Menu Sluiten

Een nieuwe sociaaldemocratische agenda linksom!

“Waar visie ontbreekt, komt het volk om” – Joop den Uyl

 

De sociaaldemocratie is een drijvende kracht geweest in de opbouw van onze verzorgingsstaat. Niets heeft de mensen meer vrijheid gegeven dan de verzorgingsstaat. De bron van vrijheid lag in het succes van collectieve actie en het organiseren van solidariteit, die mensen in staat stelde tot een grotere grip op hun eigen lot.

Neoliberalen doen het voorkomen alsof vrijheid in de eerste plaats een individuele prestatie is. Met als logische implicatie dat het individu de volledige verantwoordelijkheid kan dragen voor wat er met hem gebeurt. Dat de overheid daar geen omkijken meer naar heeft, en zelfs niet moet hebben – want dan nemen betrokkenen onvoldoende eigen verantwoordelijkheid.

Het is echter een vergissing, met ingrijpende gevolgen, om aan te nemen dat ons emancipatieproces is voltooid. En dat we nu een maatschappij hebben van economisch zelfredzame, autonome individuen. Het resultaat is een ‘zelfredzaamheidsparadox’: door van iedereen evenveel verantwoordelijkheid te vragen, verliezen sommige groepen juist de regie over het eigen leven.

De tweede paradox is dat de overheid zich terugtrekt en tegelijkertijd de burgers meer dan ooit in de gaten houdt. Er is veel te doen over privacy, maar de sociale dienst kan je badkamer controleren, onder je bed kijken, je slaapkamerkasten doorzoeken, buren laten klikken, camera’s plaatsen, sociale rechercheurs laten bespioneren, enzovoorts.

De ene overheidsdienst begraaft bovendien nu mensen in de problemen, zodat een andere ze weer kan opgraven. Nederland is bezaaid met instellingen die afgerekend worden op het oplossen van deelproblemen, met enorm kostbare, contraproductieve beleidsaccumulatie. Ieder deelprobleem zijn eigen regelsysteem met verplichtingen, voorwaarden, verboden, controles en sancties. Hoe dieper je in de shit zit, hoe moeilijker het is om hulp te krijgen.

Het CJIB wil dat iemand zijn boetes betaalt. De deurwaarder wil geld zien. De politie wil hem opsluiten. De crisisopvang wil hem weer thuiskrijgen. De sociale dienst wil dat hij aan het werk gaat. De psychiater wil hem van zijn depressie genezen. De maatschappelijk werkster wil hem in de schuldhulpverlening. De schuldhulpverlening wil dat hij zijn post opent. En de dagbesteding wil hem bezighouden. De mensen die buiten de boot vallen, zie je in beleidsdocumenten niet meer terug, hooguit als restcategorie: ‘Uitstroom naar onbekend.’

Het recht is steeds vaker iets dat je moet halen. Zelf alles aanvragen, steeds opnieuw. Enorme aantal bewijsstukken inleveren. Onzinnige sollicitaties uitvoeren, gratis verplicht werk uitvoeren, vernederende cursussen volgen. En daar blijft het niet bij: als je iets fout hebt gedaan, dan komt het ‘recht’ ineens razendsnel naar je toe. Sterker nog, dan dendert het als een sneltrein over je heen. Bij problemen gaat er een intimiderende, vernederende en vooral ook zeer kostbare controlemachine in werking en wordt, vooral door de overheid, boete op boete geplaatst. Gevolg: waanzin, vernedering, verspilling. De overheid is boos, achterdochtig en gefrustreerd. Het is management by insult. Geen wonder dat mensen geen vertrouwen meer hebben in de politiek. Ontbinding ontstaat waar binding ontbreekt. Er is geen binding meer vanwege een geïnstitutionaliseerd wantrouwen van de burger door de Staat.

‘De oorzaak van het dichtslibbende systeem is dat het mechanisme drijft op het uitsluiten van risico’s met wantrouwen als resultaat. Voor het bedrag aan controles om risico’s uit te sluiten kun je heel wat risico lopen. En ja, dan zal het af en toe fout gaan.’ Aldus Herman Tjeenk Willink in zijn zeer lezenswaardige boekje ‘Groter denken, kleiner doen’. Wantrouwen naar de mensen die hulp nodig hebben, om risico uit te sluiten dat ze zichzelf onvoldoende inspannen om uit de shit te komen. Enorme controle en sanctiesystemen tegen hoge kosten en bijna niemand wordt nog geholpen. Jesse Frederik vroeg ons vorig jaar nog in zijn Den Uyl-lezing bijna wanhopig: ‘Wanneer wordt u er nu eens boos over?’ Het bleef en blijft daarover veel te stil in onze partij.

De Participatiewet is één van de grootste dwalingen van onze partij. In plaats van mensen te helpen aan werk en inkomen, stijgen de armoede en de problematische schulden, en in plaats van de werkloosheid aan te pakken, banen te maken en mensen effectief naar werk te helpen, worden de werklozen aangepakt en opgejaagd. Het is niet – als beoogd – een springplank, maar een zuigend moeras, waarin de werklozen wanhopig het water steeds hoger aan de lippen staat.

Arbeidsverhoudingen keren steeds meer terug naar de 19e eeuw. Doorgeschoten flexibilisering, liberalisering en privatisering bedreigen steeds meer de rechts- en onderhandelingsposities van werknemers. Bescherming tegen gevolgen van ziekte en arbeidsbeperkingen is er nog maar voor 60% van de werknemers. Nederland is wereldkampioen flexwerk, een dubieuze eer. Schijnconstructies tieren welig. Contracten zijn steeds meer tijdelijk en ontslag eenvoudiger. Velen van hen hebben ook niet meer de bescherming van het minimumloon en van de opbouw van een redelijk pensioen. De armen sterven steeds vaker voordat ze aan pensioen toekomen, hun premiegeld gaat naar de rijken die wel met vroegpensioen kunnen gaan. Terwijl de een zich een ‘burn out’ inwerkt, zit de ander op de bank zonder enig perspectief. Zorg werd van een recht een ‘voorziening’. Patiënten draaien steeds meer alleen voor hun kosten op. ‘Scheefhuurders’ worden hun huis uitgejaagd zonder dat er een betaalbaar alternatief is. Flexwonen holt de huurbescherming uit. Studeren kan je alleen nog maar met schulden of een rijke pa of ma. Kinderen van arme ouders krijgen en die van rijke ouders groeien steeds meer gescheiden op en het onderwijs versterkt de tweedeling in plaats van gelijke kansen te creëren – die van rijke ouders krijgen het beste onderwijs, de beste en best betaalde leraren, de meeste faciliteiten en dus de beste kansen. Rechtsbescherming wordt steeds duurder en moeilijker, en daarom voor hen die geen dure advocaten en stijgende griffierechten kunnen betalen, onbereikbaarder.

