Menu Sluiten

Een nieuwe Tien over Rood – een samenvatting

Tien punten voor een nieuwe sociaaldemocratische agenda 

 

“Waar visie ontbreekt, komt het volk om” – Joop den Uyl

 

Inleiding

Met Lodewijk Asscher[1] zeggen wij dat onze PvdA het radicale alternatief moet presenteren tegen het neoliberalisme, met zijn overmatige individualisme en zijn eenzijdig financieel-economische oriëntatie. Het is tijd voor een nieuwe doorbraak, een nieuw sociaal contract, dat weer gebaseerd is solidariteit in het collectief.

We zeggen het onze partijleider na: “Onze tijd schreeuwt daarom om een nieuwe doorbraak. Het is tijd ons sociale model – onze verzorgingsstaat met kracht te verdedigen. Niet vanwege de instituties of de regelingen met afkortingen maar vanwege het feit dat als we zekerheid bieden voor iedereen individuele vooruitgang vanzelf komt. (…) De kracht van het collectief. Alleen samen, als collectief kunnen we verandering aanbrengen. Alleen samen brengen we een nieuwe balans aan in deze samenleving. Alleen met samenwerking kunnen we echte oplossingen bieden voor globalisering en het verdwijnen van grenzen, voor de opwarming van de aarde, voor vluchtelingenstromen en de internationale dreiging van geweld. Daar moeten we nationaal en internationaal de krachten voor bundelen. Allereerst moeten we ons onttrekken aan de gelaten acceptatie van globalisering in de huidige vorm. En wel op basis van de beginselen van Den Uyl. Eerlijke spreiding van inkomen, macht en kennis.”[2]

Het neveneffect van de technocratisering en depolitisering van economische vraagstukken had een sterke politisering van het culturele domein tot gevolg, met de opkomst van identiteitspolitiek (die tot wederzijds wantrouwen leidt), van nostalgie-politiek van ‘vroeger-was-alles-beter’ en van ‘brand politics’ (met de politicus als merk in plaats van een visie en ideologie).

De crisis in het vertrouwen van de kiezer in onze partij komt niet omdat we de schaduwzijden van migratie en multiculturaliteit niet hebben willen onderkennen, maar vooral omdat het neoliberalisme de sociaaldemocratie heeft geïnfecteerd. Daarmee verloren we – volstrekt onnodig – het geloof in een maakbare betere, andere aanpak en samenleving.

Onder invloed van neoliberale politiek is niet alleen de armoede in rijke landen enorm toegenomen, de economische positie van de middenklasse in de afgelopen dertig jaar sluipenderwijs verslechterd. De frustratie van de achterblijvers is een gevaarlijke voedingsbodem voor nationalisme en vreemdelingenhaat. De belangen van de rijke klasse vallen nu samen met het neoliberale systeem van globalisering en vrijhandel. De rijken houden van reizen en van handelen, en dus van open grenzen. De achterblijvende lagere en middenklasse profiteert niet van het systeem en wil verandering.

De Britse econoom Guy Standing duidt de bezittende klassen aan als renteniers en de bezitlozen als het precariaat – mensen die in een precaire situatie verkeren. De renteniers lopen zorgeloos binnen van de opbrengst van de vermogens en eigendommen. Het precariaat holt van het ene naar het andere onderbetaalde baantje in een poging in het onderwijs te voorzien. Ze hebben geen echt beroep, maar leven van wegwerpbaantjes. Ze rijden voor Uber, doen schoonmaakwerk, verkopen hamburgers, plukken tomaten of bezorgen maaltijden of pakketjes. Het zijn de verliezers van de globalisering.

Voor het eerst sinds de jaren van de wederopbouw en de opbouw van de verzorgingsstaat verdien je tegelijkertijd weer veel meer kapitaal dan met arbeid, zoals de Franse econoom Piketty overtuigend aantoonde. De financiering van onze verzorgingsstaat wordt in snel tempo steeds minder gefinancierd door hen die daartoe het geld hebben, doordat een belangrijk deel alleen gebaseerd is op premies die alleen op inkomen uit arbeid worden geheven, en door individuele bijdragen die je alleen betaald als je van publieke diensten gebruikt maakt. Voor het eerst zien we ook dat onze kinderen het niet meer beter dreigen te krijgen dan onze en vorige generaties.

Sociaaldemocratie werd een luxe, iets voor als er geld genoeg is, niet iets voor tijden van crisis. Dus hielpen we wel de banken, maar niet hun klanten, en wentelden de kosten af op de belastingbetaler. De portemonnee van de staat ging voor op die van de burger, Keynes werd bij het grof vuil gezet. Maar het komt er juist op aan om in tijden van crisis te staan voor de belangen van gewone werkenden en voor iedereen die het schild van de overheid nodig hebben, of dat nu is door ziekte of gebrek, armoede, werkloosheid, of door bijv. het moeten vluchten voor geweld of vervolging. In plaats van solidariteit te organiseren en te verdedigen, en de overheid de Keynesiaanse rol te laten spelen van investeerder en aanjager van de economie, speelden we de neoliberale viool mee.

Ondertussen en mede daardoor is onze sociaaldemocratie vergaand vervreemd van onze natuurlijke achterban, de (kans)armen en de middenklasse. Daarmee is het ideaal van de brede volkspartij steeds meer een illusie geworden.

Het is tijd voor een volgende akte in het bestaan van onze sociaaldemocratie. Een akte waarin we ons zelfvertrouwen herwinnen in de maakbaarheid van een sociaaldemocratische samenleving. Een akte waarin we weer durven te dromen, in plaats van ons te verliezen in technocratisch bestuur. Waarin de sociaaldemocratie weer de beweging is van progressieve, vernieuwende, inspirerende ideeën. Een sociaaldemocratie die alleen verantwoordelijkheid neemt als het beleid ook duidelijk bijdraagt aan de realisatie van die ideeën, en niet alleen maar om ‘erger te voorkomen’. Een sociaaldemocratie waarin critici niet weggezet worden als zure, oude Ome Harry’s, maar die het debat juist opzoekt, binnen en buiten de partij, en met de uitkomsten daarvan ook zichtbaar aan de slag gaat.

Onze PvdA heeft na het afschudden van oude veren nog steeds te weinig nieuwe veren om veilig verder te vliegen. Die nieuwe veren moeten voortbouwen op de oude veren. Kernbegrippen zijn solidariteit (binding), emancipatie (verheffing), bestaanszekerheid en (goed) werk.

We nemen ook afscheid van wat mislukte veren: van de Derde Weg, die doodlopend bleek te zijn, van de zelfredzaamheids- en eigen kracht ideologie, van de dwang en het wantrouwen naar burgers en professionals, en van de technocratische politiek. Deze valse veren representeren de internalisering van het neoliberalisme in de sociaaldemocratie, als een wolf in schaapskleren. Ze moeten zonder pardon geplukt worden, om de goede veren weer een kans te geven. We zijn het zeer met onze partijleider eens als hij in het eerder geciteerde Trouw-interview over zijn boek Opstaan in het Lloyd Hotel stelt: “Juist als PvdA moet je je fouten erkennen en ervan leren. Dat is wat ik probeer met dit boek. Vervolgens kun je weer werken aan vertrouwen.

En om nogmaals met Lodewijk Asscher in zijn Banninglezing te spreken: “Dus laten we de globalisering en vrijhandel en de manier waarop dat ‘zich natuurlijk verdeelt’ maar eens gaan aanpakken. Het is geen natuurverschijnsel. Het is een keuze. Het is nodig heel expliciet over herverdeling te gaan praten. Niet herverdeling van de middenklasse naar de lage inkomens, maar herverdeling van aandeelhouderswinst naar medewerkers. Het is een keuze om de rijkste 1% van de bevolking meer dan de helft van de welvaart te laten bezitten. Tijd om af te dwingen dat grote groepen mensen profiteren. En niet alleen de grootste bofferds of graaiers.”

Het gaat volgens Asscher niet alleen om andere politieke alternatieven: “Ook de manier van politiek bedrijven moet anders zijn dan vroeger. Herkenbaar gebaseerd op een alternatieve ideologie dan de individualismepredikers. Collectieve kracht kan alleen winnen als politieke partijen samenwerken met mensen en organisaties in hun streven naar zekerheid voor iedereen. Dat betekent: linkse samenwerking. Dat betekent: samenwerken met de vakbeweging. Dat betekent: naast mensen staan in plaats van ervoor. Nu in de oppositie. Straks in een kabinet.” Wij zijn dat van harte met hem eens.

