengere kapitaalregels kunnen omzeilen. In de risicomodellen van banken moeten harde ondergrenzen aan het kapitaal worden gesteld, de zogenaamde kapitaalvloeren.

Ook meer regulering helpt om de ‘Wolf on Wall Street’ te temmen. We voeren een verbod in op te risicovolle producten, en verplichten tot een harde scheiding tussen nuts- en zakenbankfuncties (aparte spaarbanken). De huidige bonuswetgeving wordt verscherpt: een bonus mag niet 20% maar nog maar 10% van het vaste salaris bevatten en mag niet gerelateerd zijn aan doelstellingen die speculatie bevorderen of anderszins strijdig zijn met het algemeen belang. Ook de omvang per bank is nu te groot.

We willen streven naar een stelsel van kleinere banken, die bij problemen dan ook minder kostbaar gered kunnen worden. Kleinschaligheid helpt ook de focus meer op het klantbelang te leggen en de nutsfuncties van banken te versterken. We willen ook meer diversiteit in banken, waaronder een staatsbank en een echt coöperatieve bank. SNS Bank moet daarom beslist niet naar de beurs. Als een bank gered moet worden, wentelen we dat niet meer af op de belastingbetaler. De leiding moet dan plaatsmaken. Bij wanbeleid volgt vervolging, we schikken niet meer.

We stellen het belang van klanten centraal bij banken met regels over minima aan kantoren, persoonlijk contact en advies, geldautomaten, etc. Dit zal ook het verlies aan werkgelegenheid, met name voor lage en middelbaar geschoolde functies, deels kunnen compenseren. Het wordt eenvoudiger om van bank over te stappen – banken moeten o.m. zelfde rekeningnummer blijven gebruiken en automatische incasso’s continueren. Betaalgegevens zijn van de klant, niet van de bank. Banken beschikken alleen over de gegevens, omdat zij een nutsfunctie hebben: het veilig en goed laten verlopen van het betalingsverkeer. Banken mogen betaalgegevens niet verkopen aan derden. De gedragscode waarin de omgang met betaalgegevens is geregeld, willen wij aanpassen, waarbij de bescherming van privacy voorop staat.

Banken dragen nog steeds te weinig bij aan de overheidsfinanciën. Banken betalen geen btw. Wij willen de bankbelasting daarom verhogen. Daarnaast voeren we in Europees verband een belasting in op speculatieve transacties met aandelen (Financial Transaction Taks – FTT – of ook wel Tobin-tax genaamd). Wij willen de bankenunie vervolmaken door de invoering van een door banken zelf gefinancierd Europees depositogarantiestelsel (DGS), zodat overheden onder druk van spaarders niet in de verleiding komen falende banken alsnog te redden. Met de invoering van een Europees DGS zorgen we ervoor dat de Europese bankenunie naast Europees toezicht en een Europees steunfonds stevig op drie pijlers rust. Daarvoor is het wel nodig dat de bankbalansen eerst verder op orde worden gebracht. Ook de verstrengeling tussen banken en overheden moet verder worden doorbroken. Staatsobligaties moeten daarom een eerlijkere weging krijgen in de Europese en internationale financiële regelgeving. Ook wordt het aandeel staatsobligaties op een bankbalans gemaximeerd.

We willen een vervolg op de discussie over de rol van banken en van de overheid bij geldcreatie en stellen regels bij het gebruik van digitale geldmiddelen als bitcoins. Geldschepping moet de samenleving dienen: een goede democratische controle op geldschepping, het voorkomen van financiële zeepbellen en het creëren van ruimte voor publieke bestedingen. We stimuleren dat geld in de productieve economie terechtkomt en ontmoedigen speculatie.

Sommige verzekeraars verkeren in zwaar weer. Wij willen dat er geen dividenden mogen worden uitgekeerd als buffers onder druk staan. We bevorderen coöperatieve verzekeringen met echte zeggenschap van de deelnemers. Collectieve schadeafhandeling is slecht geregeld in Nederland. Woekerpolishouders en derivatenbezitters blijven te lang met ellende zitten. Wij willen een juridische mogelijkheid invoeren om sneller tot collectieve oplossingen te komen.