In onze publieke sector zijn de professionals sluitstuk geworden. Marktwerking, rendementsdenken en financialisering bedreigen het algemeen belang, werken kostenverhogend en vergroten de problemen. Vergeten lijkt dat wij sociaaldemocraten niet ideologisch voor een kleine overheid en publieke sector zijn. Dat publieke banen echte banen zijn, met maatschappelijk én economisch nut. Alles moet wijken voor vrije marktwerking – corrupte zorgondernemers, gewetenloze bankiers, criminele vastgoedjongens, witwas- en belastingontwijkende en -ontduikende brievenbusbedrijven, vervuilende energiebedrijven, oplichters van consumenten enzovoorts hebben vrij spel; leraren, verplegers, verzorgers en agenten moeten het doen met een fooi, steeds meer bureaucratie en administratie en schending van de privacy van hun cliënten.

Marktwerking in de publieke sector is een woekerend, etterend gezwel. Het ondermijnt de solidariteit en leert mensen dat het eigen belang voor moet gaan. Het maakt de wolf in ons los. En hoewel het goed is voor de biodiversiteit dat de wolf weer in Nederland terugkeert, vraagt de menselijke beschaving dat we onze innerlijke wolf temmen. Hebzucht is niet goed, en de revenuen druppelen niet door naar de onderkant van de samenleving. De mens is een groepsdier, in ons instinct zit het besef dat we om elkaar moeten geven – ook uit eigen belang. Door juist dat te ondermijnen, ondermijnen we onze eigen toekomst en die van de hele menselijke soort.

“Het gaat goed en niet goed met Nederland. De economie groeit, de werkloosheid daalt, de financiën lijken op orde. Maar wie nauwkeurig kijkt ziet verwaarlozing en sluipende uitholling van de democratische rechtsorde en ontwaart professionals, zoals artsen, leraren en rechters, die steeds meer het gevoel hebben dat ze worden belemmerd in de uitoefening van hun vak. Terwijl juist de kwaliteit van hun werk in belangrijke mate de geloofwaardigheid van de overheid voor de burgers bepaalt. Immers, zonder goede professionals komt van geen enkel beleid iets terecht.” Aldus Herman Tjeenk Willink in een recent artikel in Medisch Contact. Hij roept de professionals op om in actie te komen, om tegenwicht te bieden tegen alles wat het ‘primaire proces’, waaronder de vertrouwensrelatie tussen medici en hun patiënten, in de weg zit.

Tjeenk Willink hekelt met name de ‘betonrot’ in de democratische rechtsorde en de gevolgen daarvan voor de publieke sector. ‘De democratische rechtsorde is ook een sociale rechtsorde met sociale grondrechten, die de voornaamste verantwoordelijkheden formuleren van de overheid, zoals zorg dragen voor voldoende werkgelegenheid, huisvesting, milieu, onderwijs en zorg. De overheid heeft haar taken op die terreinen echter afgestoten of verzelfstandigd zonder dat het in de politiek tot een debat is gekomen over de invulling van die grondrechten.’

Dominant werd het idee dat ‘de overheid een bedrijf is met burgers als klanten en met kosten en baten die met elkaar in evenwicht moeten zijn’. Hij vervolgt: ‘We hebben ons anker gevonden in een idee dat voor de publieke dienst niet deugt. Denken in termen van vraag en aanbod is bij publieke dienstverlening inadequaat. Ook ontbrak het besef dat de markteconomie altijd haar eigen dynamiek heeft. Die vraagt om een sterke overheid als tegenwicht, maar de overheid heeft juist stappen teruggezet.’ In zijn boek zegt hij het onomwonden: ‘De BV Nederland leidt tot het failliet van de democratische rechtsorde.’ En: ‘Het marktdenken staat haaks op het politieke, omdat het gericht is op het individu en niet op de samenleving (‘het algemeen belang’); omdat het gericht is op de korte termijn en niet op de toekomst; omdat het gericht is op uniformering en niet op diversiteit; omdat het gericht is op kwantiteit en niet op kwaliteit; omdat het financieel-economisch en niet sociaal-cultureel van aard is.’ Onder invloed van ‘de nieuwe spraakmakende elite van economen en managers’ zijn politici en bestuurders steeds meer eenzelfde taal gaan spreken, en langs dezelfde lijnen gaan denken. ‘De politiek is getechnocratiseerd’, constateert hij. Geen goede zaak, want ‘er zijn altijd waarden in het spel’.

Ook als gevolg van dat denken zijn publieke diensten op afstand van de politiek gezet, verzelfstandigd of geprivatiseerd. Hij heeft nooit begrepen hoe privatisering van publieke taken, zoals in de zorg is gebeurd, én tot betere resultaten kan leiden én goedkoper kan zijn én winst kan opleveren én aanzienlijke salarisverhoging aan de top mogelijk maakt. ‘Dat blijkt dan ook niet het geval.’

Met de verzelfstandiging van publieke diensten is de politieke verantwoordelijkheid voor de dienstverlening echter niet als vanzelf verdwenen. Kijk maar naar de ophef rond de failliete ziekenhuizen. ‘Du moment dat er iets misgaat, wordt de politiek erop aangesproken. De minister kan eigenlijk niets anders doen dan zeggen dat hij er niet meer over gaat, maar dat hij zal kijken wat er aan te doen is. Gevolg is dat bij de verzelfstandigde of geprivatiseerde uitvoering zowel met bedrijfsmatige maatstaven, zoals aanbod en vraag, producten en kostentoedeling, maar ook nog wel degelijk met politieke maatstaven, zoals continuïteit en betaalbaarheid, zorgvuldigheid en onpartijdigheid, rekening moet worden gehouden. Dit verklaart de bijna ongebreidelde behoefte aan toezicht, controle en regels. De dokter, de politieagent en de onderwijzer worden in een keurslijf van normen, protocollen en modellen gedwongen. Hun professionaliteit wordt op de proef gesteld en de mogelijkheden om aandacht te besteden aan de individuele patiënt of cliënt worden beperkt.’ Tjeenk Willink vraagt zich af hoe hoog de totale kosten van alle rapportages en de daarmee verbonden controleurs en toezichthouders zijn en wat het oplevert. ‘Niemand schijnt het precies te willen weten. Een uiterst ruwe schatting komt voor de gezondheidszorg uit op miljarden; in ieder geval meer dan het dubbele van wat de totale huisartsengeneeskunde kost.’

