Menu Sluiten

Motie schuldenoffensief

De Politieke Ledenraad in vergadering bijeen op 16 november 2019 te Eindhoven,

Overwegende

-dat private schulden in Nederland een ongeëvenaarde omvang in de wereld hebben en dat deze voor huishoudens maar ook voor onze samenleving en economie als geheel daarmee een groot risico vormen,

-dat problematische en risicovolle schulden bij 1,2 miljoen huishoudens deze huishoudens nu in een bijna uitzichtloze situatie laat verkeren, en dat dit tot enorme maatschappelijke kosten leidt,

-dat de toegankelijkheid en effectiviteit van de huidige schuldhulpverlening zeer gering is,

-dat tegelijkertijd er een enorme schuldenindustrie bestaat van mensen en bedrijven die een meer dan goed belegde boterham aan deze schulden verdienen,

-dat kredietverstrekkers in Nederland anders dan in vele andere landen nauwelijks risico lopen bij het verstrekken van kredieten,

-dat in geen enkel ander land het maken van private schulden zo enorm fiscaal gesubsidieerd wordt en bij studenten direct wordt aangemoedigd,

-dat de overheid de grootste schuldeiser is, en dat daarbij de fiscale toeslagen een grote rol spelen, en dat deze toeslagen bovendien onvoldoende aangevraagd worden en een enorme armoedeval veroorzaken (waardoor extra werk en loon nauwelijks loont),

Van oordeel dat de aanpak van private schulden urgent een breed offensief vereist, op basis van het hierna volgende programma:

  1. Laat de kredietverlener meer risico lopen met wijziging faillissements- en hypotheekwetgeving, en met meer zorgplicht voor kredietverleners. Bij faillissement is er (max. eenmaal per 6 jaar) geen claim op toekomstig inkomen, restschuld hypotheek vervalt bij inleveren onderpand.
  2. Beëindig alle fiscale subsidiëring van private schulden (waaronder hypotheekrenteaftrek) en beëindig geheel het systeem van studieleningen. In plaats van hypotheekrenteaftrek zorgen we voor gesubsidieerd bouwsparen en voor betaalbaar huurwoningaanbod (met o.m. afschaffen alle heffingen op sociale woningbouw, herstel brede volkshuisvesting met meer Rijks- en provinciale regie en meer reguleringsmogelijkheden voor verhuur, aanpak speculanten en huisjesmelkers, en afschaffing liberalisatiegrens). In plaats van individuele studieleningen en collegegelden voeren we een collectieve studieheffing na afloop van de studie in.
  3. Zorg dat lage en middeninkomens geen fiscale toeslagen meer nodig hebben door lagere huren en gratis zorg en kinderopvang. Lagere huren realiseren we o.m. door een maximum huurquote (% van netto inkomen) en objectsubsidies, schrappen WOZ-waarde en beperken duurzaamheidspunten in woningwaarderingsstelsel en afschaffen inkomensafhankelijke huurverhoging.
  4. Zorg dat de schuldhulpverlening voor iedereen toegankelijk en effectief wordt, met actieve vroegsignalering, een individueel schuldhulpverleningsplan gericht op het wegnemen van de oorzaken, het geven van perspectief en het voorkomen , van herhaling, met korte maximumtermijnen voor vaststellen plan, voor totstandkoming van minnelijke regeling en voor vaststellen bindende schuldsanering in drie jaar. Organiseer dat gemeentelijk, met de mogelijkheid voor beroep bij de rechter, en met een landelijk opkoopfonds van problematische schulden. Als de schuldenaren onvoldoende meewerken wordt het traject verlengd in plaats van afgebroken. Gemeenten moeten effectiever werken, resultaten worden gemeten met landelijke criteria, maar de kost gaat voor de baat uit: gemeenten hebben om te kunnen investeren ook meer budget nodig. De commerciële schuldbewindvoering vervalt, bewindvoerders komen bij gemeenten in dienst.
  5. De incasso van schulden moet veel beter gereguleerd worden. Alle overheidsincasso moet via één loket en we moeten stoppen met boetes en verhogingen bij mensen die dat toch niet kunnen betalen. Deurwaarders komen in dienst van de overheid en per huishouden kan er maar één deurwaarder zijn voor alle schulden. We reguleren de incassobedrijven zodat kwalijke uitbuiting en intimidatie verdwijnt en onredelijke boetes en kosten onmogelijk worden gemaakt. Commerciële verkoop van problematische schulden van huishoudens wordt verboden. Er komt één centraal door de overheid beheerd register van problematische schulden, waar gemeenten hun schuldhulpverlening op kunnen baseren. Voor daklozen wordt een postadres geregeld, waarmee uitkeringen, registratie en hulpverlening tot stand kan komen. Er is een noodplan nodig voor bestrijding van toenemende dakloosheid, ook onder werkenden.
  6. Voor bestaande problematische schulden moet een eenmalig schuldenpardon worden toegepast, gefinancierd door verhoging van de bankenbelasting.