De accountants hebben bewezen zichzelf niet te kunnen reguleren. We voeren regels en verscherpt toezicht in om te waarborgen dat de controle op rechtmatigheid en op een getrouw beeld geven op juiste wijze plaatsvindt. Zij moeten een Chinese muur opzetten tussen accountantswerkzaamheden en advieswerkzaamheden. Fiscalisten, accountants en vermogensbeheerders ontspringen nog te vaak de dans bij belastingontduiking. In de praktijk worden deze mensen zelden strafrechtelijk vervolgd, terwijl hier wel mogelijkheden voor bestaan. Dat moet anders, omdat dit de mensen zijn die de ingewikkelde constructies bedenken om de fiscus om de tuin te leiden. We moeten de mogelijkheden verruimen om adviseurs te vervolgen die meewerken aan belastingontduiking en agressieve belastingontwijking.

(Semi-)overheidsinstellingen moeten ook minder speelruimte krijgen op financieel terrein met een verplichte, externe toets op investeringen en contracten. Mogelijk kan de BNG hierbij ook een rol spelen als verplichte bankier.

8E: Regulering van het internet. De privacy van burgers moet veel beter worden beschermd en het internet moet meer worden gereguleerd. Overheden en publieke instellingen moeten zelf controle houden over hun databestanden. Er komt wettelijk gegarandeerde zeggenschap en transparantie over de koppeling van databestanden in publieke sectoren. Burgers krijgen zeggenschap en controle over wat er met hun data gebeurt en er komen strenge wettelijke voorwaarden voor het omgaan met deze data.

Bij het gebruik van algoritmes en databestanden wordt transparantie wettelijk verplicht. Stigmatiserend gebruik van algoritmes, bijv. bij het bestrijden van fraude, wordt verboden. Er komt geen nieuw SyRI. Algoritmes mogen niet leiden tot uitsluiting op de arbeidsmarkt of verzekeringen.

We ondersteunen de ontwikkeling van een ‘publiek internet’, met waardengedreven publieke en non-profit platforms, waardoor informatie en communicatie, en daarmee datastromen, niet langer via commerciële platforms hoeft te gaan. Zo bevorderen we een divers en pluriform internet met verschillende typen spelers.

We gaan de digitale infrastructuur veel steviger reguleren. Dit geldt des te meer in het geval platformbedrijven nutsfuncties vervullen. De huidige kaders voor wetgeving en regulering lopen achter bij de alledaagse realiteit van algoritmische lock-ins, ongebreidelde verknopingen van datastromen, vervagende grenzen tussen de private infrastructuur en gebruikersvoorwaarden met een onduidelijke status. Zelfregulatie is evident onvoldoende gebleken. Het dwingend en niet transparant goedkeuren van delen van je data en surfgedrag op websites wordt verboden. Platformbedrijven moeten voor hun diensten voldoen aan dezelfde eisen als hun concurrenten: cao-naleving (Picnic), verbod op schijnzelfstandigheid (Deliveroo, Uber), beroepsvoorschriften (Uber) en belastingvoorschriften als btw en toeristenbelasting (AirBNB). 

We voeren naar Frans voorbeeld een aparte belasting in op digitale diensten (Digitaks) en voeren wetgeving in om monopolyposities (zoals Google bij zoekmachines en Facebook bij sociale media) te breken. Dat kan o.m. met interoperabiliteit, het verbieden van koppelingen (zoals die nu door de Europese Commissie is verboden tussen het besturingssysteem Windows en de zoekmachine Internet Explorer), en door te verbieden dat toegang tot platforms of data uniek is – zoals nu Facebook bepaalt welk aanbod van andere partijen is toegestaan. Dataportabiliteit maakt het gebruikers mogelijk een alternatief voor Facebook te kiezen zonder gegevens te verliezen en dus zonder virtuele vrienden te verliezen.

We nemen maatregelen om jongeren beter te beschermen tegen potentieel beschadigende content en verslavend internetgedrag, en om burgers te beschermen tegen misleiding met ‘fakenews’ – dat moet wel zeer transparant en controleerbaar gebeuren, onafhankelijk van de overheid – en bewuste manipulatie van de democratie.