Ons belastingstelsel is ondertussen een pretpark voor het grootkapitaal geworden. Het vergroot de ongelijkheid enorm, terwijl die toch al enorm toeneemt. Wie rijk en vermogend is betaald effectief veel minder belasting, vooral door aftrekposten, vrijstellingen en uitstelmogelijkheden. Tarieven voor inkomen en winst uit kapitaal gingen radicaal omlaag, evenals de tarieven voor inkomstenbelasting van hoge inkomens. Erfenissen en schenkingen van vermogenden worden fors minder belast.

Arm subsidieert rijk in plaats van andersom. In het huidige belastingstelsel wordt werken zwaar belast en door maatregelen tijdens de crisis is dit nog verder toegenomen. De inkomens- en vermogensongelijkheid blijkt bij correctie voor kapitaalinkomen (waaronder ook die van bezit) en voor flexwerkinkomen in ons land enorm te zijn, en stijgend. De belastingdruk op arbeid is nu ruim viermaal zo hoog als die op kapitaal. Iedere euro die met arbeid wordt verdiend wordt effectief met 40-45% belast, die welke met kapitaal wordt verdiend slechts met 9%. Deze verschuiving van inkomen van arbeid naar kapitaal raakt bij een belastingstelsel dat inkomen uit kapitaal steeds minder belast direct de inkomsten van de overheid en daarmee de mogelijkheden van de overheid om de fysieke, sociale en technologische infrastructuur te onderhouden waar de Nederlandse welvaart in belangrijke mate op gebouwd is. Ook tast dit de mogelijkheden aan tot sociale herverdeling, die de sterk toegenomen bruto-inkomensongelijkheid in Nederland nu nog dempt, en het zet het behoud van de verzorgingsstaat ernstig onder druk, hetgeen zichtbaar is bij de tekorten in bijv. het onderwijs, de veiligheid en de zorg.

Mathijs Bouman deed recent in een column de ontdekking dat de gemiddelde marginale druk bij een jaarinkomen van 25.000 euro nagenoeg gelijk is als bij 125.000 euro. Bij beide groepen ligt deze rond de 50% gemiddeld. Met zelfs uitschieters naar 80%-90% bij de eerste groep, niet bij de tweede groep. In sommige gevallen gaan mensen die bruto meer gaan verdienen er zelfs netto op achteruit. De armoedeval bestaat dus nog steeds.

Nu betalen Nederlanders in de eerste en tweede belastingschijf nauwelijks inkomstenbelasting, maar wel veel premies voor de volksverzekeringen. Daardoor zijn de marginale tarieven ook voor lage inkomens bijzonder hoog, en houden ze van hun brutoloon netto maar weinig over. Dat inkomensverlies moeten we vervolgens repareren met huur-, zorg- en kinderopvangtoeslagen, kindgebonden budgetten, bijzondere bijstand en wat al niet meer.

Wie voor een dubbeltje geboren is, wordt in Nederland zelden een kwartje. Een hele fiscale kerstboom vol belastingtarieven, heffingskortingen en inkomenstoeslagen beoogde van Nederland een beschaafd, sociaal land te maken. Maar de keerzijde is dat iemand die probeert te ontsnappen aan de armoede, door meer te werken en carrière te maken, zijn of haar subsidies kwijtraakt en zo weinig overhoudt van al die ijver en ambitie. Wie arm is in Nederland en rijker probeert te worden, vindt de Belastingdienst op z’n weg.

‘Als nivelleren een feest is, dan is de armoedeval de comazuiper die de dansvloer onderkotst’, zo stelt Mathijs Bouman terecht. Want wat heb je aan inkomensgelijkheid als het mensen in een afhankelijke positie houdt? Hoe durven we ons belastingstelsel ‘progressief’ te noemen, als in de praktijk de hoogste marginale tarieven door de laagste inkomens worden betaald?

“De sterkste schouders dragen de zwaarste lasten.” Kent u dat principe? Ik zie het niet. Solidariteit als een van de belangrijkste waardes van de sociaaldemocratie zien we amper terug in ons fiscaal stelsel. Subsidies komen vooral de rijken en het grootbedrijf ten goede.

Belastingontwijking en -ontduiking wordt wel voor gewone mensen aangepakt, maar voor bedrijven wordt de rode belastingloper uitgerold en blijven controles uit – een keer per 40-50 jaar worden bedrijven gecontroleerd! De Rijksoverheid stelt zich steeds meer chantabel op voor de eisen van het grootkapitaal en de multinationals. In geblindeerde busjes worden ze naar het Catshuis gebracht, en ze kunnen allemaal op ieder gewenst moment de premier rechtstreeks bellen. Kom daar maar eens om als bijstandsontvanger of geworteld kind van vluchtelingen!

Voor het eerst sinds de jaren van de wederopbouw en de opbouw van de verzorgingsstaat verdien je weer veel meer kapitaal dan met arbeid. De financiering van onze verzorgingsstaat wordt in snel tempo steeds minder gefinancierd door hen die daartoe het geld hebben. Voor het eerst zien we dat onze kinderen het niet meer beter dreigen te krijgen dan onze en vorige generaties.

Velen zijn gaan geloven dat het in ons land wel meevalt met de ongelijkheid. Dat we een redelijk egalitaire samenleving zijn, waarin inkomen rechtvaardig (her)verdeeld wordt. De ongelijkheid in Nederland is, mits je goed kijkt, echter enorm. Alleen landen als de Verenigde Staten van Amerika doen het nog slechter. Zowel wat betreft inkomen als bij vermogen en bezit. De sterkste schouders met de meest sluwe belastingadviseurs betalen in ons land de minste belastingen. Jan en Annie Modaal en de mensen die daar niet aan toekomen betalen het feestje van het grootkapitaal, waar het geld ongekend tegen de plinten klotst. Door alleen naar gelijke kansen te kijken, die overigens ook steeds meer een fictie zijn, blijven meer gelijke uitkomsten buiten beschouwing.