Roept onze Tweede Kamerfractie op om alles te doen wat de realisatie van dit offensief en programma dichterbij brengt,

En gaat over tot de orde van de dag.

Gerard Bosman

Amma Asante

 

Toelichting

Groot probleem

De situatie van problematische en risicovolle schulden van huishoudens vraagt om een urgente aanpak. Schulden van huishoudens zijn nergens in de wereld zo hoog als bij ons: meer dan 2000 miljard euro, 280% van ons bbp. De enorme schulden geven ook een enorm risico bij een volgende crisis: meer dan twee derde van het juridisch bezit van de 90% huishoudens met de slechtste vermogensposities is inmiddels belegd met schulden. Een op de drie huishoudens heeft te lage financiële reserves om tegenvallers op te vangen.

Het aantal huishoudens met risicovolle en problematische huishoudens is dramatisch (1,2 miljoen!) en neemt ondanks de hoogconjunctuur niet af. De kosten zijn enorm: ruim een half miljard per jaar aan directe schuldhulpverlening en 11 miljard euro per jaar aan indirecte maatschappelijke kosten door problemen van huishoudens in deze schulden.

De toegankelijkheid van de schuldhulpverlening is slecht: minder dan 5% weet de schuldhulpverlening te vinden, er zijn jarenlange doorlooptijden, minder dan 1 op de 5 die toegelaten is bereikt schone lei, er is een hoge recidive (terugval in nieuwe schulden), schuldeisers ontvangen gemiddeld van mensen in de schuldhulpverlening maar 10-12% van hun vorderingen terug.

Het huidige stelsel is een hel voor de schuldenaar, kost de samenleving miljarden, in de meeste gevallen krijgen schuldeisers hun geld grotendeels niet terug, de enige die echt baat heeft bij deze industrie is de schuldenindustrie zelf, en u en ik betalen voor deze gigantische verspilling. Daarenboven bedreigt het huidige schuldenniveau onze economie en welvaart.

In onze Tweede Kamerfractie heeft Gijs van Dijk al maatregelen voorgesteld om schulden aan te pakken. Zie zijn armoedeoffensief van september jl. en het voorstel (samen met de CU) om te komen tot een opkoopfonds van problematische schulden. De voorstellen in deze motie bouwen daar op voort.

Eigen schuld?

Het huidige stelsel gaat zeer uit van zelfredzaamheid en eigen schuld. Daarbij wordt eraan voorbij gegaan dat iedereen door ongeluk (werkloosheid, scheiding, overlijden partner, etc.) in financiële problemen kan komen. En dat er structurele, enorme maatschappelijke ongelijkheid bestaat waarin huishoudens structureel geld tekort komen door achterblijvende inkomens en sterk stijgende vaste lasten, mede door ideologisch bepaalde individualisering van kosten van publieke dienstverlening (zorg, onderwijs, kinderopvang) en van de al even ideologisch gedreven afbraak van de brede volkshuisvesting en de daardoor ontstane woningcrisis. De segregatie in de samenleving die hiervan het gevolg is wordt steeds zichtbaarder en overerfbaar: ook kinderen van de achterblijvende huishoudens hebben steeds minder perspectief op verbetering.

Daarenboven wordt er aan voorbij gegaan dat mensen in nood hulp nodig hebben juist niet zelfredzaam zijn. Je moet om hulp te krijgen loketten aflopen, formulieren invullen, intakegesprekken voeren. Hier is iets vreemds aan de hand: hoe minder je hebt, hoe meer bureaucratie er over je heen wordt gestort. Terwijl je daar juist steeds minder energie voor hebt. Laat dit even tot u doordringen: in de moderne verzorgingsstaat wordt je probleem een reden om je uit te sluiten van een oplossing. Het is ronduit idioot om aan mensen met problematische schulden als toegangseis voor hulp te stellen dat ze eerst hun administratie op orde moeten hebben, zoals veel gemeenten nu doen. En dat is maar één voorbeeld.