9. We versterken onze democratische rechtsstaat.

9A: Meer inzetten op verbetering vertegenwoordigende democratie dan directe democratie: Directe democratie verdraagt zich slecht met vertegenwoordigende democratie. Ze dreigt gauw te ontaarden in een dictatuur van de meerderheid, waarbij de belangen en argumenten van de minderheid er niet toe doen. Directe democratie is zeer gevoelig gebleken voor eenzijdige informatie en opinievorming. Vertegenwoordigende democratie met evenredige vertegenwoordiging, een lage kiesdrempel en bescherming van rechten van politieke minderheden geeft meer kans op een betere weging van het publieke belang. We versterken de representatieve, gekozen democratie met meer geld voor onderzoek en ondersteuning van volksvertegenwoordigers in ieder gekozen orgaan, een veel betere vergoeding van hun werkzaamheden op lokaal en provinciaal niveau, versterking van de positie van politieke partijen, met eisen aan democratische organisatie en financiële transparantie, er komt een lobbyregister, het nevenwerkzaamheden en -inkomstenregister wordt veel sterker gehandhaafd, met boetes en bekendmaking bij overtredingen, er komt geen kiesdrempel, we versterken de rechten van parlementaire minderheden, en de informatiepositie van volksvertegenwoordigers wordt versterkt (en niet beperkt, zoals het huidige kabinet wil), ambtelijke notities en verslagen mogen niet meer worden achtergehouden.

We voeren geen referendum in, anders dan op lokaal niveau voor kwesties die alleen dat lokale niveau betreffen. Daarvoor komen hoge drempels (aanvraag gesteund door 40% van kiesgerechtigde inwoners, uitslag tenminste 50% voor van stemgerechtigden). Wel voeren we een uitgebreider burgerinitiatiefregeling in en faciliteren we via loting samengestelde burgerraden op lokaal niveau. Deze krijgen een adviesrecht aan gemeenteraden. En we gaan in wijken en dorpen vormen van gedeeltelijk zelfbeheer invoeren, bijv. op terrein van groenbeheer en -onderhoud. Daarbij is altijd ook publieke financiering en dus zeggenschap aanwezig. Burgerparticipatie bij totstandkoming beleid wordt verder bevorderd. Daarvoor komt een speciaal ondersteunings- en innovatieprogramma en -budget. De plan- en onderzoeksbureaus van de overheid en het CBS worden wat betreft de wetenschappelijke pluriformiteit en onafhankelijkheid versterkt. Er komt een aparte onafhankelijke Uitvoeringskamer, die vooraf toetst of voorstellen voldoende uitvoerbaar zijn. De Algemene Rekenkamer krijgt de bevoegdheid om geen goedkeurende verklaring te geven. Deze kan worden overruled door een besluit van de gezamenlijke Eerste en Tweede Kamer. Er komen verplicht rekenkamers voor lagere overheden.

9B: Staatsrechtelijke hervormingen: We voeren een Grondwettelijke toetsing in van wetten. De Raad van State wordt gesplitst in een adviesorgaan van de wetgever en in een bestuursrechter, die ook deze Grondwettelijke taak erbij krijgt. De Eerste Kamer blijft bestaan, maar krijgt een terugzendrecht. De Eerste Kamer wordt iedere twee jaar voor de helft opnieuw gekozen door de leden van de Provinciale Staten.

Gemeenteraden en Provinciale Staten kunnen tussentijds door hen zelf of hun bestuur ontbonden worden voor tussentijdse verkiezingen. We voegen de taken en bevoegdheden van de waterschappen bij de provincies. De waterschapsbelasting wordt daarbij eerlijker, en dus minder zwaar voor huishoudens. Gemeenten worden in de komende kabinetsperiode niet meer tegen hun wil heringedeeld. De bestuurskracht van kleine gemeenten wordt versterkt met meer geld en mogelijkheden voor aantrekken van hoog genoeg geschoold personeel. Gemeenschappelijke regelingen tussen lagere overheden worden voorzien van een verplichte dualistische structuur zoals in gemeenten. De bestuurders en volksvertegenwoordigers in de organen van een gemeenschappelijke regeling worden gekozen door en uit de bestuursorganen die zij vertegenwoordigen.

De burgemeester en de Commissaris van de Koning worden openbaar gekozen door de gemeenteraad respectievelijk Provinciale Staten. De kabinetsformateur wordt door de Tweede Kamer benoemd en ontslagen.

De staatsrechtelijke rol van de Koning wordt ook in formele zin beperkt tot representatieve en extern vertegenwoordigende functies. De Grondwet wordt ontdaan van de suggestie dat wetten bij de gratie van een God verkondigd worden. Leden van Koninklijk Huis betalen gewoon belasting en hun inkomen wordt gebracht onder de maximum norm voor topbeloningen in de publieke sector. Van staatsvoorzieningen kan geen gebruik gemaakt worden voor privédoeleinden en paleizen zijn publiek bezit en worden zoveel mogelijk ook voor publiek toegankelijk.