Waar een kleine groep steeds meer zijn exorbitante zelfverrijking kan botvieren in een exhibitionistisch feestje, nemen tegelijkertijd de armoede en schulden toe van meer dan een miljoen huishoudens in ons land, en is er een sterke stijging van werkende armen (volgens SCP al in 2014 gestegen naar 320.000, werknemers vooral door te weinig gewerkte uren, vaak met wisselende flexcontracten), zelfstandigen door een te laag uurtarief), dakloosheid (gestegen naar 70.200 mensen, hoger dan ooit en groeiend aantal ‘nieuwe daklozen’ door scheiding, ontslag en faillissement) en zorgmijding (ruim een kwart van alle hulpbehoevenden ziet volgens Binnenlands Bestuur af van gemeentelijke zorg of ondersteuning vanwege de gestegen kosten). De omvang van de private schulden in ons land – vier maal de omvang van ons totale nationale inkomen, geen enkel land doet ons dat na! – bedreigd onze welvaart en veroorzaakt enorme problematische schulden.

In plaats van dat we iets doen aan de oorzaken van armoede en problematische schulden, doen we aan symptoombestrijding. Met goedbedoelde maar stigmatiserende Klijnsma-gelden en Ooievaarspassen, per gemeente verschillend. Met voedsel- en kledingbanken, die ook weer hun eigen voorwaarden kennen. Met persoonlijke fiscale toeslagen voor de uitgaven aan zorg, huur en kinderopvang. Allemaal systemen die ook ieder weer zijn eigen regels en sancties kennen, en waarvan velen voor wie ze bedoeld zijn de weg ernaar niet weten te vinden – de onderuitputting is enorm groot. En bevorderen we juist schulden, door het met belastingaftrek te belonen, toeslagen weer terug te vorderen omdat de inkomens niet meer te voorspellen zijn, en door tegen jonge mensen te zeggen dat lenen om te studeren geen probleem is. Terwijl we nog maar half uit een enorme schuldencrisis zijn gekomen, die ons structureel 50 miljard euro heeft gekost, vooral Jan – en nog meer – Annie Modaal, en zij die nog minder verdienen.

In plaats van naar de portemonnee van de mensen te kijken, wordt vooral gekeken naar de portemonnee van de Staat. Terwijl de Staat gratis veilig kan lenen, zelfs daar geld aan verdiend, verhogen we de lasten van gewone mensen. Terwijl de Staat tegenover haar schulden tenminste net zoveel bezittingen en zekere toekomstige inkomsten (belasting op toekomstige zekere pensioenuitkeringen) kan stellen, en we al ruimschoots aan de Europese normen voldoen, blijven we als een blinde doorgaan met het terugbrengen van de staatsschuld – doof voor iedereen die aantoont dat dit dom en kortzichtig beleid is.

Feiten en cijfers

Wat cijfers ter illustratie en onderbouwing, mocht u nog steeds in ongeloof en/of ontkenning zijn.