Asscher richt zich aan het eind van zijn Banning-lezing tot de twijfelaars voor wie het de vraag is of zulke politiek in de huidige tijd wel haalbaar is, en zegt tot hen: “Jazeker kan het. (…) De PvdA zal opgewekt en strijdbaar naast al deze mensen gaan staan op zoek naar vooruitgang en zekerheid. Gebaseerd op onze gedeelde waarden, niet op een enkelvoudige identiteit. Strijden voor fatsoenlijke beloning. Strijden voor werkplezier. Strijden voor het recht jezelf te zijn. Strijden voor een mooiere toekomst. Strijden voor waardering. Voor de velen, niet voor de enkeling. Vrolijk vooruit. Verandering en vooruitgang is mogelijk. Als we het samen doen. Als we ons niet overgeven aan een uitsluitende vormen van identiteitspolitiek. Als we ons niet overgeven aan een cynische houding over de politiek. Als we samen strijden voor onze idealen.” We hadden het niet beter kunnen verwoorden.

Het Democratisch Congreslid Alexandria Ocasio-Cortez in navolging van Bernie Sanders zien wat politiek werkt: het agenderen van progressieve ideeën. Radicale ideeën. Ambitieuze ideeën. Ideeën die gevoel van urgentie weergeven. Linkse politiek in Nederland gaat echt veel te veel om waardes als haalbaarheid en begrotingsevenwicht etc., etc. Het zuigt alle energie uit de progressieve beweging. Als je jouw agenda bepalend wil laten zijn moet je jouw waarden radicaal en met trots uitdragen. Onbeschaamd.

In onze optiek is de kern van politiek een strijd van ideeën. In het geval een progressieve partij is de kern van de strijd ideeën die verandering brengen en werken naar een betere toekomst. Een progressieve beweging is de uitdager van de status quo. Niet de beschermer. En dan leven we in een tijd waar ondanks de economische groei de koopkracht amper stijgt. Waar bedrijven duidelijk steeds minder belasting betalen. Waar de vervuilers onze planeet vernietigen en die last niet dragen. Het is werkelijk een ongekende reeks aan kansen voor open goal.

We zijn voor een vreedzame, (sociaal)democratische revolutie, indachtig de door Herman Tjeenk Willink in zijn terecht veel geroemde boekje ‘Groter denken, kleiner doen’ geciteerde woorden van Hans van Mierlo: “je moet de revolutie realiseren voordat zij uitbreekt.” Dat er radicale wijzigingen nodig zijn om hele normale dingen te bereiken zegt meer over de huidige status quo dan over degenen die deze wijzigingen voorstellen. Maak geen programma gebaseerd op electorale overwegingen, zorg dat het electoraat andere overwegingen maakt. Alleen dode vissen zwemmen met de stroom mee. Wij willen de stroom van richting veranderen, met een nieuwe sociaaldemocratische agenda, een Nieuwe Tien over Rood.

Onze tien agendapunten

  1. We voeren een offensief tegen armoede en schulden door aan het geldgebrek een einde te maken, met een fors hoger minimumloon (€ 14 per uur) en daaraan gekoppeld sociaal minimum, voor iedereen vanaf 18 jaar en zonder voordeurdelerskortingen. De bijstand, de Wajong, de ANW, de AOW en de studiefinanciering vervangen we door een Zekerheidsinkomen, dat het inkomen van ieder huishouden aanvult tot dat verhoogde sociaal minimum, zonder nadere voorwaarden en verplichtingen – dus ook voor mensen die werken. We investeren in een drastische sanering van schulden, in meer schuldpreventie en in veel effectievere schuldhulpverlening. Het risico van krediet komt veel meer bij de kredietverlener te liggen.

 

  1. In plaats van de werklozen pakken we werkloosheid en werkgelegenheid aan en verbeteren de lonen en rechtspositie van werknemers, de beloningsverhoudingen en de aanvullende pensioenen. Werk wordt van een plicht een recht. De plicht tot werk en alle daarmee verband houdende verplichtingen vervallen. Er komt een recht op goede re-integratie van werk, uitgevoerd door regionale werkwinkels. We stoppen met zelfredzaamheid en eigen kracht als voorwaarde voor hulp. In plaats van wantrouwen, vernederen, verplichten, verbieden en sanctioneren gaan we vertrouwen, aandacht, motiveren, verleiding en faciliteren. Sluitstuk is een recht op publieke basisbanen met een normale beloning en rechtspositie. We maken een 21ste eeuwse versie van een Plan voor de Arbeid, om meer banen te maken. We investeren daartoe 15 miljard euro structureel in de publieke sector met 300.000 extra banen en we verlagen de werkgeverslasten op arbeid. Er komt een Wet op maximale beloningsverschillen per bedrijf/instelling en een verplichte collectieve vermogensaanwasdeling. We gaan de overmatige flexibilisering van arbeid bestrijden door flexwerk duurder te maken en strak te reguleren, door o.m. de zelfstandigenaftrek te vervangen door een hoog minimumtarief met een verplichte AOV en aanvullend pensioen. We verbeteren het pensioenakkoord: iedereen krijgt een aanvullend pensioen, we gaan het niet individualiseren en we maken kortingen minder en indexeringen meer waarschijnlijk, o.m. door het vermogensbeheer meer te reguleren. De stijging van de pensioenleeftijd gaan we nog verder vertragen en voor lagere en middeninkomens kan die eerder ingaan na 45-jarig werken en voor mensen die een bepaalde minimumduur werken in beroepen waar statistisch gezien een hogere vroegere sterftekans en kans op eerdere arbeidsongeschiktheid is.

 

  1. Arbeidstekorten pakken we aan zonder taboes. In de allereerste plaats werken we bestaande tekorten weg door het bieden van betere arbeidsvoorwaarden, met name hogere lonen en minder werkdruk, zoals hiervoor voorgesteld. Daarnaast investeren we veel meer in beroepsonderwijs en werkend leren, verhogen we de arbeidsparticipatie van vrouwen, en gaan we ook migratie gericht aanwenden, door meer vluchtelingen toe te laten en snel naar werk te begeleiden, en door in te zetten op gereguleerde tijdelijke arbeidsmigratie. Het is beter als de EU ze in hun regio asiel laat aanvragen voor opvang in de EU. Zo kunnen mensen bij EU-kantoren ter plekke geregistreerd en gescreend worden. Vluchtelingen die aan de criteria voldoen, kunnen dan legaal en veilig komen. Daarnaast moeten we de toelatingscriteria en procedures redelijker en humaner maken. Met een snelle en goede re-integratie kunnen ook vluchtelingen veel helpen bij onze groeiende arbeidstekorten. We gaan – gereguleerd, zoals hierboven beschreven – veel meer vluchtelingen toelaten (denk aan tenminste ca. 50.000 per jaar). We zetten Europese arbeidsbureautjes neer in Afrika, kijken welk EU-land welke arbeidsmigranten nodig heeft, en laten mensen ter plekke op vacatures solliciteren. Wie pech heeft of niet gekwalificeerd is, kan het volgend jaar weer proberen. De EU moet tijdelijke arbeidsvergunningen afgeven en mensen voor tekortberoepen werven op bureaus in met name Afrika, met beperkte rechten op sociale zekerheid (wel zorg, geen bijstand of pensioen). Dit moet het liefst gekoppeld zijn aan opleidingsprogramma’s, deels on the job, en terugkeerprogramma’s en een soort Marshallplan voor Afrika. Dat maakt het ook mogelijk om met succes terug te keren naar je land van herkomst en daar een beter leven op te bouwen. Dan snijdt het mes aan vele kanten. Zo bepalen we zelf wie er komen, niet de smokkelaars. Veel politici doen alsof deze oplossing niet bestaat. Ze hitsen ons liever op met moskeeverboden, boerkaverboden en Zwarte Pieten nostalgie. Ze zeggen dat de tekorten in onze verzorgingsstaat ontstaan door migranten, in plaats van fout beleid van diezelfde politici. Zij misleiden daarmee de kiezer en maken onze maatschappij kapot door mensen tegen elkaar op te zetten. Migratie is te managen, het is een kwestie van politieke wil, humaniteit en rechtvaardigheid om dat te organiseren. De expatsubsidie wordt geschrapt en we voorkomen oneerlijke internationale concurrentie op arbeidsvoorwaarden en uitbuiting van buitenlandse werknemers.