9C: Een democratischer Europese Unie. We zetten in op verdere democratisering van de EU: er komt een aparte Europese Senaat met leden gekozen door en uit de leden van de nationale parlementen van de lidstaten. Deze zetelt in Straatsburg. Het Europees Parlement wordt dan niet langer meer gekozen per lidstaat, maar op Europese lijsten van Europese partijen, en zetelt alleen in Brussel. Het EP kiest de voorzitter van de Europese Commissie, en moet akkoord gaan met de benoeming van de andere leden ervan, waarin niet langer iedere lidstaat vertegenwoordigd is. De voorzitter van de Europese Raad van ministers moet met instemming van de Europese Senaat gekozen worden. Het vetorecht wordt drastisch beperkt, meerderheidsbesluitvorming wordt de norm. De bevoegdheden van Europees Parlement worden uitgebreid. De controle op rechtmatigheid en doelmatigheid van de uitvoering wordt versterkt met meer bevoegdheden van de Europese Rekenkamer. De rechtspositie van de Europarlementariërs wordt gelijk ongeacht de lidstaat waar zij vandaan komen en substantieel versoberd.

9D: Meer openbaarheid en betere rechtsbescherming van burgers tegen de overheid. We versterken de publieke controle door extra middelen voor onafhankelijke, journalistiek, met als speerpunten voor versterking van de lokale, regionale en Europese politiek en onderzoeksjournalistiek. De publieke omroep wordt versterkt met meer digitale mogelijkheden. Reclame wordt daar vervangen door extra bekostiging. We versterken de democratische rechtsstaat door een substantiële versterking van het recht op openbaarheid in de Wet op de openbaarheid, en een betere regeling voor klokkenluiders. De positie van de Ombudsman en van de Kinderombudsman worden ook versterkt. Gemeenten en provincies moeten zich aansluiten bij een regionale onafhankelijke, bij wet ingestelde Regionale Ombudsman. Burgers krijgen meer rechtsbescherming tegen besluiten van gemeenten, maar procedures worden verkort en aan het eindeloos kunnen doorprocederen wordt een eind gemaakt.

10. We voeren een linkse begrotingspolitiek en we hebben een plan voor de huidige en toekomstige crises.

10A: Andere begrotingspolitiek, andere begrotingsregels: We voeren een linkse begrotingspolitiek, maken een eind aan de schadelijke te grote zuinigheid bij de overheid. We zijn voor degelijke financiering van overheidsuitgaven, maar dan wel zonder neoliberale dogma’s en gericht op de langere, duurzame termijn. Hervormingen moeten voldoen aan eisen van sociale rechtvaardigheid en aan eisen van ecologische duurzaamheid. We nemen de bezittingen en vorderingen van de overheid in aanmerking bij de herformulering van de staatsschuld, dan is onze staatsschuld veel lager (voor de huidige crisis zelfs nul). We stappen af van de regel dat meevallers op de begroting alleen gebruikt mogen worden voor de aflossing van de staatsschuld.

Het financieringstekort hoeft ook niet per sé maximaal 3 procent op jaarbasis te zijn. Gemiddeld 3 procent voor een langere periode zou de inzet moeten zijn. Er is daarnaast geen enkele noodzaak tot het creëren van een begrotingsoverschot. Begrotingsoverschotten moeten gebruikt worden voor investeringen. Begrotingsdoelen moeten we afwegen tegen sociale doelen (werkgelegenheid, ongelijkheid, armoede en uitsluiting) en duurzaamheidsdoelen.

We hadden ooit de gulden financieringsregel dat overheden konden lenen voor rendabele investeringen. Die moeten we weer hanteren. En die leningen tellen dan niet mee voor het financieringstekort, de kost gaat voor de baat uit. Investeringen gaan we zoveel mogelijk doen via een Nationale Investeringsbank (NIB) 2.0, dat voor 51% ook gevoed wordt door pensioenfondsen. NIB 2.0 geeft weer obligaties uit, die ook door ECB gekocht kunnen worden. Bij de te financieren projecten moeten steeds ook concrete, meetbare doelen als het versterken van de werkgelegenheid, het beperken van ongelijkheid en het versterken van de bestaanszekerheid betrokken worden. Waar het bedrijfsleven van deze investeringen meeprofiteert, is er van die zijde cofinanciering.

En ja, dat moeten we Europees regelen, met een verandering van het stabiliteits- en groeipact, maar laten we daar maar eens assertief in zijn. Worden de Europese begrotingsregels niet aangepast, dan zit er niks anders op dan statelijke ongehoorzaamheid. We moeten niet te benauwd zijn om veranderingen af te dwingen, zolang het vetorecht nog bestaat. De EU zal sociaal zijn, of niet zijn.