  • 1,25 miljoen huishoudens onder de armoedegrens, waarvan 600.000 langer dan 3 jaar; 340.000 kinderen leven in armoede
  • 20% van huishoudens heeft geen enkele financiële reserve; nog eens 20% heeft een reserve kleiner dan 2000 euro
  • 1,2 miljoen huishoudens met risicovolle (staan rood + betalingsachterstanden + creditcardschuld) en problematische schulden (kunnen op eigen kracht schulden niet meer afbetalen); = 1 op de 5 huishoudens
  • kost per jaar aan extra maatschappelijke kosten € 11 miljard per jaar (Nibud; verzuim, minder productiviteit, administratie, (jeugd)zorg, maatschappelijke opvang, maatschappelijk werk, inzet wijkteams, bijzondere bijstand, criminaliteit, etc.). Meer dan 50% van mensen met problematische schulden hebben gezondheidsproblemen
  • Boetes verergeren probleem. Bij zorgverzekering gaat premie met 25% omhoog na 6 maanden betalingsachterstand (was eerst nog hoger, 30%!)
  • Schulden kleiner dan 2500 euro escaleren gemiddeld naar 2,5 maal zo hoog na inschakeling deurwaarder
  • Gemiddeld hebben mensen met problematische schulden 15 verschillende schuldeisers; gemiddelde schuld is 40.000 euro (stijgt)
  • Nu maar 200.000 huishoudens in schuldhulpverlening (SHV), 16% van de doelgroep (daalt);
  • Trajecten om tot SHV te worden toegelaten lopen op tot 6 jaar (!)
  • Schuldeisers ontvangen gemiddeld van mensen in SHV maar 10-12% van hun vorderingen terug
  • Effectiviteit SHV is gering: slechts 6% haalt schone lei na 3 jaar (minder dan 1% van de doelgroep)
  • SHV kost nu 500 miljoen euro per jaar
  • Mensen met een uitkering hebben te maken met 13 verschillende inkomensregelingen met 8 verschillende definities van inkomen en vermogen, en 27 formulieren
  • 40% van Nederlandse bevolking heeft volgens Nibud moeite met financiële administratie
  • Gemiddeld komt een huishouden in ons land op het sociaal minimum 217 euro per maand tekort; bij gezinnen, m.n. bij oudere kinderen, is het tekort nog hoger (bron: Nibud, SCP)
  • Bijna 25% van de banen is onzeker, vaak laagbetaald, flexwerk – vooral bij jongeren en laaggeschoolden
  • De verschillen in leeftijdsverwachting zijn zeer groot. Die van mensen met een lage opleiding en een laag inkomen blijven ver achter. De hoogste inkomens leven in Nederland gemiddeld 7,5 jaar langer dan de laagste inkomens. Kijken we naar de levensverwachting in goede gezondheid, dan loopt het verschil zelfs op tot ruim 18 jaar! Mensen met een hbo- of wo-diploma leven gemiddeld 72 jaar in goede gezondheid, laagopgeleiden slechts ruim 53 jaar. Dat betekent dat je met een laag inkomen veel minder lang van je pensioen kunt genieten, terwijl zij vaak langer premie betalen. Wie na zijn 50ste een zwaar beroep uitoefent – metselaar, timmerman of verpleegkundige bijvoorbeeld – veroudert in een jaar tijd biologisch niet 12, maar 28 maanden.
  • 50% van je inkomen afhankelijk is van het land waar je geboren bent, 20% door het inkomen van je ouders en nog eens ruim 10% door je geslacht en etniciteit. Ruim 80% is dus niet afhankelijk van je eigen verdienste
  • Het netto beschikbare inkomen van huishoudens is gecorrigeerd voor inflatie in de afgelopen 25 jaar nauwelijks gestegen, constateerde het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) in de omvangrijke studie De sociale staat van Nederland. Terwijl de economie in diezelfde periode wel met bijna veertig procent groeide (gecorrigeerd voor het toegenomen aantal huishoudens). Het aantal werkende armen in Nederland is zelfs sinds 2001 met vijftig procent (!) toegenomen, constateerde het SCP.
  • Uit een studie van het Amsterdamse Instituut voor Arbeidsstudies (AIAS) blijkt dat het reële inkomen van de armste 10 procent er tussen 1977 en 2011 met maar liefst 30 procent op achteruit is gegaan, waarvan 10 procentpunt sinds 1990.
  • Sinds 2000 zijn alleen de hoogste dertig procent inkomens er in reëel besteedbaar inkomen op vooruit gegaan, de andere 70% zijn er op achteruitgegaan. De topinkomens explodeerden tegelijkertijd, tot gemiddeld 52 keer het minimumloon. Wie, zoals topmanagers in het bedrijfsleven, zijn beloning deels in aandelen krijgt, zag de bedragen de afgelopen vijf jaar in de stijgende beurstrend zomaar verdubbelen.
  • Uit een jaarlijks onderzoek van de Volkskrant naar de beloningen bij 114 toonaangevende bedrijven en instellingen blijkt dat de loonkloof tussen top en werkvloer steeds verder oploopt. De beloning van de hoogste bazen steeg in 2016 gemiddeld 2,8%, van 737.000 naar 757.000 euro. De werknemers kregen er maar 1,3% bij – inclusief de werkgeverslasten van de werkgever.
  • De rijkste 1% bezat in Nederland volgens het CBS in 2015 ruim 295 miljard euro aan privaat vermogen, bijna 28% van het totaal. De 7500 rijkste huishoudens (0,1% van het totaal aantal huishoudens) bezat in 2015 ruim 117 miljard euro aan privaat vermogen (11% van het totale private vermogen – 1061 miljard euro), ofwel ruim 15,5 miljoen euro per huishouden. Twee derde van alle vermogens is in handen van een tiende van alle huishoudens. Dat is ruim vier procentpunten meer dan in 2012, en 10 procentpunten meer dan in 2009 – het laagste punt, dat werd voorafgegaan door een daling met twee procentpunten vanaf 2006.
  • De rijkste familie in Nederland (Brenninkmeijer) heeft een geschat vermogen van 23 miljard euro, terwijl ruim 3,2 miljoen Nederlanders (de armste 20 procent) samen een negatief vermogen hebben van ca. 26 miljard euro. De rijkste familie heeft dus ongeveer evenveel vermogen als de gezamenlijke schuld van een vijfde van de Nederlanders. De vijf rijkste families van Nederland hebben samen een geschat vermogen van 32,5 miljard euro, ongeveer evenveel als ruim 3,2 miljoen Nederlanders samen (armste 20-40 procent groep): 33,6 miljard euro. De armste 20 procent Nederlanders hebben samen een negatief vermogen.
  • De huidige fictieve vermogensrendementen bij de belasting vergroten de ongelijkheid. Miljonairs genoten over 2011-2013 een rendement van ruim 68 miljard euro op hun vermogen van 949 miljard euro, maar betaalden slechts belasting over 38 miljard euro. Een voordeeltje van bijna 200.000 euro per huishouden, dat niet belast is en niet als inkomen is geregistreerd. Voor de onderste helft van vermogensbezitters werkt het andersom. Zij verloren 6,4 miljard euro aan vermogen maar moesten 4% belasting betalen over 2,5 miljard euro fictief rendement, die de fiscus hen toedichtte.
  • Iedere euro die in Nederland met arbeid wordt verdiend, wordt effectief met 40-45% belast, terwijl iedere euro die met kapitaal hier wordt verdiend, slechts effectief met 9% wordt belast.
  • In 1998 kwam 44 miljard gulden loon- en inkomstenbelasting binnen, en 42 miljard gulden aan vennootschaps-, dividend-, vermogens- en erfbelasting. Die verhouding is nu (2018) 51 miljard euro versus 30 miljard euro. Overheden wereldwijd verkleinen tekorten liever met de btw dan met de vennootschapsbelasting. Ook Rutte III kiest daar weer voor. In Nederland is in 2001 de vermogensbelasting voor rijke spaarders flink omlaaggegaan en in 2010 ging ook de erfbelasting naar beneden. Nederland kent de laagste belastingdruk op kapitaalinkomen van alle EU-landen. In 1995 was dat nog bijna 20%. Het EU-gemiddelde is 31,4%. Ook het aandeel van belasting op kapitaalinkomen in de totale belastingopbrengst behoort met 15,4% tot de lagere in de EU, samen met een aantal Oost-Europese landen.
  • Wie betaalt belasting in Nederland?

1970                      2020

Btw laag                                                                             4%                          9%

             hoog                                                                                    12%                       21%

 

Loonbelasting   minima                                                36%                       36,5%

                                               modaal                                                48%                       41%

rijk                                                        72%                       52%

 

Winstbelasting                                                                48%                       17,5-21%

 

Dividendbelasting                                                          25%                       15%

 

  • Vanaf de jaren 1970 is het topbelastingtarief structureel omlaaggegaan – van 80% (Den Uijl), naar 72% (Oort), naar 60% (Vermeend), naar 52% (nu) naar 49,5% (voorstel Rutte III). Het toptarief wordt al snel bereikt (bij een inkomen van ruim anderhalf modaal) en is daarmee niet gericht op de echte topinkomens. In de belastingvoorstellen van Rutte III wordt dat nog verder verlaagd, en blijven er maar twee tariefschijven over.
  • Fiscale subsidie op hypotheken – nu ruim € 13 miljard per jaar (hypotheekrenteaftrek + geen vermogensbelasting over afgelost deel woningbezit – eigen woningforfait)
  • Staat tegenover € 2,5 miljard p.j. aan steun aan huurders (huurtoeslag – belastingen verhuurders + garantiestelling aan corporaties);
  • in NL heeft 61% van woningbezitters een hypotheek (In eurozone is dit <30%). Betaalbare huur moet beter alternatief worden
  • Huurquota voor middeninkomens nu al gauw 50% van besteedbaar inkomen
  • 18% van de huurders (500.000) houden volgens PBL en Nibud te weinig geld over na het betalen van de huur voor andere noodzakelijke uitgaven
  • De belasting per m3 gas voor een:
    * kleinverbruiker: € 0,29313
    * grootverbruiker: € 0,01280
    De kleinverbruiker betaalt dus relatief een 22.9 keer hogere belasting.