 

  1. We voeren een geheel ander belastingstelsel in: eerlijker op basis van solidariteit tussen rijk en arm en met een gelijke behandeling van inkomen uit arbeid en uit kapitaal, eenvoudiger en effectiever. We moeten inkomen uit kapitaal in termen van werkelijke belastingdruk net zo zwaar gaan belasten als die uit arbeid, en de effectieve tarieven veel nivellerender maken. Simpeler en degelijker. De laagste tariefschijven gaan omlaag, bij de laagste inkomens zelfs tot nul, en mensen met een hoog inkomen en/of vermogen en bedrijven met grote winsten gaan veel meer betalen. Er komen niet minder maar meer tariefschijven, inclusief een miljonairstarief (bv. 80%). Alle inkomen, ongeacht de bron, wordt gelijk behandeld, en inkomen uit kapitaal gebaseerd op het werkelijke rendement. De huidige bevoordeling van kapitaalinkomen vervalt met het schrappen van het boxenstelsel. We schrappen alle aftrekposten, vrijstellingen en uitstelmogelijkheden, zowel in de inkomensbelasting als in de vennootschapsbelasting. We schrappen de aparte premies voor volksverzekeringen (AOW, WLZ, ZVW). En we schrappen de fiscale inkomenstoeslagen voor huur, zorg en kinderopvang, evenals de We voeren een aparte vermogensbelasting in voor miljonairs. De erfenisbelasting wordt ook verzwaard, vooral voor hoge erfenissen en schenkingen. Er komen vervolgens voor bedrijven hogere in plaats van lagere tarieven vennootschapsbelasting en de dividendbelasting wordt niet afgeschaft, maar verhoogd. De tarieven maken we progressief: hoe hoger de winst, hoe hoger het tarief. En we komen met een fors offensief tegen belastingontwijking en -ontduiking. Rulings worden openbaar. Brievenbusmaatschappijen tegengegaan. Bedrijfscontroles worden fors geïntensiveerd. Belastingparadijzen worden aangepakt. We stoppen ook met iedere fiscale subsidiëring van schulden, voor huishoudens en bedrijven. Bij bedrijven verdwijnt het voordeel van financiering via vreemd (geleend) vermogen. Zo’n grote stelselverandering kost uiteraard tijd. Zorgvuldigheid gaat boven snelheid. Inkomens tot ca. anderhalf modaal gaan er niet op achteruit. Naast een beoogde substantiële nivellering/herverdeling van inkomens en vermogens is er ook een opbrengst van tientallen miljarden euro’s, die gebruikt wordt voor de financiering van deze agenda.

 

  1. We zorgen voor voldoende betaalbare woningen. Er komt een Nationaal Plan tegen de Woningnood: We bouwen de komende 10 jaar tenminste één miljoen huurwoningen, waarvan circa een derde sociale huurwoningen (waarvan een substantieel deel met huur van beneden 400 euro per maand). Het recht op passende, sociale huurwoning in eigen woon- of werkgemeente wordt versterkt, met concrete, meetbare maximale wachttijden. De gemeente moet in de woonvisie aangeven hoe zij die omlaag brengen, met prioriteit voor mensen die urgent een dak boven hun hoofd dreigen te verliezen of al verloren hebben. We versterken tegelijkertijd de mogelijkheden van gemeenten voor lokaal woonbeleid ten behoeve van betaalbaar wonen. Gemeenten krijgen meer ruimte om de OZB vorm te geven, met bijv. hogere tarieven bij dure huizen. Gemeenten mogen grond niet meer tegen marktprijzen aan woningbouwcorporaties verkopen teneinde lage huren mogelijk te maken. Er komen meer mogelijkheden om met woonvergunningen voorwaarden aan koop en huur te stellen. De mogelijkheden voor antispeculatie-bedingen worden vergroot. We voeren een actief anti-woningspeculatiebeleid. Er komt een aparte huisjesmelkerstaks: een extra belasting voor iedereen die meer dan tien huizen bezit. We herstellen de brede sociale huursector. We geven woningcorporaties weer de ruimte voor het bouwen van kwalitatief goede en betaalbare huizen, ook voor middeninkomens (tot ca. anderhalf modaal). We schaffen de liberalisatiegrens af bij huur of verhogen deze tot minstens € 1300 per maand. Corporaties krijgen ook meer ruimte om te investeren in de buurt. Alle woningen worden onder het puntensysteem (Woning Waardering Systeem, WWS) gebracht. De WOZ-waarde (marktwaarde) schrappen we uit het puntensysteem. We voeren een maximum huur gekoppeld aan het besteedbaar inkomen (huurquote) in voor huurders tot en met ca. anderhalf modaal inkomen op maximaal 30-35% van het besteedbaar inkomen In plaats van de huurtoeslag introduceren we objectsubsidie van het Rijk voor verhuurders die door de inkomensbegrenzing van de huren niet de WWS-huur in rekening kunnen brengen. De inkomensafhankelijke huurverhoging tegen zgn. scheefwoners wordt geschrapt. We schrappen de verhuurdersheffing en vervangen deze door een investeringsplicht (nieuwbouw, renovatie, verduurzaming). En we voeren een verevening uit tussen woningcorporaties opdat reserves aangewend kunnen worden waar de grootste opgaven bestaan. Woningcorporaties moeten verplicht coöperaties worden: verenigingen van huurders met werkelijke zeggenschap van huurders. De omvang van woningcorporaties brengen we terug. Verkoop van sociale woningen wordt verboden. We stoppen het flexwonen door de vele constructies waar de huurbescherming nu niet meer geldt weer onder de volledige werking van huurbescherming te plaatsen. We stoppen met iedere subsidie aan woningbezit – uiteraard wel in een afbouw naar de mate waarin betaalbare huur ter beschikking komt. Geen hypotheekrenteaftrek meer voor nieuwe hypotheken en een versnelde afbouw van de aftrek voor bestaande hypotheken. De overdrachtsbelasting wordt voor starters afgeschaft, behalve voor tweede en meerdere woningen en woningen waar men niet zelf woont – voor deze woningen wordt deze belasting vervijfvoudigd.

 