Wij pleiten voor veel meer overheidsinvesteringen. Investeren in rendabele projecten, uiteraard. Rendabel, in die zin, dat we als samenleving daarin op langere termijn de vruchten van pakken. Rendabele doelen zijn bestemmingen die de economie en samenleving toekomstbestendiger maken. Zeker nu de rente zo laag is en voorlopig ook zal blijven moeten we nu ook in deze tijd van relatieve voorspoed als overheid fors investeren. Voor het eerst in de geschiedenis is de rente op staatsleningen bij alle looptijden negatief. Daarmee verdient de overheid voor het eerst door meer te lenen. Aflossen van staatsschuld kost juist geld. Aflossing is onnodig  en onwenselijk.

Wat nodig is, zijn minder besparingen (dat doen we o.m. door de AOW te verhogen en daarmee de aanvullende pensioenen te verlagen[1]), hogere consumptie (dat doen we door hogere inkomens te bevorderen) en hogere investeringen, zowel privaat (dat doen we door kapitaal aan te wenden voor speculatieve doeleinden of dood laten staan fiscaal onaantrekkelijk te maken en door anti-speculatie regelgeving) als publiek (dat doen we o.m. met onze investeringen in duurzaamheid en de oplossing van de woningnood. Dat zorgt voor een hogere welvaart voor huidige én toekomstige generaties.

10B: Een solidair, sociaal en solide Europa. Geen landen als zondebokken. Bij een volgende (inmiddels huidige) crisis moet de schuld niet bij een zogenaamd dom land gelegd worden, Italië bijvoorbeeld. Italië is met de hoge staatsschuld en de eigenwijze, populistische regering de ideale zondebok. Hoe onverstandig het beleid van dat land misschien ook is (niet vanwege het laten oplopen van de staatsschuld, maar vanwege het gebrek aan goede plannen voor de besteding van het geld en de slechte en oneerlijke inning van belastingen), Italië is niet de oorzaak van de huidige of een volgende crisis. Hoogstens een druppel die de emmer doet overlopen. Wie zich laat afleiden door zondebokken, komt niet toe aan het aanpakken van de werkelijke oorzaken.

We moeten in de EU Eurobonds invoeren: landen lenen geen geld op de ‘gewone’ geldmarkt, maar van de Europese Centrale Bank, waarbij landen in feite garant staan voor elkaar. Als staatsschulden oplopen gooit de private geldmarkt maar al te graag de rente voor staten omhoog. Daardoor loopt de staatsschuld verder op en ontstaat een eindeloze negatieve spiraal. Eurobonds voorkomen dat, want de ECB kan de rente in de hand houden. Ook de ECB zal voor verschillende landen verschillende tarieven rekenen, maar veel gereguleerder dan op de markt. Als je de rentevorming aan de markt overlaat geef je financiële markten de macht om landen af te straffen. Bij Italië kunnen Eurobonds het verschil zijn tussen wel en niet omvallen. Eurobonds betekenen voor landen als Nederland en Duitsland wel een iets hogere rente.

We ondersteunen de crisisvoorstellen van de Europese Commissie om te komen tot extra crisisfinanciering.

10C: (Neo-)Keynesiaanse beleid in tijden van crisis: De wereld ziet er ineens anders uit sinds plotseling het Covid-19 virus zich over de wereld heeft verspreid. Inmiddels zijn er tienduizenden dodelijke slachtoffers, en honderdduizenden ernstig zieken die lang moeten revalideren. Het heeft onze bestaansonzekerheid drastisch en met een schok enorm vergroot. Niet alleen wat betreft hoe het verder gaat met het virus – kunnen we het indammen, komt er en wanneer dan een werkend vaccin, hoe zit het met de immuniteit, komt er nog een tweede, derde (of zelfs nog meer) golf van infectie? – maar ook wat betreft onze economie: het aantal werklozen stijgt snel, bedrijven gaan failliet, ondanks alle maatregelen. En wat betekent de crisis voor de mogelijkheden om de duurzaamheidscrises (klimaat, biodiversiteit, vervuiling), de woningnoodcrisis, de ongelijkheidscrisis, etc. te bestrijden?