Arme huishoudens betalen ruim 5% van hun inkomen aan gas en stroom; de rijkste 10% huishoudens 1,5%. Volgens Essent kunnen 750.000 huishoudens niet de energierekening betalen. Als er niets verandert, gaat 17% van het budget van laagbetaalden op aan energie.

  • De AIQ was veertig jaar geleden boven de 90, maar is na de loonmatiging van het Akkoord van Wassenaar nog veel verder gedaald, naar 81 in 1995 en staat inmiddels op 72,5. De winstontwikkeling laat de omgekeerde trend zien. Van de 19 cent die in 1995 naar de factor kapitaal ging, werd 7 cent betaald aan rentevergoedingen. De overige 12 cent was de winst. In 2016 ging van elke verdiende euro in Nederland 27 cent naar de factor kapitaal. Hiervan was 5 cent een rentevergoeding voor vreemd vermogen. De resterende 22 cent was de winst.
  • Van de 203 miljard bruto jaarwinst in 2015 van niet-financiële vennootschappen werd 49 miljard uitgekeerd aan de aandeelhouders en nog eens 12 miljard vloeide naar buitenlandse bedrijfseigenaren. Er werd 74 miljard geïnvesteerd en voor 13 miljard belasting betaald. Bij de financiële vennootschappen (banken, verzekeraars, en een groot deel van de zogeheten brievenbusfirma’s) gaat het om nog extremere verhoudingen. In 2015 werd 19 miljard aan arbeidskrachten betaald en 106 miljard aan winst uitgekeerd. Geïnvesteerd werd er nauwelijks en ze betaalden slechts 4 miljard winstbelasting.
  • Een groot deel van de winst gaat op aan het opkopen van de eigen aandelen, volgens het CBSgaat het bij de Nederlandse beursgenoteerde bedrijven jaarlijks gemiddeld om bijna twintig miljard. De niet-financiële vennootschappen houden, naast de winst, jaarlijks ook nog eens zo’n vijftig miljard euro ‘over’, blijkt uit de Nationale Rekeningen. Die vijftig miljard, die niet als winst te boek staat, wordt gebruikt als oorlogskas voor de overname van andere bedrijven. Afgelopen jaar besteedden Nederlandse bedrijven ruim 43 miljard aan het opkopen van andere bedrijven.
  • Slechts 17% van de bedrijfswinsten wordt productief geherinvesteerd, het laagste niveau sinds de Tweede Wereldoorlog. Het meeste vermogen wordt gestoken in financiële markten, speculatie of beleggingen elders in de wereld. Het grootbedrijf zit op een historisch ongekende berg spaargeld: rond de 60 miljard euro in Nederland
  • Sinds 1980 is de vennootschapsbelasting (=belasting over de winst van bedrijven) zo ongeveer gehalveerd, in ons land van 48% naar 25%. Sinds 2000 daalt het aandeel van de vennootschapsbelasting in de totale belastingopbrengsten. In 2000 was dat nog 17%, nu is dat gezakt tot 10%, een verschil van ruim 10 miljard euro. Nederland is één van de koplopers in het aanjagen van internationale belastingconcurrentie naar steeds lagere tarieven en kan dus ook zelf nu al eenzijdig stappen nemen die dit proces doen keren. Het Nederlandse tarief is formeel weliswaar 25%, maar in de praktijk is het effectieve tarief slechts 7%, één van de laagste in Europa. De effectieve belastingdruk is bij multinationals is de laatste jaren al met 5% gedaald.
  • Per jaar stroomt er een schier onwaarschijnlijk bedrag van € 4000 miljard door Nederlandse brievenbusfirma’s, meer dan in welk land dan ook. Uit onderzoek van Oxfam Novib blijkt dat ontwikkelingslanden jaarlijks minstens 460 miljoen euro aan belastinginkomsten mislopen via brievenbusmaatschappijen in Nederland. Amerikaanse bedrijven hebben nu bijna 500 miljard dollar winst opgepot in Nederland. Méér dan in Bermuda of Zwitserland. Dankzij het vriendelijke Nederlandse belastingregime betaalde bijv. Google in 2014 over ruim 10 miljard Europese inkomsten nog geen drie miljoen euro belasting, 0,003%.
  • Belastingontwijking en –ontduiking kost de EU-landen zelf nu gezamenlijk zo’n € 1000 miljard per jaar. Voor Nederland loopt dat bedrag op tot zo’n € 30 miljard per jaar: zo’n eenderde van ons totale budget voor gezondheidszorg en bijna tien keer het budget van ontwikkelingssamenwerking; tegen een geschatte opbrengst van slechts € 0,5 tot € 1,5 miljard per jaar. Volgens de Stichting Economisch Onderzoek hebben slechts 3500 mensen in Nederland hun baan te danken aan dit voor multinationals uiterst gunstige belastingklimaat. Tachtig van de honderd grootste ondernemingen ter wereld hebben inmiddels in ons land vennootschappen om hun inkomsten zo belastingvrij mogelijk door te geleiden. De FNV schat de gemiste jaarlijkse inkomsten op 6 miljard euro aan directe belastingfraude, 2 miljard euro aan oninbare belastingschulden en naar schatting 30 miljard door onvoldoende grip op de informele economie.

Tien over Rood heruitgevonden – 10 voorstellen voor een beter Nederland

Nederland is een mooi land. Nog wel. Het kan zoveel beter, eerlijker, rechtvaardiger. En in plaats daarvan gebeurt nu het omgekeerde. Het valt wel, maar niet mee. Voor steeds minder mensen is er zekerheid en perspectief.