Teveel mensen zijn gaan geloven in een soort ideaalbeeld van assertieve individuen die hun mannetje en vrouwtje staan in de wereld van markt en strijd. Dan is het logisch dat de afkeer van afhankelijkheid groeit. Daar ligt de bron van sociale ontbinding. Als je succes hebt, dan is het jouw verdienste, als je faalt, dan heb je het aan jezelf te wijten. Dat deugt natuurlijk helemaal niet: de samenleving is complexer dan ooit en dan zeggen we tegen het individu dat het al de risico’s maar moet kunnen overzien. De Staat kan dat niet meer, ondanks alle toezicht die hij uitoefent, maar van het individu veronderstellen we dat het dat wél kan. Terwijl volgens ons maatschappelijke misstanden, maar soms ook noodlot of dikke pech, meer dan voorheen bepalen of iemand vastloopt.

Het is een vergissing, met ingrijpende gevolgen, om aan te nemen dat ons emancipatieproces is voltooid. En dat we nu een maatschappij hebben van economisch zelfredzame, autonome individuen. Het resultaat is wat de WRR een ‘zelfredzaamheidsparadox’ noemt: door van iedereen evenveel verantwoordelijkheid te vragen, verliezen sommige groepen juist de regie over het eigen leven. Dit betreft in ieder geval de financiële analfabeten – volgens het Nibud heeft 40% van de Nederlanders moeite met financiële administratie. Daaronder zitten ook de 2,5 miljoen laaggeletterden van 16 jaar en ouder. Meer dan de helft van hen heeft het Nederlands als moedertaal.

Het helpt ook niet dat we het zo ingewikkeld gemaakt hebben: Mensen met een uitkering hebben te maken met 13 verschillende inkomensregelingen met 8 verschillende definities van inkomen en vermogen, en 27 formulieren.

En voor hen die het wel weten, heeft de WRR erop gewezen dat weten nog geen doen is.[1] Handelingsbekwaamheid vraagt meer dan alleen kennis in tijden van persoonlijke crisis. Denkvermogen is nog geen doenvermogen. Stress, schaamte en gebrek aan toekomstperspectief maken ook hoog opgeleiden met financiële problemen soms vleugellam. Niet-cognitieve vermogens, zoals een doel stellen, in actie komen, volhouden en om kunnen gaan met verleiding en tegenslag zijn niet vanzelfsprekend aanwezig bij iedereen met goede cognitieve vermogens.

De WRR wijst erop dat veel overheidsarrangementen geen rekening houden met normale menselijke tekortkomingen. Die komen, zo stelt de WRR, niet alleen voor bij kwetsbare mensen, met een lager IQ of opleiding, maar bij iedereen, ook bij u en bij  mij, en dus ook bij hoger opgeleide mensen. Bij baanverlies, echtscheiding, rouw, ziekte, burn-out en stress verminderd ons doenvermogen – de capaciteit om gedachten, emoties of gedrag te beheersen. Ook ‘wij’ openen de post weleens een poosje niet, leven ongezond, drinken iets teveel of gooien er met de pet naar. Omdat we even niet anders kunnen of willen. Of het ‘niet opbrengen’. Temperament, zelfcontrole en overtuiging spelen een belangrijke rol bij zelfredzaamheid – niet iedereen is er in gelijke mate mee bedeeld, en te trainen valt het maar moeilijk. Niet iedereen heeft ook dezelfde aanleg voor zelfredzaamheid. Mentale vermogens blijken verder ook variabel in een mensenleven.

Het moet geheel anders

De motie beschrijft een geheel nieuwe aanpak. Met zes programmapunten:

  1. De beste manier om problematische en risicovolle schulden te beperken is de kredietverlener meer risico te laten lopen.