Deze Nieuwe Tien over Rood is grotendeels geschreven voor deze crisis uitbrak. Maar in deze toenemende onzekerheid is het in zekere zin geruststellend dat de analyses en oplossingsrichtingen overeind blijven, sterker nog, aan kracht winnen. We wijzen onder meer op:

-de noodzaak om de intensieve veeteelt te beëindigen, om de kans op toekomstige zoönoses te verminderen;

-de noodzaak om de zorg geheel anders in te richten, zonder marktwerking, met veel meer publieke regie en opbouw van reservecapaciteit;

-de noodzaak om de arbeidsmarkt beter te reguleren met meer werkzekerheid en veel minder flexwerk, opdat er meer baanzekerheid is, en de noodzaak om te komen tot veel betere arbeidsbemiddeling en (om)scholing van werkenden;

-de noodzaak om te komen tot een beter werkend inkomensvangnet voor iedereen, zonder veel voorwaarden, verplichtingen en sancties en met een fors hoger sociaal minimum;

-de noodzaak om onze economie anders in te richten, meer gericht op alle stakeholders, en niet alleen op korte termijn aandeelhoudersbelang, met minder private schulden die ons kwetsbaar maken, met maatregelen die belastingontwijking en overmatige beloning tegengaan, etc.;

-de noodzaak om onze publieke sector te herwaarderen, met oplossingen voor de werkdruk, en betere beloning;

-de noodzaak om de enorme inkomens- en vermogensongelijkheid aan te pakken, met een herwaardering van inkomens van vitale beroepen, het maximeren van beloningsverschillen, en een rechtvaardiger belastingstelsel, zonder armoedeval.

Helaas hebben we de recente periode van hoogconjunctuur weer niet gebruikt om het dak te repareren toen deze zon scheen. De private schulden zijn hoger dan voor de schuldencrisis die begon in 2008. Werkzekerheid is verder ondergraven door flexwerk te blijven bevoordelen. De Europese systemen zijn nog steeds niet euro-proof. Neoliberale concepten zijn verder doorgevoerd met als gevolg een enorme woningnood en een enorme ongelijkheid – in inkomen en vermogen, in levensverwachting en gezondheid, in kansen en mogelijkheden. Naast schrijnende armoede bestaat schaamteloze zelfverrijking. Generaties, etnische groepen en religies worden tegen elkaar opgezet. Het cement in de samenleving van onze verzorgingsstaat vertoont ernstige betonrot. De plannen voor verduurzaming dreigen door een oneerlijke uitwerking deze nog eens te versterken. Internationale solidariteit verwordt steeds meer tot onverholen eigen volk eerst. Zondebokken worden gezocht en gevonden.

Het is nu zaak de crisis ook te gebruiken als een kans om deze structurele misstanden nu wel aan te pakken. Gelukkig maken we tot nu toe niet weer dezelfde fout als na 2008 om niet een vangnet te bieden en niet de mensen te redden. In plaats van de overheid als bankier van last resort is de overheid nu terecht employer of lost resort. Verlenging van financiële steun – alleen nog in de vorm van lening en/of bij gift in ruil voor zeggenschap – aan grote bedrijven (>250 werknemers) moet gekoppeld zijn aan eisen van structurele aanpassingen op terrein van hun belastingontwijking, aan eerlijke beloningsverhoudingen en arbeidsverhoudingen, aan opschorting van dividenduitkeringen en bonussen, aan het aanspreken van eigen middelen, en last but not least aan concrete verduurzamingseisen. Juist nu moeten we doorpakken met het socialer, duurzamer en zekerder maken van onze samenleving. De eisen daartoe moeten niet worden opgeschort, maar aangescherpt. Laten we de kansen van de crisis niet missen, en daardoor volgende crises afwenden. Om met Churchill te spreken: Never let a good crisis go to waste.

In tijden van financieel-economische crisis voeren we (neo-)Keynesiaanse begrotingspolitiek. We bezuinigen niet op de sociale zekerheid, pensioenen of de werkgelegenheid en inkomens in de publieke sector, en we verhogen niet de lasten van huishoudens ten bate van lagere lasten op kapitaal.

In een crisis worden bedrijven terughoudend met investeringen en ook burgers houden de hand op de knip. Om te voorkomen dat de economie in een spiraal naar beneden raakt, is het aan de overheid om te blijven investeren. Dat is goed voor de werkgelegenheid, goed voor de koopkracht, en er is veel nuttigs te doen: het energiezuinig maken van woningen, grootschalige duurzame energie, wijken opknappen, infrastructuur up-to-date maken, nieuwe woningen bouwen. Dan moeten er op het moment van crisis wel concrete plannen klaar liggen die direct uitvoerbaar zijn. En die investeringen moeten dan niet afhankelijk gesteld worden van private cofinanciering, zoals in het verleden vaak werd gedaan. Dat werkt niet in tijden van crisis, de overheid zal zelf verantwoordelijkheid moeten nemen. Een deel van de investeringen kan prima door semipublieke instellingen zoals de woningcorporaties gedaan worden, mits zij er de ruimte voor krijgen.