Het is niet waar, wat Thatcher zei, dat er geen alternatief zou zijn voor haar neoliberale samenleving van ieder voor zich (‘There Is No Alternative’, TINA). Teveel sociaaldemocraten zijn gaan geloven dat dat waar was. Met de Derde Weg als geloof dat de strijd tussen ideologieën er niet meer toe deden, werd feitelijk de neoliberale ideologie naar binnen gehaald en volop gepraktiseerd. Begonnen met het afschudden van de veren door Wim Kok, op aangeven van Nelie Kroes via haar toenmalige echtgenoot Bram Peper, culmineerde dat met hulp van Wouter Bos in het liefdeshuwelijk van Diederik Samsom met Mark Rutte met het kabinet Rutte II. En daarna ontplofte het.

Nu het weer beter gaat met de economie, maar helaas nog niet met de meeste mensen, zie je in de partij al weer mensen roepen dat het toch goed is dat we ‘verantwoordelijkheid hebben genomen in de crisis’ en dat als wij dat niet gedaan zouden hebben, ‘het nog veel erger zou zijn geweest’. Ik begrijp niet wat er goed aan is om voor precies de verkeerde zaken je verantwoordelijkheid te nemen en als je als partij niet meer te bieden hebt dan ‘erger te voorkomen’, is het niet meer dan terecht dat de kiezers jou rechts laten liggen.

Gelukkig neemt onze Tweede Kamerfractie steeds meer afstand tot dat gevoerde beleid. Ik snap dat dat voor sommigen in die fractie ook erg ingewikkeld is, en daarom heb ik des te meer respect dat ik ze daartoe oprechte pogingen toe zien doen. In het bijzonder onze partijleider, Lodewijk Asscher, hoor ik gepassioneerde verhalen vertellen over het belang van de publieke sector en de mensen die daar werken, over de te snel stijgende pensioenleeftijd en over de fouten die gemaakt zijn bij het beleid ten aanzien van de sociale werkvoorziening en het beleid ten aanzien van mensen met een beperking in het algemeen. Ik moedig ze daartoe aan, en zo nodig helpen we een handje in de goede (linkse) richting.

De eerder genoemde reactie van andere partijgenoten illustreert wel hoe nodig het is om het weer over de inhoud te hebben. En dan niet weer over een beetje meer zus of zo, maar over wat we nou echt anders zouden willen en waarom. Wat onderscheidt ons nu echt als sociaaldemocraten van neoliberalen, van neoconservatieven, van andere stromingen? Binnen de partij heerst daar veel verwarring over, en het historisch besef staat op een erg laag pitje.

Dit klemt temeer daar er grote vraagstukken spelen. Hoe moeten welvaartsgroei en duurzaamheid zich verhouden? Wat is de toekomst van werk met toenemende vergrijzing/ontgroening en met toenemende robotisering/digitalisering? Hoe kunnen we de strijd tegen het multinationale grootkapitaal winnen nu geld in microsecondes de wereld rond flits en er zoveel kapitaal tegen de plinten klotst dat staten steeds minder daar tegenover kunnen stellen? Hoe behouden we de verworvenheden van de verzorgingsstaat in deze 21ste eeuw? Wat kunnen we doen tegen de sterk toenemende ongelijkheid in kansen, inkomen én vermogen? Goed dus dat het partijbestuur alsnog met mij en de beweging Linksom! in de PvdA tot de conclusie komt dat er een nieuwe sociaaldemocratische agenda nodig is.

Het is tijd voor een volgende akte in het bestaan van onze sociaaldemocratie. Een akte waarin we ons zelfvertrouwen herwinnen in de maakbaarheid van een sociaaldemocratische samenleving. Een akte waarin we weer durven te dromen, in plaats van ons te verliezen in technocratisch bestuur. Waarin de sociaaldemocratie weer de beweging is van progressieve, vernieuwende, inspirerende ideeën. Een sociaaldemocratie die alleen verantwoordelijkheid neemt als het beleid ook duidelijk bijdraagt aan de realisatie van die ideeën, en niet alleen maar om ‘erger te voorkomen’. Een sociaaldemocratie waarin critici niet weggezet worden als zure, oude Ome Harry’s, maar die het debat juist opzoekt, binnen en buiten de partij, en met de uitkomsten daarvan ook zichtbaar aan de slag gaat.

Weg van de partij van de technocratische bestuurders en politieke haalbaarheid. Weg van de politiek van: ‘Wat extra geld voor de huurtoeslag. Wat extra geld voor de zorgtoeslag. De hypotheekrenteaftrek wat eerder aftoppen.’ Weg van de politiek van een klein beetje veranderen aan een slecht systeem en een ineffectief systeem. Dat is onze PvdA te lang geweest. En nog steeds voel ik te weinig urgentie, terwijl nu toch niet de inkomens, vermogens en kansen, maar vooral de PvdA zelf genivelleerd is.

Ik heb een agenda met 10 voorstellen voor een beter Nederland. Voor een Nederland zonder armoede.[i] Een Nederland dat mensen helpt, in plaats van ze onder het mom van zelfredzaamheid verder de problemen in te duwen. Een Nederland waarin een inkomen voldoende om van te leven en niet slechts te overleven, en waarin voldoende goed en eerlijk werk echt gegarandeerd is. Een Nederland waarin zorg, onderwijs, kinderopvang en betaalbaar wonen weer afdwingbare rechten zijn en waarin we dat collectief, solidair financieren. Een Nederland waarin we werk, inkomen en vermogen eerlijk (her)verdelen. Een Nederland waarin niet een kleine groep bijna alles heeft, en de rest bijna niets.

Het sociaal minimum (en het minimumloon, dat gelijk gaat gelden voor iedereen vanaf 18 jaar) moet met zo’n 10% omhoog en we schaffen de kostendelersnorm af. Op die manier doen we iets aan de oorzaken van armoede: geldgebrek. En we zorgen ook voor eerlijke beloningsverhoudingen. We maximeren wettelijk de verhouding tussen het laagste en hoogste loon in een bedrijf of instelling en voeren een belastingvrije collectieve vermogensaanwasdeling in. Daarmee realiseren we alsnog een belangrijke belofte van het roemruchte kabinet-Den Uyl.