  1. We gaan onze economie radicaal verduurzamen, door invoering van een volledig circulaire economie en bescherming van biodiversiteit en andere natuurwaarden, en van de gezondheid van de mens. Dat doen we zodanig dat de rekening en de opbrengsten tussen huishoudens en bedrijven en tussen rijk en arm eerlijk en rechtvaardig verdeeld wordt, en dat vooral (grote) vervuilers betalen. We beëindigen het gebruik van fossiele brandstoffen, inclusief aardgas. De in de Klimaatwet gestelde doelen daarvoor worden bindend en vatbaar voor rechterlijke toetsing. Nederland werkt niet mee aan het gasnetwerk Nordstream II en bouw zo snel mogelijk de import van fossiele brandstoffen uit Rusland en het Midden-Oosten af. Waterstof kan een goede manier zijn voor energieopslag, maar dat moet dan wel groene waterstof zijn. Alleen als tussenstap zijn andere vormen van waterstof acceptabel. Alleen echte duurzame biomassa kan gebruikt worden als duurzame energiebron, en de toepassing moet zoveel mogelijk beperkt en geprioriteerd worden. Subsidie voor bijstook van biomassa bij kolencentrales vervalt direct – die centrales moeten direct dicht. We investeren niet in kernenergie, dat is niet duurzaam. Er komt subsidie voor de aanleg van warmtenetten. Warmtenetten worden verplicht door gemeenten beheerd. Investeringen in CO₂-opslag (CCS) worden alleen dan toegelaten als er geen duurzamer alternatief beschikbaar, en alleen als tijdelijke tussenoplossing. Hergebruik van CO₂ is wel een structureel duurzaam alternatief. Huishoudens moeten minder, en bedrijven meer betalen met o.m. een CO₂-heffing voor de industrie. We gaan de energiebelasting verduurzamen met een progressieve energiebelasting naar schaal van energieconsumptie en tarieven gebaseerd op uitstoot CO₂. Lage inkomens krijgen een hogere belastingvrije voet voor de energiebelasting. Huidige vrijstellingen, juist vaak van de grootste vervuilers (zoals de luchtvaart) worden afgeschaft. De opslag duurzame energie (ODE) in de energiebelasting wordt afgeschaft. Subsidies voor verduurzaming energieverbruik (SDE+) komen in het vervolg vooral ten goede aan de lage en middeninkomens. En ze mogen niet gebruikt worden voor CO₂-opslag (CCS) of niet-duurzame biomassa. De milieu-investeringsaftrek wordt geschrapt. De verhoging van de huur door meer duurzaamheidspunten moet volledig gecompenseerd worden door lagere energielasten. Dit wordt in de wet vastgelegd met een wijziging van het puntenstelsel (WWS). Er komen bindende afspraken met coöperaties en verhuurders voor het energieneutraal maken van 250.000 woningen per jaar. Er komt een verbod op het verhuren van woningen met de slechtste energielabels (vooral in bezit bij particuliere verhuurders), voorafgegaan door een verbod op huurverhoging van deze woningen. Woningcorporaties en -coöperaties moeten de voorfinanciering van de verduurzaming renteloos kunnen lenen bij een apart staatsfonds, gevuld uit staatsobligaties. Gemeenten krijgen de mogelijkheid om hun WOZ-belastingtarieven lager vast te stellen bij een groener energie-label. Gemeenten krijgen de opdracht om voor 2030 voor iedere wijk een plan te maken voor klimaatneutrale gebouwen en woningen. We voeren een apart laag btw-tarief in voor producten die voldoen aan eisen van ecologische duurzaamheid (circulair gebruik van grond- en afvalstoffen, geen fossiele energie, bescherming van biodiversiteit, dierenwelzijn en gezondheid mensen, geen vervuiling) en van sociale rechtvaardigheid (geen kinderarbeid, eerlijke beloning en arbeidsvoorwaarden, bescherming arbeidsomstandigheden en positie werknemers, eerlijk belasting betalen) met behulp van een nieuw keurmerk voor Duurzaam en Eerlijk Ondernemen. We voeren de verpakkingsbelasting opnieuw in en verdubbelen de opbrengst. Statiegeldregelingen voor alle plastic en blik verpakkingen worden verplicht gesteld. Alle verpakkingen worden uiterlijk 2030 verplicht biologisch afbreekbaar, zoals bioplastics. We realiseren voor 2050 100% hergebruik van grondstoffen en afval. Hiertoe wordt naar analogie van de Klimaatwet een Afvalwet ingevoerd, met afgesproken termijndoelen. We gaan veel meer investeren in minder mobiliteit (dichtbij of thuis werken), fietsen en openbaar vervoer, en het gebruik van openbaar vervoer wordt substantieel goedkoper. We beprijzen particulier vervoer met rekeningrijden gedifferentieerd naar tijd en plaats en belasten fossiele brandstoffen in de scheep- en luchtvaart. Belasting op elektriciteit bij oplaadpalen wordt veel lager dan accijns voor benzine of diesel. In Europees verband moet er een groot project worden opgezet door de Europese Investeringsbank voor continentale hogesnelheidslijnen en fossielvrij goederenvervoer, beide met een Europese publieke netwerkbeheerder. We maken continentale vluchten fors duurder met een extra belasting en zetten een stop op de groei van luchthavens: Lelystad uitbreiding gaat niet door, Schiphol en regionale luchthavens mogen niet groeien. Een radicale verandering bij de landbouw is nodig. We moeten boeren verplichten maar ook stimuleren en faciliteren om zich te richten op het produceren van duurzame kwaliteitsproducten en grondgebondenheid, door te kiezen voor natuurinclusieve landbouw, lokale productie- en consumptieketens, dier- en milieuvriendelijke landbouwconcepten en het leggen van verbinding tussen landbouw en maatschappij. Niet steeds minder boeren en meer monocultuur, maar juist meer kleine boeren en minder monocultuur. We sluiten daartoe een

 

  1. We versterken en moderniseren de publieke sector. De publieke sector moet een plek zijn waar je trots op kunt zijn om te mogen werken. Je werkt niet alleen voor de publieke zaak, maar je bent goed opgeleid, hebt veel eigen regel- en budgetruimte, en je verdient ook goed, en bent als regel in vaste dienst. De organisaties in een moderne publieke sector hebben een menselijke maat, zijn plat met weinig overhead en onnodige bureaucratie en liefst coöperatief georganiseerd, opereren binnen publieke kaders en toezicht. Bij onvoldoende prestaties en/of wanbeleid gaan publieke instellingen niet dicht of failliet, maar worden ze tijdig onder toezicht geplaatst. De relatie tussen cliënten en professionals staat centraal bij de kwaliteit van dienstverlening en deze moeten niet in individuele consumentrelaties worden vormgegeven. We draaien liberaliseringen en privatisering terug waar het algemeen belang in het geding is en/of komen daarbij met extra regulering (o.m. bij de woningmarkt, de postmarkt, de OV-bedrijven, nutsbedrijven, de banken, de zorg, re-integratie naar werk, schuldhulpverlening, het onderwijs en de kinderopvang). Zorg, onderwijs en kinderopvang zijn een recht, geen voorziening. Dat recht moet afdwingbaar De keuzevrijheid in collectieve arrangementen moet eerder beperkt dan uitgebreid worden, omdat hierbij veel misgaat, juist bij de meest kwetsbare mensen.

Er komt een heel ander zorgstelsel. Zorg moet gefinancierd gaan worden met één subsidieregeling en één loket, zonder inkoop- en aanbestedingsprocedures. Voor verzekeraars (behalve voor niet collectief vergoede zorg) en gemeenten (behalve voor verbindingen met armoede- en schuldenbeleid en met het woonbeleid) is geen rol meer, evenmin als voor het CAK, het CIZ en de NZa. Eigen kracht en zelfredzaamheid wordt een recht, geen plicht. Tandzorg, voorbehoedsmiddelen, fysiotherapie en andere paramedische behandelingen gaan we vergoeden. De toegang tot specialistische, paramedische en/of langdurige zorg krijgt een brede, maar strakkere poortwachter bij huisartsen en wijkverpleegkundigen. De extramuralisering van de zorg (langer thuis wonen met zorg aan huis) gaat nu echt veel te snel en te regide. Moderne nieuwe woonvormen voor ouderen die hieraan voldoen, zoals de door de SP bedachte zorgbuurthuizen, gaan we krachtig bevorderen. We investeren ook extra in betaalbare, levensloopbestendige woningen. Dat wordt een wettelijke opdracht aan gemeenten en woningcorporaties, in samenwerking met zorgaanbieders. Hiertoe worden onder landelijke regie regionale plannen gemaakt, en gemeenten moeten in hun woonvisie daar aanvullende richtlijnen over opstellen. Een woningaanpassing wordt weer een recht in plaats van een voorziening. In de thuiszorg gaan we weer terug van taakgerichte zorg naar persoonsgerichte zorg in zelfsturende teams, zonder minutenzorg en afvinklijstjes, maar met meer tijd en aandacht voor een persoonlijke relatie met de cliënt. Resultaatsbekostiging (‘schoon huis’) wordt weer vervangen door indicatie van het benodigde aantal uren. We investeren in het toegankelijk maken van voorzieningen, terreinen en gebouwen, publieke media en het Openbaar Vervoer voor mensen met een beperking. Binnen 10 jaar moet dit gerealiseerd zijn. Er komt een wet die dit recht afdwingbaar maakt voor mensen met een beperking (met recht op schadevergoeding bij overtreding). Zorg wordt niet meer ingekocht en/of aanbesteed, maar vormgegeven in een subsidierelatie op basis van een periodiek door een door de provincie vastgestelde regionale zorgvisie, binnen een door het parlement goedgekeurd, periodiek vastgesteld landelijk zorgkader, waarin beschreven staat welk zorgaanbod gefinancierd wordt, rechtstreeks uit de algemene rijksmiddelen bekostigd. In plaats van concurrentie moeten zorgaanbieders samenwerken. Er zijn geen aparte zorgpremies meer en ook geen eigen risico en eigen bijdragen. De bekostiging loopt via regionale zorgkantoren, die ook zorgen voor de financiële planning. Zorgverzekeraars kunnen zich desgewenst geheel of gedeeltelijk omvormen tot zo’n regionaal zorgkantoor. De transitie vindt op gelijke wijze plaats als bij de opheffing van de PBO’s. Er is dus nadrukkelijk geen nationalisatie en dus ook geen schadeloosstelling aan de orde. Er zijn geen budgetplafonds meer, maar de overheid kan via de zorgkantoren wel voorwaarden stellen aan de uitgaven ter bevordering van efficiëntie en doelmatigheid en van kwaliteit. De bureaucratische verantwoording wordt tot een minimum beperkt. Zorg die door de overheid wordt gefinancierd wordt volledig gedefinieerd als een publieke voorziening, zonder marktwerking. De vrije marktwerking geldt er dan niet meer en de Autoriteit Markt en Consument heeft er dus ook niets meer te zeggen. Zorgaanbieders mogen geen winstoogmerk hebben en ook geen winstuitkeringen doen – dit geldt ook voor maatschappen aan de eigenaren/zorgaanbieders zelf. Iedereen in de publiek gefinancierde zorg komt in loondienst, bij voorkeur in een zorgcoöperatie. Burgers houden vrije keuze van artsen en zorgverleners. We investeren fors in de zorg als onderdeel van de eerder genoemde miljardeninvestering in de publieke sector. We zorgen voor kostenbeheersing in de zorg niet door prijsprikkels bij patiënten maar door schrappen van de marktwerking (geen geld meer nodig voor solvabiliteit, marketing/reclame, topbeloningen, winst). De financiering van zorgverleners moet minder gebaseerd zijn op volume en meer op kwaliteit, met een hoge basisvergoeding. Minder volumeprikkels en stringentere poortwachtersfuncties door huisartsen en wijkverplegers kunnen tot forse kostenverlagingen leiden. En we beperken de prijs- en patentmacht van de farmaceutische industrie. We volgen de voorstellen uit de initiatiefnota van GL, PvdA en SP hierover van eind 2017. We voeren ook een chemotax in voor de farmaceutische bedrijven om kankermedicijnen te financieren. We investeren ook veel meer in preventie.