En bij de investeringen moeten ook niet ineens allerlei wettelijke procedures buiten werking gesteld worden. Regeringen grijpen een crisis graag aan om te doen wat ze al lang wilden maar waar voordien geen draagvlak voor was. Partijen die zich al heel lang ergerden aan de uitgebreide inspraakmogelijkheden bij infrastructurele plannen grepen de vorige crisis aan om daar in één klap van af te komen. De Crisis- en herstelwet werd in de markt gezet als grote aanjager van werkgelegenheid in crisistijd en kleedde de inspraak van bewoners en milieuorganisaties grotendeels uit. Snelwegen, vliegvelden (Lelystad), grote mestvergistingsinstallaties: het moest allemaal snel aangelegd kunnen worden om de crisis te bestrijden. Het verzet van milieuorganisaties werd beperkt door hun voor te houden dat ook windmolens eerder gebouwd zouden kunnen worden. De Crisis- en herstelwet van 2010 was eerst tijdelijk maar werd drie jaar later permanent. Want ook dat is een les van de crisis: tijdelijke maatregelen zijn vaak een opmaat voor permanente maatregelen. Bij de huidige en volgende crises is het zaak ervoor te zorgen dat de crisis niet opnieuw misbruikt wordt.

Hoe slechter de economische situatie, hoe belangrijker een goed vangnet om ervoor te zorgen dat mensen niet helemaal door de bodem zakken. In economische termen is sociale zekerheid een van de ‘automatische stabilisatoren’: de koopkracht blijft enigszins op peil, wat goed is voor bedrijven. Crisis betekent vrijwel per definitie oplopende werkloosheid. In de eerste plaats is het dan belangrijk dat je als overheid dan je rol pakt als employer of last resort. Versterk dus juist in crisistijd de publieke sector met meer banen, dat helpt ook nog eens bij het oplossen van maatschappelijke problemen die ook verergeren in tijden van crisis. Ook gesubsidieerde arbeid moet daarbij als sluitstuk helpen.

Om de sociale zekerheid als economische stabilisator te laten werken zou het stelsel in tijden van crisis juist uitgebreid moeten worden. Regeringen hebben vaak de omgekeerde neiging: zodra het aantal uitkeringen stijgt, ontstaat de drang te gaan bezuinigen. Een regeling voor deeltijd-WW – zoals nu de NOW-regeling voor loonkostenvergoeding voor bedrijven die ernstig te leiden hebben van de crisis – zorgt ervoor dat mensen toch hun baan behouden: ze blijven in dienst maar werken minder uren en krijgen voor de niet gewerkte uren een uitkering. De regeling moet worden volgehouden tot het einde van de crisis en altijd weer heropenbaar zijn voor een volgende crisis. Er moeten strenge voorwaarden zijn dat niemand – ook geen flexwerkers – wordt ontslagen, er geen dividend en bonussen uitgekeerd worden of eigen aandelen worden opgekocht, er geen belastingontwijking plaatsvindt, topbeloningen moeten worden gematigd en het bedrijf moet meewerken aan verduurzaming. En we voeren een extra inkomensvangnet nu in deze crisis in, het Toekomstinkomen, voor mensen die nu buiten de bestaande vangnetten vallen en mede als alternatief voor de regeling die het kabinet voorstelt voor ontslagen flexwerkers.

Het aantal zzp’ers is flink toegenomen na de laatste crisis. Zij hebben geen recht op WW of geld bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. Broodfondsen, waarbij zzp’ers elkaar financieel ondersteunen, helpen in geval van crisis niet want dan zit iedereen in zwaar weer. Daarom zullen bij de huidige crisis bij ongewijzigd beleid daarom veel meer mensen in armoede vervallen. Het in hoofdstuk I voorgestelde gegarandeerd Zekerheidsinkomen met een hoger sociaal minimum helpt ook om mensen te behoeden voor armoede in tijden van crisis, en het bepleitte minimumtarief voor zzp-ers. De overmatige flexibilisering zal in tijden van crisis niettemin een groot risico blijven vormen, veel zzp-ers zullen onvoldoende hebben gespaard om te kunnen blijven investeren. De voorstellen in hoofdstuk II over het paal en perk stellen aan de overmatige flexibilisering heeft daarom grote urgentie. De overheid moet voor zzp-ers en voor het mkb in tijden van crisis ook risicoarme en goedkope investeringskredieten organiseren, zoals nu ook wordt gedaan.