We maken persoonlijk failliet gaan niet erger dan wanneer een bedrijf failliet gaat. Concreet houdt dat in dat bij faillissement er niet langer beslag gelegd kan worden op toekomstig inkomen. Om misbruik te voorkomen kan dat beperkt worden tot bijv. eenmaal in de 6 jaar (vgl. de VS), en dat wordt dan ook zo beperkt bij rechtspersonen. De lijst van noodzakelijke bezittingen die je mag houden bij faillissement wordt gemoderniseerd (nu mag je bv. geen koelkast houden omdat toen de huidige lijst werd opgesteld, er nog geen koelkasten waren). Na een faillissement kan je daardoor direct met een schone lei verder. De beperking van eenmaal in de zes jaar leggen we ook op aan faillissement van rechtspersonen, zoals bedrijven.

Bij restschulden van hypotheken zou het zo moeten zijn dat deze voor rekening van de hypotheekverstrekker komen (wederom vgl. VS) bij inlevering van het onderpand.

Tenslotte vergroten we de wettelijke zorgplicht van kredietverleners bij het aangaan van kredietovereenkomsten. De zorgplicht van private partijen blijft ook bij uitbesteding van incasso bij de oorspronkelijke partij in stand, ook wat betreft aansprakelijkheid.

  1. We moeten toe naar een beëindiging van alle fiscale subsidiëring van private schulden en van het systeem van studieleningen.

We moeten stoppen met het fiscaal subsidiëren en anderszins bevorderen van private schulden. Dat impliceert het afschaffen van de hypotheekrenteaftrek, en hogere eisen aan eigen kapitaal bij hypotheek. Dit is niet raar. Elders in Europa is het heel normaal. Dit drukt de woningprijzen enorm. Doordat we in Nederland mensen enorm subsidiëren om woningen aan te schaffen, liggen de prijzen kunstmatig hoog. De facto betaalt iedereen te veel voor hun huizen. Op kosten van de belastingbetaler. Lees: u zelf. Niet genoeg mensen realiseren zich dat de Nederlandse koopwoningmarkt is gebouwd op extreem royale hypotheekschulden. Prijsopdrijving, blootstelling aan risico’s en meer volatiliteit zijn de gevolgen. Vanuit het buitenland wordt vaak met argwaan gekeken naar dit piramidespel. Veel beter is: langer huren, geld sparen en op latere leeftijd met een kleinere hypotheek kopen (of blijven huren). We stimuleren dit bouwsparen voor starters (zij die voor het eerst een huis kopen) met een kleine subsidie, zoals dat ook in Duitsland gebeurt.

Bovendien is de huidige fiscale subsidiëring van hypotheken een vorm van omgekeerde solidariteit, van arm naar rijk. De fiscale subsidie op hypotheken bedraagt nu ruim € 13 miljard per jaar (hypotheekrenteaftrek – eigen woningforfait). Dit staat tegenover € 1,3 miljard per jaar aan steun aan huurders (huurtoeslag – belastingen verhuurders). De netto besteedbare inkomens van woningbezitters zijn gemiddeld veel hoger dan van huurders (respectievelijk € 45.400 per jaar en € 23.400 per jaar). De woonquotes (dat deel van het besteedbaar inkomen dat besteed wordt aan woonlasten) zijn voor woningbezitters ook veel lager (ca. 30%) dan huurders (bijna 40%).

In plaats van hypotheekrenteaftrek moeten we toe naar een situatie van gesubsidieerd bouwsparen als bijv. in Duitsland, en vooral inzetten op betaalbaar huren. Dat kan door de brede volkshuisvesting weer in ere te herstellen, zonder liberalisatiegrens, zonder heffingen op sociale verhuur en zonder inkomensafhankelijke huurverhoging. Daarenboven moet de WOZ-waarde geschrapt worden uit de puntentelling en de duurzaamheidspunten beperkt tot het equivalent aan besparing van energielasten. Minima kunnen volgens het Nibud maar € 425 euro per maand betalen, en dat aanbod is er nu nauwelijks. Een kwart van alle huurders (zo’n 800.000 huishoudens) zit volgens het Nibud nu financieel klem, omdat hun woonlasten te hoog zijn in verhouding tot hun inkomen. Bij woningbezitters is dit percentage veel lager, zo’n 8%.