We zorgen voor goed onderwijs, waarin gelijke kansen centraal staan. Daartoe voeren we een aantal ingrijpende wijzigingen in. Onderwijs en kinderopvang, inclusief de voorschool, worden geïntegreerd in publiek en collectief gefinancierde en georganiseerde kindercentra. Deze centra worden onderwijscoöperaties met veel regel- en budgetruimte voor de onderwijsprofessionals. De lumpsum bekostiging wordt deels vervangen door meer overheidssturing. We willen minder prestatiedruk in het onderwijs. Met minder toetsen. Huiswerk zoveel mogelijk afschaffen. Plezier in leren moet een prioriteit zijn. Tegelijkertijd breiden we de onderwijstijd uit. Er komt een veel breder vakkenpakket. De taal- en rekenvaardigheid, maar ook de kennis in andere vakken moet substantieel omhoog. Teveel leerlingen ontberen nu basale, noodzakelijke kennis en vaardigheden. Maar er is ook meer dan alleen cognitieve kennis. Kinderen moeten zich breed kunnen ontwikkelen, met ook vaardigheden, muziek, theater, beeldende vorming en bewegingsonderwijs. Moderne leerpsychologische kennis moet leiden tot betere didactiek. Voor meer gelijke kansen realiseren we uitstel van studiekeuze tot 15/16 jaar met een investerings- en innovatieplan en -budget voor meer niveaudifferentiatie en verschillende werkvormen. De voorschoolse educatie moet – voor tenminste 16 uur per week – gratis beschikbaar worden voor alle kinderen vanaf twee jaar. In de bekostiging moet het meeste geld en de beste leraren en leermiddelen gaan naar de moeilijkste leerlingen/scholen met de grootste pedagogische uitdagingen, in plaats van de huidige rendementsbekostiging en het huidige onderwijsachterstandenbeleid. In plaats van premies op zo snel mogelijk doorstromen willen we een premie op het bieden van kansen. Bij scholen met een extra pedagogische uitdaging ontvangt men een toeslag en een kleinere lestaak, zodat er meer individuele begeleiding gegeven kan worden. De bekostiging moet recht gaan doen aan de inspanningen van een school om leerlingen te stimuleren en te begeleiden om hun talenten optimaal te ontplooien, en dit moet niet zoals nu juist risico’s voor een school opleveren. Concurrentie tussen scholen wordt zoveel mogelijk vervangen door samenwerking. We investeren extra in het onderwijs als onderdeel van de eerder genoemde miljardeninvestering in de publieke sector, met o.m. kleinere klassen (gemiddeld 23 leerlingen, in achterstandswijken gemiddeld 12 leerlingen) en een kleinere lestaak (max. 1/3 van de aanstelling). De verschillen in kwaliteit tussen scholen moeten veel minder groot worden. Zwakke scholen moeten eerder onder toezicht worden geplaatst. In het publiek bekostigde basis en voortgezet onderwijs komt er op iedere school een toelatingsrecht. Jongeren krijgen een doorstroomrecht: een diploma geeft zonder extra voorwaarden recht op vervolgonderwijs. We verlengen de leerplicht voor jongeren die nog geen startkwalificatie hebben. Al het onderwijs tot en met het mbo wordt gratis, en in het hoger onderwijs worden collegegelden vervangen door een collectieve studieheffing na afloop van de studie, naar rato van het dan verdiende inkomen en de gebruikte studieduur. Zgn. vrijwillige ouderbijdragen worden verboden. Excursies en leermiddelen worden in de bekostiging vergoed. We gaan ook de sluipende privatisering van het onderwijs tegen, door o.m. extra begeleiding in het reguliere onderwijs aan te bieden en te bekostigen. We gaan het passend onderwijs beter afdwingen en faciliteren. Leerplichtambtenaren krijgen doorzettingsmacht om kinderen met een beperking op scholen te plaatsen. Er komt landelijk één wettelijke definitie van basiszorg dat de minimumondersteuning omschrijft die iedere school moet bieden. Scholen mogen dan niet langer leerlingen weigeren omdat ze niet in staat zouden zijn passend onderwijs te leveren. We brengen de bekostiging daartoe ook op orde. We zorgen voor een publiek gefinancierd landelijk aanbod van basiseducatie voor laaggeletterden, gericht op basisvaardigheden op het terrein van in ieder geval taal, rekenen en digitale vaardigheden, waaronder het kunnen beoordelen van informatie op betrouwbaarheid. Er komen speciale, gratis, laagdrempelige en aantrekkelijke scholen voor basiseducatie in alle gemeenten. Bibliotheken worden gratis te gebruiken leesbevorderingscentra. Iedere wijk en ieder dorp moet een fysieke, goed toegankelijke bibliotheekvoorziening hebben. Jongeren tot 25 jaar en inkomens tot 130% van het sociaal minimum krijgen een gratis abonnement op een onafhankelijk dagblad (al dan niet digitaal) naar keuze, gratis toegang tot muziekschool of andere culturele scholing, en een lidmaatschap bij een sportclub naar keuze.

We blazen de welzijnssector weer nieuw leven in met een goede organisatie voor o.m. buurt- en jongerenwerk, publieke arbeidsbemiddeling, schuldhulpverlening en armoedebestrijding. Er komt weer een nieuwe wijkaanpak voor de wijken met maatschappelijke achterstanden en problemen, met speciale Rijksmiddelen.

We verbeteren de veiligheid, de toegang tot het recht en de werking van de rechtsketen. In de veiligheids- en justitiesector investeren we ook in meer personeel en betere beloning, als onderdeel van de eerder genoemde investeringen in de publieke sector. We verlagen de griffierechten en investeren in gratis rechtsbijstand en juridisch advies. En we verleggen de focus. In plaats van steeds meer inzet op repressie, dat aantoonbaar niet werkt, zetten we in op legalisering en regulering van drugs. Maar ook meer in het algemeen zetten we minder eenzijdig in op strafrecht, en meer op preventie en reclassering, met een aparte inzet op veelplegers. Daklozen, verslaafden, mensen zonder verblijfsvergunning, worden niet meer achtervolgd met boetes en opsluitingen, maar begeleid, gericht op oplossing van hun problemen. Kinderrechten worden weer hard gegarandeerd. We maken meer werk van strijd tegen discriminatie (incl. homofobie, islamofobie en antisemitisme), huishoudelijk geweld, besnijdenis van vrouwen, gedwongen huwelijken, kindhuwelijken, eerwraak, mensenhandel en seksuele intimidatie, waaronder intimidatie op straat. We investeren ook in de organisaties, scheidden justitie weer van de politie, en decentraliseren een deel van de aansturing van de nationale politie. We ontlasten de rechtspraak ook door veel procedures niet meer in eerste instantie door de rechter te laten afdoen, zoals bij echtscheiding en schuldhulpverlening.