En we moeten de gratis scholingsmogelijkheden voor mensen in de WW en de bijstand (te vervangen door het gegarandeerde zekerheidsinkomen) drastisch verruimen, juist in tijden van crisis. In plaats van de werklozen op te jagen naar werk dat er in tijden van crisis onvoldoende is, kunnen we beter zorgen dat mensen zich verder en beter scholen. Op termijn is dat veel beter voor de economie. Zie daarvoor ook de voorstellen in hoofdstuk II.

De maximum hypotheek maken we ook conjunctuur afhankelijk: het maximum (als percentage van het inkomen of van de woningwaarde) wordt lager bij sterk stijgende prijzen en hoger bij dalende prijzen. Dit helpt om de woningmarkt te stabiliseren. Door veel meer te investeren in betaalbare huren en het oplossen van de woningnood (zie hoofdstuk V), door drastisch schulden van huishoudens te saneren en te investeren in preventie van en hulpverlening bij schulden (zie hoofdstuk I), zorgen we dat huishoudens er bij een volgende crisis beter voor staan.

En we verhogen de vermogensbelasting voor miljonairs in tijden van crisis, omdat de inkomsten uit de belasting voor vermogensrendementsheffing dan drastisch zullen teruglopen – het rendement op vermogen in economisch is in slechte tijden laag of zelfs negatief. En we verhogen de progressieve vennootschapsbelasting op winst van bedrijven met een solidariteitsheffing op winst die niet geïnvesteerd wordt. Zo kunnen investeringen des te meer blijven plaatsvinden, maar worden dividenduitkeringen en opkopen van eigen aandelen, of het oppotten van winst in overmatige reserves in tijden van crisis extra ontmoedigd. In 2008 werd het tegenovergestelde gedaan: de vennootschapsbelasting werd verlaagd.  Zo blijft het stelsel solidair en zorgen we voor geld voor de publieke zaak.

Een van de grote problemen tijdens de vorige crisis was dat banken van schrik geen geld meer uitleenden. Doordat bedrijven gewend zijn om veel met leningen te financieren, ook hun ‘gewone’ uitgaven, had het opdrogen van de kredietverlening enorme gevolgen. Gemiddeld genomen zijn bedrijven tegenwoordig nog afhankelijker van leningen dan in 2008: de totale schuld van bedrijven is inmiddels hoger dan kort voor de vorige crisis. Een plotselinge opdroging van de kredietverlening is funest. De overheid moet blijven zorgen voor de beschikbaarheid van bedrijfskredieten in tijden van crisis. Daarbij helpt de hiervoor bepleitte publieke Nationale Investeringsbank 2.0. Deze kan in tijden van crisis bedrijfskrediet blijven leveren. Ook kan de ECB als voorwaarde stellen aan banken om in aanmerking te komen voor overheidssteun dat zij deze kredieten blijven verstrekken.

De 2600 miljard die de Europese Centrale Bank de afgelopen jaren in de financiële markten pompte leidden tot vastgoed- en aandelenbubbels en kwamen niet ten goede van de werkelijke economie. Het zou helpen als de discussie niet gaat over wel of niet stimuleren door de ECB, maar over de vorm waarin de ECB stimuleert. Een van de manieren om ervoor te zorgen dat het geld daadwerkelijk de economie versterkt is wat sommigen green quantitative easing noemen (groene geldverruiming). De ECB verstrekt dan grootschalig geld aan de Europese investeringsbank, die met dat geld de investeringen pleegt die nodig zijn voor de energietransitie. Waarbij de Europese investeringsbank zelf het initiatief neemt en niet afwacht of bedrijven met investeringsplannen komen, want dat valt zelfs tijdens hoogconjunctuur al tegen, laat staan in crisistijd. De afgelopen jaren werd als alternatief voor de Draghi-methode ook ‘helikoptergeld’ geopperd, oftewel het rechtstreeks uitdelen van geld aan mensen. Het voordeel van groene geldverruiming ten opzichte van helikoptergeld is echter dat je zeker weet dat het geld daadwerkelijk wordt uitgegeven en dat je er een groenere energie-infrastructuur voor terug krijgt.


[1] Ook de in kader Pensioenakkoord voorgestelde verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zzp-ers kan met dit Zekerheidsinkomen achterwege blijven.

[2] Directeur-Groot Aandeelhouders

Skip to content