Het huidige studieleningenstelsel, eufemistisch en verhullend studievoorschot genoemd, werkt onrechtvaardig uit. Studenten met rijkere ouders hoeven niet te lenen, zij die dat niet kunnen of een conflict met ouders hebben, zijn aangewezen op een individuele, rentedragende lening. Het was idioot om net na de grootste schuldencrisis in de geschiedenis en met enorme hoge problematische en risicovolle schulden van huishoudens tegenover jongeren te beweren dat lenen geen probleem is. Nu is het bovendien zo dat als je inkomen niet voldoende is om je terugbetalingstermijn te betalen, die termijn weliswaar wordt opgeschort, maar met rente-op-rente wel blijft staan, tot maximaal 35 jaar. Bij langdurig te laag inkomen wordt dat een enorme schuld, die je kredietwaardigheid behoorlijk vermindert. Dat die schuld niet zou meetellen bij je hypotheekcapaciteit is gevaarlijke nonsens. In de praktijk wordt je gevraagd dit op te geven en op fraude daarmee kan de hypotheek vervallen, en je feitelijke betalingscapaciteit is natuurlijk wel degelijk minder.

Gelukkig heeft onze Tweede Kamerfractie nu onlangs ook afstand genomen van dit leningstelsel. Nog onduidelijk is in dat standpunt wat er voor in de plaats zou moeten komen en of voor iedereen de studielening zou moeten verdwijnen.

Als sociaaldemocraten gaan we altijd voor collectieve arrangementen, niet voor individuele arrangementen. Zo bouwen we solidariteit. Daarbij moet wel gezorgd worden dat de eeuwige student niet terugkeert, en dat studievoortgang geborgd wordt. Dat moeten we echter niet als financiële prikkel bij het inkomen regelen, maar in de onderwijsregelgeving zelf, en in de financiële prikkel bij de eigen bijdrage in het onderwijs. Dat is nu het collegegeld of het lesgeld. Nadeel daarvan is dat dit vooraf moet worden betaald, voordat er sprake is van werkelijk individueel financieel rendement van de studie. Dat geeft een behoorlijke financiële drempel om te kunnen studeren.

In plaats van individuele studieleningen en collegegelden werken we aan een systeem van collectieve heffingen na afloop van de studie, naar rato van het dan verdiende inkomen en genoten studieduur. Het gemiddelde bedrag van de heffing zal ook hoger zijn dan het huidige collegegeld, we financieren daar deels de studiebeurs voor iedereen uit.

  1. We moeten toe naar een systeem waar lage en middeninkomens geen fiscale toeslagen meer nodig hebben.

De fiscale toeslagen (huur, zorg en kinderopvang) veroorzaken veel schulden: 27% moet deze terugbetalen, bij kinderopvang is dat zelfs 40%! Dat komt vooral door wisselende inkomens, en de jaarsystematiek. Men krijgt de toeslagen als voorschot op basis van een geschat inkomen per jaar. Valt dat tegen, dan moet je terugbetalen. Vaak kunnen lage inkomens dat niet.

Bovendien vraagt 17% van de rechthebbenden geen zorg- of huurtoeslag aan. Het systeem is te complex en te risicovol. En het systeem veroorzaakt een armoedeval. Tot een modaal inkomen ga je er nauwelijks op vooruit als je bruto meer gaat verdienen, doordat de toeslagen dan verminderen of uiteindelijk geheel wegvallen. Tenslotte veroorzaakt het systeem ook grote uitvoeringsproblemen bij de Belastingdienst en veel controlekosten. Een maandsystematiek zou, zoal mogelijk, dat nog verder versterken.

Fiscale toeslagen overbodig maken is de beste oplossing. Dat doe je door hogere inkomens te realiseren, maar vooral ook door verlaging van de vaste lasten waarvoor deze toeslagen bedoeld zijn. Zolang deze aanpak van vaste lasten nog niet gerealiseerd wordt moeten toeslagen van mensen naar verhuurder, zorgverzekeraar en kinderopvang kunnen worden overgemaakt in plaats van aan het huishouden.

3.1. Lagere Huren

Hiervoor zijn al voorstellen gedaan om de huren te verlagen. De huren verlagen we verder door objectsubsidies aan sociale verhuurders en de huren te maximeren aan een percentage (bijv. 30%) van het netto-inkomen (zoals dat ook bij hypotheken gebeurt). De huurtoeslag kan dan vervallen.