Bij de versterking van defensie zorgen we vooral voor meer inzet op personeel, met een betere uitrusting, beloning en rechtspositie. De investeringen in defensie moeten worden verhoogd om aan de actuele bedreigingen en Europese ambities te voldoen. We streven naar veel meer Europese defensiesamenwerking en willen de afhankelijkheid van de VS verminderen. De 2% norm van de NAVO kan dan ondanks de extra ambitie worden verlaagd. De totale defensie-uitgaven moeten niet meer afhankelijk zijn van het nationaal inkomen, alleen de verdeling van die uitgaven over de lidstaten moet dat zijn.

 

  1. We hervormen onze marktsector van het doorgeschoten Angelsaksische model naar het Rijnlandse model met meer overheidsregulering – we worden de markt weer meester. De overheid neemt eigendom in bedrijven die van nationaal belang zijn. We maken vijandige overnames moeilijker, pakken kartelvorming en monopolies aan, we beperken het patentrecht, er komen scherpere regels voor private equity bedrijven, we verbeteren de huurbescherming van zelfstandige winkeliers en de rechtspositie van franchisenemers, en we passen de mededingingswetgeving aan, zodat de macht van grote inkopers tegenover kleine zelfstandigen wordt ingeperkt. De rechten van de OR worden versterkt, o.m. met een recht op het benoemen van een deel van de leden van de Raad van Commissarissen. En we versterken de zeggenschap van werknemers en hun vakbonden. Eerlijke en duurzame handel moet volledige vrijhandel vervangen, ook in internationaal opzicht. We beoordelen handelsverdragen hierop zeer kritisch en staan geen aparte rechtssystemen hiervoor toe (geen ISDS, geen ICS). Consumentenbelangen moeten veel beter worden beschermd. Dat vraagt o.m. strengere regulering en betere handhaving, waarbij de vrije mededinging beperkt kan worden. Reclame en productinformatie moet betrouwbaar zijn, met aansprakelijkheid van de producent als dat niet zo is, en productaansprakelijkheid moet veel minder eenvoudig als nu uitgesloten kunnen worden. Dat geldt des te meer voor digitale aanbieders. De privacy van burgers moet veel beter worden beschermd en het internet moet meer worden gereguleerd. Overheden en publieke instellingen moeten zelf controle houden over hun databestanden. Er komt wettelijk gegarandeerde zeggenschap en transparantie over de koppeling van databestanden in publieke sectoren. We ondersteunen de ontwikkeling van een ‘publiek internet’, met waardengedreven publieke en non-profit platforms. Burgers krijgen zeggenschap en controle over wat er met hun data gebeurt en er komen strenge wettelijke voorwaarden voor het omgaan met deze data. Bij het gebruik van algoritmes en databestanden wordt transparantie wettelijk verplicht. Stigmatiserend gebruik van algoritmes, bijv. bij het bestrijden van fraude, wordt verboden. Algoritmes mogen niet leiden tot uitsluiting op de arbeidsmarkt of verzekeringen. We gaan de digitale infrastructuur veel steviger reguleren. Het dwingend en niet transparant goedkeuren van delen van je data en surfgedrag op websites wordt verboden. Zelfregulatie is evident onvoldoende gebleken. Platformbedrijven moeten voor hun diensten voldoen aan dezelfde eisen als hun concurrenten: cao-naleving (Picnic), verbod op schijnzelfstandigheid (Deliveroo, Uber), beroepsvoorschriften (Uber) en belastingvoorschriften als btw en toeristenbelasting (AirBNB). We voeren naar Frans voorbeeld een aparte belasting in op digitale diensten (Digitaks) en voeren wetgeving in om monopolyposities (zoals Google bij zoekmachines en Facebook bij sociale media) te breken. Dataportabiliteit maakt het gebruikers mogelijk een alternatief voor Facebook te kiezen zonder gegevens te verliezen en dus zonder virtuele vrienden te verliezen. We willen ook een minder op schulden gerichte economie. In plaats van de focus op reductie van overheidsschulden moeten we de focus richten op reductie van private schulden, voor een duurzame, stabiele economische groei. We willen de financiële sector daarom fors verkleinen – daarbij helpt al de eerder voorgestelde beperkingen aan hypotheken en ander krediet. Voorts gaan we de buffers verhogen en banken veel strikter reguleren. Ook de omvang per bank is nu te groot. We willen streven naar een stelsel van kleinere banken, die bij problemen dan ook minder kostbaar gered kunnen worden. We willen ook meer diversiteit in banken, waaronder een staatsbank en een echt coöperatieve bank. SNS Bank moet daarom beslist niet naar de beurs. Als een bank gered moet worden, wentelen we dat niet meer af op de belastingbetaler. De leiding moet dan plaatsmaken. Bij wanbeleid volgt vervolging, we schikken niet meer. We stellen het belang van klanten centraal bij banken met regels over minima aan kantoren, persoonlijk contact en advies, geldautomaten, etc. Het wordt eenvoudiger om van bank over te stappen – banken moeten o.m. zelfde rekeningnummer blijven gebruiken en automatische incasso’s continueren. Betaalgegevens zijn van de klant, niet van de bank, en mogen dus niet verkocht worden.

Wij willen de bankbelasting substantieel verhogen. Daarnaast voeren we in Europees verband een belasting in op speculatieve transacties met aandelen. Wij willen de bankenunie vervolmaken door de invoering van een door banken zelf gefinancierd Europees depositogarantiestelsel (DGS). We voeren strengere regels in voor verzekeraars en accountants. We voeren een beleid dat onze economie minder afhankelijk maakt van export en doorvoer en meer van binnenlandse bestedingen. In plaats van de huidige sterke afhankelijkheid van de export en van de financiële industrie (die beiden onze economie kwetsbaar maken voor externe invloeden) moet onze economie meer gaan steunen op hogere, duurzaam verantwoorde, binnenlandse bestedingen. Dus: Geen investeringen meer in EU- en nationaal gesubsidieerde en vooral voor de export producerende landbouwsector, niet meer in havens en luchthavens, niet meer in het aantrekkelijk maken als vestigingsplaats van banken. Maar wel investeren in o.m. natuurinclusieve, voor de binnenlandse markt producerende landbouw, in circulaire economie, in verduurzaming energie, in innovatieve, sterke publieke dienstverlening, etc.

 