3.2. Geen individuele zorgkosten

De zorgkosten verlagen we door afschaffing van eigen risico en eigen bijdragen en fiscalisering van de zorgpremies. De zorgtoeslag dekt nog maar gemiddeld 39% van de zorgpremie. Het eigen risico is sterk verhoogd, nu naar € 385 per jaar. Het vrijwillig eigen risico verleidt mensen ook tot gokken: je kunt er forse premieverlaging mee realiseren, tot 300 euro per jaar. Steeds meer mensen kunnen die verleiding niet weerstaan: in 2012 koos 6,9% voor een vrijwillig hoger eigen risico, nu is dat al 12,3%. Van de groep verzekerden die kiest voor verhoging van het eigen risico, maakt ruim 72 procent de keuze voor het maximumbedrag: een vrijwillige verhoging van 500 euro. Dat komt neer op 8,9 procent van alle zorgverzekerden. Als er echter dan plotseling hoge zorgkosten ontstaan, en er is onvoldoende inkomen, dan zijn er in toenemende mate schulden, die nog eens verzwaard worden door verhoging van premie met 25% (!) bij meer dan zes maanden achterstallige premie plus invorderingskosten.

Ook de eigen bijdragen bij gemeenten gingen omhoog: het bedrag dat mensen moeten bijbetalen voor hulp en begeleiding thuis of als ze in een tehuis terechtkomen. Gemeenten, bepalen zelf hoe hoog die (meestal inkomensafhankelijke) eigen bijdragen zijn. Zo steeg de eigen bijdrage voor dagbesteding van mensen die een hersenbloeding hebben gehad (in jargon ‘niet aangeboren hersenletsel’) in sommige gemeenten naar 750 euro per maand. In de ene gemeente krijg je de aanleg van een traplift vergoed, in de andere niet, in de ene gemeente is er veel hulp beschikbaar om als verstandelijk beperkte toch zelfstandig te kunnen wonen, in de andere vrijwel niets. Deze verschillen zijn voor het overgrote deel niet terug te voeren op verschillende behoeften van gebruikers, maar op financiële keuzes van gemeenten. Er kwamen bij de Nationale Ombudsman meer dan 900 klachten in een jaar tijd binnen over de eigen bijdragen, naast veel andere klachten over de zorg.

Tot 2014 waren er verschillende tegemoetkomingen voor chronisch zieken en gehandicapten, vanuit de redenering dat zij anders oneerlijk veel geld aan zorg kwijt zijn. Die landelijke regelingen zijn met ingang van 2015 afgeschaft, en in plaats daarvan kregen gemeenten een – veel kleiner – bedrag om aan tegemoetkomingen te besteden. Per saldo leverde dit het rijk een bezuiniging op van 580 miljoen. De meeste gemeenten hebben zelf hiervoor geen regeling gemaakt – onlangs wees een rechter erop dat dit juridisch niet zo maar kan.

In februari 2016 publiceerde het blad Binnenlands Bestuur een onderzoek waaruit bleek dat ruim een kwart van alle hulpbehoevenden afziet van gemeentelijke zorg of ondersteuning vanwege de gestegen kosten.

Het eigen risico en eigen bijdragen in de zorg veroorzaken zorgmijding, beter te omschrijven als zorgtekort door geldgebrek. Omdat patiënten daardoor te laat goede zorg krijgen, nemen op termijn de totale kosten weer toe. Inmiddels wordt al ruim 16% van de zorguitgaven gedekt door eigen risico en eigen bijdragen.

Het zorgstelsel wordt ook in de media voornamelijk beoordeeld op het rechtse criterium van beheersing van de collectieve kosten. Deze focus is rechts, aangezien nooit meegewogen wordt in hoeverre collectieve kostenbeheersing tot individuele kostenstijging leidt. Als we van alles uit het verzekerde pakket gooien, is rechts trots op kostenbeheersing. Links zou daartegen in moeten brengen dat dit leidt tot tweedeling in de zorg, omdat zorgbehoevende mensen deze onverzekerde ingrepen voortaan zelf moeten bekostigen. De toegankelijkheid en kwaliteit van en het werken in de zorg blijven te vaak onbesproken.