  1. We versterken de democratische rechtsstaat. Er komt een versterking van de Wet op de openbaarheid, een betere regeling voor klokkenluiders, en een versterking van de regelgeving op het terrein van de privacybescherming, ook t.o.v. de overheid. De positie van de Ombudsman en van de Kinderombudsman worden versterkt. Gemeenten en provincies moeten zich aansluiten bij een regionale onafhankelijke, bij wet ingestelde Regionale Ombudsman. Burgers krijgen meer rechtsbescherming tegen besluiten van gemeenten, maar procedures worden verkort en aan het eindeloos kunnen doorprocederen wordt een eind gemaakt. We voeren een Grondwettelijke toetsing in van wetten. De Raad van State wordt gesplitst in een adviesorgaan van de wetgever en in een bestuursrechter, die ook deze Grondwettelijke taak erbij krijgt. De Eerste Kamer blijft bestaan, maar krijgt een terugzendrecht. De Eerste Kamer wordt iedere twee jaar voor de helft opnieuw gekozen door de leden van de Provinciale Staten. Gemeenteraden en Provinciale Staten kunnen tussentijds door hen zelf of hun bestuur ontbonden worden voor tussentijdse verkiezingen. We versterken de publieke controle door extra middelen voor onafhankelijke, journalistiek, met als speerpunten lokale, regionale en Europese politiek en onderzoeksjournalistiek. De publieke omroep wordt versterkt met meer digitale mogelijkheden. Reclame wordt daar vervangen door extra bekostiging. De plan- en onderzoeksbureaus van de overheid en het CBS worden wat betreft de wetenschappelijke pluriformiteit en onafhankelijkheid versterkt. Er komt een aparte onafhankelijke Uitvoeringskamer, die vooraf toetst of voorstellen voldoende uitvoerbaar zijn. De Algemene Rekenkamer krijgt bevoegdheid om geen goedkeurende verklaring te geven. Deze kan worden overruled door een besluit van de gezamenlijke Eerste en Tweede Kamer. Er komen verplicht rekenkamers voor lagere overheden. We versterken de representatieve, gekozen democratie met meer geld voor onderzoek en ondersteuning van volksvertegenwoordigers in ieder gekozen orgaan, een veel betere vergoeding van hun werkzaamheden op lokaal en provinciaal niveau, en versterking van de positie van politieke partijen, met eisen aan democratische organisatie en financiële transparantie. Private financiering van politieke partijen mag slechts beperkt en volledig transparant plaatsvinden. Er komt een lobbyregister. Het nevenwerkzaamheden en -inkomstenregister wordt veel sterker gehandhaafd, met boetes en bekendmaking bij overtredingen. Er komt geen kiesdrempel. We versterken de rechten van parlementaire minderheden. We voegen de taken en bevoegdheden van de waterschappen bij de provincies. Er komt een provinciale herindeling met een Randstadprovincie. Gemeenten worden niet meer tegen hun wil heringedeeld. De bestuurskracht van kleine gemeenten wordt versterkt met meer geld en mogelijkheden voor aantrekken van hoog genoeg geschoold personeel. Gemeenschappelijke regelingen worden vervangen door overheveling van taken en bevoegdheden naar de provincies, dan wel door opheffing ervan. De burgemeester en de commissaris van de Koning worden gekozen door de gemeenteraad respectievelijk Provinciale Staten. De kabinetsformateur wordt door de Tweede Kamer benoemd en ontslagen. De staatsrechtelijke rol van de Koning wordt ook in formele zin beperkt tot representatieve en extern vertegenwoordigende functies. De Grondwet wordt ontdaan van de suggestie dat wetten bij de gratie van een God verkondigd worden. Leden van Koninklijk Huis betalen gewoon belasting en hun inkomen wordt gebracht onder de maximum norm voor topbeloningen in de publieke sector. Van staatsvoorzieningen kan geen gebruik gemaakt worden voor privédoeleinden en paleizen zijn publiek bezit en worden zoveel mogelijk ook voor publiek toegankelijk. We voeren geen referendum in, anders dan op lokaal niveau voor kwesties die alleen dat lokale niveau betreffen. Daarvoor komen hoge drempels. Wel voeren we een uitgebreider burgerinitiatiefregeling in. En gaan we in wijken en dorpen vormen van gedeeltelijk zelfbeheer invoeren, bijv. op terrein van groenbeheer en -onderhoud. Burgerparticipatie bij totstandkoming beleid wordt verder bevorderd. Daarvoor komt een speciaal ondersteunings- en innovatieprogramma en -budget. We zetten in op verdere democratisering van de EU. Er komt een aparte Europese Senaat met leden gekozen door en uit de leden van de nationale parlementen van de lidstaten. Deze zetelt in Straatsburg. Het Europees Parlement wordt dan niet langer meer gekozen per lidstaat, maar op Europese lijsten van Europese partijen, en zetelt alleen in Brussel. Het EP kiest de voorzitter van de Europese Commissie, en moet akkoord gaan met de benoeming van de andere leden ervan, waarin niet langer iedere lidstaat vertegenwoordigd is. De voorzitter van de Europese Raad van ministers moet met instemming van de Europese Senaat gekozen worden. Het vetorecht wordt drastisch beperkt, meerderheidsbesluitvorming wordt de norm. De bevoegdheden van Europees Parlement worden uitgebreid. De controle op rechtmatigheid en doelmatigheid van de uitvoering wordt versterkt met meer bevoegdheden van de Europese Rekenkamer. De rechtspositie van de Europarlementariërs wordt substantieel versoberd.

 