Wie vindt dat kosten voor ziekte en hulpbehoevendheid een eigen verantwoordelijkheid zijn, of misschien zelfs eigen schuld (‘dan had je je er maar beter tegen moeten verzekeren’), of dat zorg een ‘consumptiegoed’ is waarbij het inkomen nu eenmaal bepaalt hoeveel je ervan kunt consumeren, zal kiezen voor het individualiseren van de zorgkosten. Het is een politieke keuze, geen wetenschappelijke of economische keuze.

Nu ‘bezuinigen’ we door kosten te individualiseren: premiestijging, eigen risico, eigen bijdragen, onderbrengen van delen van noodzakelijke zorg naar de aanvullende verzekering (fysiotherapie, tandartszorg), afschuiven zorgverlening op mantelzorgers (zelfredzaamheid/eigen kracht). Dat is geen bezuiniging, geen betere kostenefficiëntie, maar lastenverschuiving van overheid naar de burger, en m.n. naar de burger die (veel of erg) ziek is. Dit laatste leidt ook tot schijnbare belangentegenstelling tussen patiënt en weinig zieke premiebetaler (‘zorgconsument’). En is de bijl aan solidariteit tussen ziek en gezond.

Individuele zorgkosten drukken per definitie harder op lage dan op hoge inkomens, en het collectieve deel van de zorgkosten wordt vrijwel louter gefinancierd uit premies op arbeid, en dan vooral op de middeninkomens. De premies op arbeid zijn een overblijfsel uit het verre verleden, toen het ziekenfonds er vooral was voor mensen in loondienst. De eenvoudigste manier om de zorglasten eerlijker te verdelen is om ze uit de algemene belastingen te betalen, zoals met onderwijs ook gebeurt. Daardoor drukken ze veel minder op arbeid dan in het huidige systeem, want twee derde van alle belastinginkomsten in Nederland komt uit omzetbelasting, accijnzen, vennootschapsbelasting en allerhande andere niet-arbeidgerelateerde belastingen. Naarmate een groter deel van het nationaal inkomen wordt verdiend met kapitaal (vermogen, winst), en dat is de huidige trend, wordt het steeds onlogischer om de zorgkosten louter te financieren via premies of belastingen op arbeid.

De zorgkosten moeten op een andere manier beheerst worden dan via financiële prikkels bij verzekerden en patiënten. Overigens zijn die zorgkosten weliswaar hoog en stijgend in absolute zin, maar blijft de stijging al zes jaar lang achter bij de stijging van ons nationaal inkomen. Het aandeel van de zorguitgaven in het bbp is al vanaf 2012 ieder jaar gedaald van 14,4% in 2012 naar 13,3% in 2017. Ook in 2018 bleef de groei van de zorgkosten achter bij de groei van onze economie. Conclusie: de groei van de zorguitgaven is prima financierbaar en helemaal niet onhoudbaar.

Gezien het belang dat mensen hechten aan goede gezondheidszorg is dat percentage eigenlijk een koopje. De voorspelling van het Centraal Planbureau (CPB) dat de zorgkosten de komende 25 jaar verder zullen stijgen, hangt nauw samen met de verwachting dat we in die 25 jaar ook rijker worden, en wie rijker wordt hecht aan betere – en dus duurdere – zorg. Die rijkdom schept echter ook ruimte om meer zorg te betalen.

Meer zorgkosten is ook helemaal niet slecht voor de economie, zoals neoklassieke economen stellen. Het CPB erkent dat inmiddels ook met een aanpassing van hun modellen. Mirjam de Rijk betoogde eerder terecht[2]: Zorg is net als andere sectoren ook een ‘motor van de economie’: er wordt geproduceerd, er worden behoeften bevredigd en er verdienen 1,3 miljoen mensen hun geld mee, dat ze vervolgens weer uitgeven aan de bakker, de aannemer of een nieuwe auto.

Dat neemt niet weg dat publiek geld efficiënt en effectief besteed moet worden, en zorguitgaven zijn een groot deel van al onze publieke uitgaven. Dat kan op veel manieren beter: door bijv. scherpere poortwachter naar dure zorg, andere bekostiging, geen marktwerking, minder bureaucratie, meer samenwerking, werken in loondienst, aanpak van monopolies van farmaceuten, meer inzet op preventie, etc. Het vraagt een ander zorgstelsel, gebaseerd op de uitgangspunten zoals geformuleerd in de motie daarover die op het PvdA congres in januari jl. is aangenomen.

3.3. Gratis kinderopvang

Onderwijs en kinderopvang, inclusief de voorschool, moeten worden geïntegreerd in publiek en collectief gefinancierde en georganiseerde kindercentra. Er zijn geen eigen bijdragen meer voor de kinderopvang en de voorschool, de betaling gaat geheel uit de belastingopbrengsten, net als het onderwijs. De huidige kinderopvangtoeslag kan dan vervallen.

Gratis kinderopvang zal ook een belangrijke belemmering voor een hogere arbeidsparticipatie van vrouwen wegnemen. Ruim 220.000 mensen werken niet wegens zorgtaken[3], waarvan 211.000 vrouwen. Veel eenoudergezinnen, voornamelijk vrouwen, zitten in de bijstand en hebben schulden, en komen daar nu maar moeilijk uit.

  1. De schuldhulpverlening moet veel toegankelijker en effectiever worden georganiseerd.

Drempels moeten worden geslecht, en mensen met risico actief worden opgespoord. Schuldhulpverlening moet door gemeenten actief en op maat worden aangeboden aan iedereen die problematische schulden heeft, waarbij het weer perspectief krijgen op een schuldenloos leven en het wegnemen van de oorzaken van gemaakte schulden (en daarmee ook het voorkomen van herhaling van ontstaan van schulden) belangrijke uitgangspunten zijn. Er wordt een individueel schuldhulpverleningsplan opgesteld binnen 6 weken na aanmelding. Er kan direct een schuldenmoratorium worden opgelegd. Schuldeisers moeten binnen beperkte termijn duidelijkheid geven over mogelijkheid van redelijke, door gemeente aangeboden minnelijke regeling, en indien dat niet mogelijk is moet er snel door de gemeente een schuldsanering te kunnen worden opgelegd, waartegen beroep open staat bij de rechter. Bij de minnelijke regeling kan ook een opkoopfonds van schulden worden ingezet. Als de schuldenaren onvoldoende meewerken wordt het traject verlengd in plaats van afgebroken. Gemeenten moeten effectiever werken, resultaten worden gemeten met landelijke criteria, maar de kost gaat voor de baat uit: gemeenten hebben om te kunnen investeren ook meer budget nodig. De commerciële schuldbewindvoering vervalt, bewindvoerders komen bij gemeenten in dienst.

  1. De incasso van schulden moet veel beter gereguleerd worden.

Alle overheidsincasso moet via één loket en we moeten stoppen met boetes en verhogingen bij mensen die dat toch niet kunnen betalen. Deurwaarders komen in dienst van de overheid en per huishouden kan er maar één deurwaarder zijn voor alle schulden. We reguleren de incassobedrijven zodat kwalijke uitbuiting en intimidatie verdwijnt en onredelijke boetes en kosten onmogelijk worden gemaakt. Commerciële verkoop van problematische schulden van huishoudens wordt verboden. Er komt één centraal door de overheid beheerd register van problematische schulden, waar gemeenten hun schuldhulpverlening op kunnen baseren. Voor daklozen wordt een postadres geregeld, waarmee uitkeringen, registratie en hulpverlening tot stand kan komen. Er is een noodplan nodig voor bestrijding van toenemende dakloosheid, ook onder werkenden.

  1. Voor bestaande problematische schulden moet een eenmalig schuldenpardon worden toegepast.

Vele schuldenaren zijn in het huidig systeem alleen maar verder van huis gekomen. Het geeft huishoudens en onze economie direct een veel beter perspectief op een stabiel en zeker leven. Dit financieren we door verhoging van de bankenbelasting. Nu de banken gered zijn en weer zeer winstgevend zijn, wordt het tijd de huishoudens te redden. Daarbij moet dan wel schuldhulpverlening aan worden gekoppeld ter voorkoming van recidive.

Deze motie wordt mede ondersteund door Linksom! in de PvdA.

 

[1] https://www.wrr.nl/publicaties/rapporten/2017/04/24/weten-is-nog-geen-doen

[2] https://www.groene.nl/artikel/de-kosten-in-de-zorg?fbclid=IwAR07lJvyI6g7FZbEOi21gYj5bX0WIF84aKoUNyy7T2MnT-Vusi9l4s7m5Aw

[3] https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2019/33/ruim-220-duizend-mensen-werken-niet-vanwege-zorgtaken

Skip to content