  1. We voeren een linkse begrotingspolitiek, maken een eind aan de schadelijke te grote zuinigheid bij de overheid en hebben in lijn daarmee een plan gereed voor bestrijding van de volgende crisis. Bovenstaande nieuwe sociaaldemocratische agenda is prima financierbaar. We halen het geld waar het zit. We zijn voor degelijke financiering van overheidsuitgaven, maar dan wel zonder neoliberale dogma’s en gericht op de langere, duurzame termijn. We stoppen met de overdreven spaarzaamheid. Hervormingen moeten voldoen aan eisen van sociale rechtvaardigheid en aan eisen van ecologische duurzaamheid. Er is veel meer begrotingsruimte als we de afspraken over staatsschuld en financieringstekort niet meer zo idioot formuleren als nu gebeurt. We hoeven het vermogen van de overheid niet geforceerd op te krikken. We nemen de bezittingen en vorderingen van de overheid in aanmerking bij de herformulering van de staatsschuld. En we stappen af van de regel dat meevallers op de begroting alleen gebruikt mogen worden voor de aflossing van de staatsschuld. Het financieringstekort hoeft ook niet per sé maximaal 3 procent op jaarbasis te zijn. Gemiddeld 3 procent voor een langere periode zou de inzet moeten zijn. Er is daarnaast geen enkele noodzaak tot het creëren van een begrotingsoverschot. Begrotingsoverschotten moeten gebruikt worden voor investeringen. Begrotingsdoelen moeten we afwegen tegen sociale doelen (werkgelegenheid, ongelijkheid, armoede en uitsluiting) en duurzaamheidsdoelen. Ja, dat moeten we Europees regelen, met een verandering van het stabiliteits- en groeipact, maar laten we daar maar eens assertief in zijn. Worden de Europese begrotingsregels niet aangepast, dan zit er niks anders op dan statelijke ongehoorzaamheid. We moeten niet te benauwd zijn om veranderingen af te dwingen, zolang het vetorecht nog bestaat. De EU zal sociaal zijn, of niet zijn. We moeten ons bij het Euro-beleid niet laten afleiden door landen als zondebokken te bestempelen (Griekenland, Italië), maar we moeten de bredere, duurzame stabiliteit bevorderen, met bescherming van sociale en ecologische belangen. Voorts moeten we in de EU Eurobonds invoeren: landen lenen geen geld op de ‘gewone’ geldmarkt, maar van de Europese Centrale Bank, waarbij landen in feite garant staan voor elkaar. Wij pleiten voor veel meer overheidsinvesteringen. Denk aan de ecologische duurzaamheidstransities (klimaat, circulaire economie, landbouw/biodiversiteit), bescherming tegen gevolgen van klimaatcrisis (zeespiegel, veel regen in korte tijd, droogte, bodemdaling), duurzame infrastructuur (elektriciteitsnetten, warmtenetten, openbaar vervoer), betaalbare woningen (vooral huur), onderwijs en onderzoek/innovatie (dat moet ook de belabberde productiviteitsgroei verbeteren), etc. Zeker nu de rente zo laag is en voorlopig ook zal blijven moeten we nu ook in deze tijd van relatieve voorspoed als overheid fors investeren. Zoals de Rotterdamse econoom Bas Jacobs in het Financieel Dagblad[3] uitlegde komt dat maar deels door het ECB-beleid. Er zijn structurele ontwikkelingen – vergrijzing/ontgroening, robotisering/digitalisering en stijgende ongelijkheid – die hiervoor zorgen (de besparingen nemen toe en voor investeringen is steeds minder een beroep op de kapitaalmarkt nodig). Vooral de vergrijzing/ontgroening zal zeker ervoor zorgen dat voor een lange periode de rente zeer laag en zelfs negatief blijft (zie ook Japan, dat ons hierin voorging). Voor het eerst in de geschiedenis is de rente op staatsleningen bij alle looptijden negatief. Daarmee verdiend de overheid voor het eerst door meer te lenen. Aflossen van staatsschuld kost juist geld. Jacobs concludeert dan ook dat aflossing onnodig is (‘de overheidsfinanciën zijn nu volledig houdbaar) en ook onwenselijk is. Het schaadt niet alleen onze welvaartsgroei, maar als er steeds minder staatsschuld is, verdwijnen ook steeds meer de hard nodige risicovrije beleggingen voor banken, verzekeraars en pensioenfondsen. Wat nodig is, zijn minder besparingen (dat doen we door de AOW te verhogen en daarmee de aanvullende pensioenen te verlagen[4]), hogere consumptie (dat doen we door hogere inkomens te regelen – wel duurzaam, door gedifferentieerde btw-tarieven naar duurzaamheid en door regulering) en hogere investeringen, zowel privaat (dat doen we door kapitaal aan te wenden voor speculatieve doeleinden of dood laten staan fiscaal onaantrekkelijk te maken en door anti-speculatie regelgeving) als publiek. Dat zorgt voor een hogere welvaart voor huidige én toekomstige generaties. Jacobs: “Beleidsmakers kunnen de macro-economische gevolgen van de extreem lage rente niet meer negeren. De financiële markten schreeuwen al jaren: ‘overheid, investeer meer! We willen je daarvoor betalen!’ Ambitieuze investerings- en hervormingsplannen ontbreken echter bij de overheid.” Jacobs concludeert terecht: “Den Haag moet eindelijk serieus gaan nadenken over macro-economische politiek. Doorgaan op de doodlopende weg van calvinistische zuinigheid maakt Nederland armer, nu en in de toekomst.We hadden ooit de gulden financieringsregel dat overheden konden lenen voor rendabele investeringen. Die moeten we weer hanteren. En die leningen tellen dan niet mee voor het financieringstekort, de kost gaat voor de baat uit. Investeringen gaan we zoveel mogelijk doen via een Nationale Investeringsbank (NIB) 2.0, dat voor 51% ook gevoed wordt door pensioenfondsen. NIB 2.0 geeft weer obligaties uit, die ook door ECB gekocht kunnen worden. Bij de te financieren projecten moeten steeds ook concrete, meetbare doelen als het versterken van de werkgelegenheid, het beperken van ongelijkheid en het versterken van de bestaanszekerheid betrokken worden. Waar het bedrijfsleven van deze investeringen meeprofiteert, is er van die zijde cofinanciering. In tijden van financieel-economische crisis voeren we Keynesiaanse begrotingspolitiek. We bezuinigen niet op de sociale zekerheid, pensioenen of de werkgelegenheid en inkomens in de publieke sector, en we verhogen niet de lasten van huishoudens ten bate van lagere lasten op kapitaal – zoals na de crisis in 2008 is gedaan. Inmiddels zijn de meeste economen het erover eens dat je in tijden van crisis juist niet moet bezuinigen, maar investeren. Is er eenmaal weer economische groei, dan nemen de staatsschuld en het begrotingstekort vanzelf snel af. Om te voorkomen dat de economie bij een crisis in een spiraal naar beneden raakt, is het aan de overheid om te blijven investeren. Dat is goed voor de werkgelegenheid, goed voor de koopkracht, en er is veel nuttigs te doen. Dan moeten er op het moment van crisis wel concrete plannen klaar liggen die direct uitvoerbaar zijn, en zoals we hiervoor hebben uiteengezet hoeven we niet op de volgende crisis te wachten met die investeringen. En die investeringen moeten dan niet afhankelijk gesteld worden van private cofinanciering, zoals in het verleden vaak werd gedaan. En bij de investeringen moeten ook niet ineens allerlei wettelijke procedures buiten werking gesteld worden. Hoe slechter de economische situatie, hoe belangrijker een goed vangnet om ervoor te zorgen dat mensen niet helemaal door de bodem zakken: de koopkracht blijft enigszins op peil, wat goed is voor bedrijven. Crisis betekent vrijwel per definitie oplopende werkloosheid. Om de sociale zekerheid als economische stabilisator te laten werken zou het stelsel in tijden van crisis niet beperkt maar juist uitgebreid moeten worden. Met het Zekerheidsinkomen en het hogere sociaal minimum (zie I) hebben we een veel steviger vangnet gespannen. We koppelen voorts de duur van de WW-uitkering aan conjunctuur. Wij vervangen de verkorting van de WW naar 2 jaar door een alternatief dat het CPB eerder heeft geschetst, namelijk om deze anticyclisch toe te passen: de maximale WW-duur is dan korter tijdens hoogconjunctuur en langer bij laagconjunctuur. Werknemers worden zo beter beschermd als het risico op werkloosheid hoger is. En een regeling voor deeltijd-WW kan ervoor zorgen dat mensen toch hun baan behouden: ze blijven in dienst maar werken minder uren en krijgen voor de niet gewerkte uren een uitkering. Een van de eerste dingen die bij een volgende crisis zou moeten gebeuren is het opnieuw instellen én volhouden van deeltijd-WW. De overheid moet voorts voor zzp-ers en voor het mkb risicoarme en goedkope investeringskredieten organiseren. En we moeten de gratis scholingsmogelijkheden voor mensen in de WW en de bijstand (te vervangen door het gegarandeerde zekerheidsinkomen) drastisch verruimen, zeker in tijden van crisis. In plaats van de werklozen op te jagen naar werk dat er in tijden van crisis onvoldoende is, kunnen we beter zorgen dat mensen zich verder en beter scholen. Op termijn is dat veel beter voor de economie. De maximum hypotheek wordt conjunctuur afhankelijk (naar Canadees voorbeeld): lager bij stijgende prijzen en hoger bij dalende prijzen. Dit helpt om bij de crisis koopwoningen langer betaalbaar te houden. Door veel meer te investeren in betaalbare huren en het oplossen van de woningnood (zie onder V), door drastisch schulden van huishoudens te saneren en te investeren in preventie van en hulpverlening bij schulden, alsmede door het fors verlagen zorgen we dat huishoudens er bij een volgende crisis beter voor staan. En we verhogen de vermogensbelasting voor miljonairs in tijden van crisis, en de progressieve vennootschapsbelasting op winst van bedrijven krijgt een solidariteitsheffing op winst die niet geïnvesteerd wordt. Zo kunnen investeringen des te meer blijven plaatsvinden, maar worden dividenduitkeringen en opkopen van eigen aandelen, of het oppotten van winst in overmatige reserves in tijden van crisis extra ontmoedigd. Zo blijft het stelsel solidair en zorgen we voor geld voor de publieke zaak. Een plotselinge opdroging van de kredietverlening is funest voor bedrijven. De overheid moet blijven zorgen voor de beschikbaarheid van bedrijfskredieten in tijden van crisis. Daarbij helpt de hiervoor bepleitte publieke Nationale Investeringsbank 2.0. Deze kan in tijden van crisis bedrijfskrediet blijven leveren. Ook kan de ECB als voorwaarde stellen aan banken om in aanmerking te komen voor overheidssteun dat zij deze kredieten blijven verstrekken. De 2600 miljard die de Europese Centrale Bank de afgelopen jaren in de financiële markten pompte leidden tot vastgoed- en aandelenbubbels en kwamen niet ten goede van de werkelijke economie. Bij een volgende crisis zou het helpen als de discussie niet gaat over wel of niet stimuleren door de ECB, maar over de vormwaarin de ECB Een van de manieren om ervoor te zorgen dat het geld daadwerkelijk de economie versterkt is wat sommigen green quantitative easing noemen (groene geldverruiming). Het enige goede aan een volgende crisis zou kunnen zijn dat er urgentie ontstaat om de oorzaken van de crisis aan te pakken: de schuldgedrevenheid van de economie, de ongebreidelde vrijheid van de financiële sector, aandeelhouders die bedrijven de verkeerde kant op sturen, banken die te weinig buffers hebben. Het aanpakken van de oorzaken betekent, zoals hiervoor al voorgesteld, het omvormen van de banken tot publieke dienstverleners, strenge regels voor de financiële industrie, het inperken van de macht van aandeelhouders, omvorming van de pensioenfondsen tot maatschappelijk verantwoorde investeerders in plaats van handelaren in financiële lucht, een andere vormgeving van de Europese samenwerking. Fundamentele aanpassingen waar het de vorige keer niet van gekomen is, onder meer doordat er kort na aanvang van de crisis vrijwel geen aandacht meer was voor deze onderliggende oorzaken.

We hopen dat deze agenda de sociaaldemocratie en onze PvdA inspireert voor een echt links verkiezingsprogramma, en hopelijk ook een links stembusakkoord met GL en SP (Keerpunt 2021!), ondersteund door de FNV, bij de eerstvolgende Tweede Kamerverkiezingen. We hopen ook op veel spannende, interessante discussies in en buiten onze partij, en dat het geloof in de maakbaarheid van onze samenleving en van onze idealen weer zal boven komen.

 

Vrolijk voorwaarts!

 

Linksom! in de PvdA

[1] Zie: https://www.trouw.nl/nieuws/lodewijk-asscher-werkte-aan-een-nieuw-verhaal-voor-zijn-partij-ik-heb-veel-geleerd-van-hoe-het-beter-kan-dan-vroeger~b8b8a1d1/

[2] Zie: https://www.pvda.nl/nieuws/banning-lezing-2018/

[3] Zie ook: https://fd.nl/opinie/1312321/de-weg-van-calvinistische-zuinigheid-loopt-dood#

[4] Jacobs: “Bij de pensioenen is het wenselijk om het deel via kapitaaldekking in de aanvullende pensioenen te verminderen en het deel via omslagfinanciering in de AOW te vergroten. Als de rente structureel extreem laag is, moeten mensen zich namelijk een ongeluk sparen om een behoorlijk pensioen op te bouwen.

Skip to content