  1. We voeren een gegarandeerd (dus geen universeel) basisinkomen in, een negatieve inkomstenbelasting. Als jouw huishouden over minder inkomen beschikt dan het sociaal minimum, dan betaal je geen belasting, maar vult de Belastingdienst jouw inkomen aan tot dat sociaal minimum, zonder voorwaarden, keuringen, verplichtingen en verboden (er is alleen een inkomens- en vermogenstoets, waarvan gepensioneerden uitgezonderd blijven; voor hen vervalt ook de opbouweis). Zo leggen we een harde vloer tegen armoede. Dit gegarandeerd basisinkomen komt in de plaats van de bijstand, de Wajong, de AOW, de ANW en de studiefinanciering. Het recht op deze uitkering geldt niet voor tijdelijke arbeidsmigranten, ook niet uit de EU – net zoals dat nu is bij de bijstand.
  2. Werk moet in plaats van een plicht een recht worden. Iedereen met een gegarandeerd basisinkomen krijgt daartoe een passend, gratis aanbod op maat. Een recht op basisbanen is daarbij het sluitstuk. Basisbanen zijn banen op maat in de publieke sector tegen 100-130% van het minimumloon en met een vast contract. Basisbanen zijn geen plicht voor de burger bij geen werk, er is geen dwang – maar ze moeten door overheden en publieke instellingen worden aangeboden. Ze zijn gericht op mensen die niet een betaalde baan vinden en die wel willen werken. Er is genoeg werk te doen, op scholen, in ziekenhuizen, in verzorgingstehuizen, op straat, en noem maar op. Zo leggen we ook een vloer in de arbeidsmarkt. Anders dan bij de oude Melkertbanen is doorstroming naar een andere baan geen doel – basisbanen zijn echte banen. Er is niets mis met gesubsidieerd werk.
  3. Werken zonder loon wordt verboden. In plaats van de werkbemiddeling door UWV en gemeenten komen er regionale werkwinkels, bestuurd door sociale partners en gemeenten, zoals de AWVN, de grootste werkgeversorganisatie onlangs heeft voorgesteld. SW-bedrijven gaan als ontwikkelbedrijven daar onderdeel vanuit maken; zij voeren de regie op beschut werk. Werk moet blijven lonen. Meer werk vanuit een gegarandeerd basisinkomen wordt eerst minder belast. De huidige algemene fiscale arbeidskorting wordt vervangen door een gerichte arbeidstoeslag aan de onderkant van het loongebouw. We pakken niet de werklozen aan, maar de werkloosheid! Gericht op vast werk. Werkbemiddeling wordt publiek georganiseerd en niet uitbesteed.
  4. Steeds meer wordt het geld verdiend met kapitaal in plaats van met arbeid. Dat leidt tot speculatieve luchtbellen en een onzekere economie, het uithollen van arbeidsverhoudingen, het ondermijnen van het financieel draagvlak voor de arrangementen van onze verzorgingsstaat (sociale zekerheid, onderwijs, zorg, veiligheid, etc.), en tot economische schade omdat er niet in de reële economie geïnvesteerd wordt. Het is tijd voor een 21ste eeuws Plan voor de Arbeid! We hanteren een doelstelling van volledige werkgelegenheid, bijv. nationaal gefixeerd op 2%, Europees voor de komende periode op maximaal 4% – banen van bijv. tenminste 20 uur, en tenminste 80% vast contract. Het arbeidsinkomensquotum moet omhoog met hogere lonen en honderdduizenden extra, nieuwe banen, met extra aandacht voor werk voor laaggeschoolden, ouderen, inburgeraars en mensen met een arbeidsbeperking. Hogere lonen bevorderen we door een hoger minimumloon, veel betere, concurrerende salarissen in de publieke sector en minder flexwerk. We investeren 15 miljard structureel in de publieke sector, genoeg voor 300.000 extra banen en veel betere beloningen. In de markt organiseren we banen met o.m. lagere lasten op arbeid, koppeling van werk aan overheidsinvesteringen en invoering van fiscale dienstencheques (vergelijk België). De verplichtingen voor beschut werk en social return on investment worden uitgebreid. Ook moeten we het werk eerlijker verdelen met een collectieve 30- of 32-urige werkweek en meer zorgverlof en een eind maken aan de doorgeslagen flex. We gaan vast en eerlijk werk en loon als norm herstellen – en dus einde maken aan overmatige flexibilisering en concurrentie op en ontduiking van arbeidsvoorwaarden. We gaan flexwerk minder aantrekkelijk – dus duurder – maken en flexwerkers meer zekerheden geven. We pakken schijnzelfstandigheid, zoals bij platformbedrijven, ook wettelijk aan, door dit soort constructies aan te merken als werknemer in loondienst. Payrollconstructies en nul-urencontracten worden verboden. Het laten uitvoeren van regulier werk door stageairs zonder normale beloning, al dan niet reeds afgestudeerd, wordt verboden en streng gehandhaafd. De aanbestedingen en bekostiging moeten uitgaan van een normale cao en niet leiden tot concurrentie op arbeidsvoorwaarden, op straffe van dat ze onverbindend worden verklaard.
  5. Arbeidstekorten werken we weg met een betere aansluiting van onderwijs op de tekorten, inclusief om- en bijscholing, met een hogere arbeidsparticipatie van vrouwen en met gereguleerde, tijdelijke arbeidsmigratie. We kunnen migratie niet stoppen. Wat we wel kunnen, is het organiseren. We zetten Europese arbeidsbureautjes neer in Afrika, kijken welk EU-land welke arbeidsmigranten nodig heeft, en laten mensen ter plekke op vacatures solliciteren. Wie pech heeft of niet gekwalificeerd is, kan het volgend jaar weer proberen. De EU moet tijdelijke arbeidsvergunningen afgeven en mensen voor tekortberoepen werven op bureaus in met name Afrika, met beperkte rechten op sociale zekerheid (wel zorg, geen bijstand of pensioen). Dit moet het liefst gekoppeld zijn aan opleidingsprogramma’s, deels on the job, en terugkeerprogramma’s en een soort Marshallplan voor Afrika. Dat maakt het ook mogelijk om met succes terug te keren naar je land van herkomst en daar een beter leven op te bouwen. Dan snijdt het mes aan vele kanten. Zo bepalen we zelf wie er komen, niet de smokkelaars.
  6. De publieke sector moet een plek zijn waar je trots op kunt zijn om te mogen werken. Je werkt niet alleen voor de publieke zaak, maar je bent goed opgeleid, hebt veel eigen regel- en budgetruimte, en je verdient ook goed, en bent als regel in vaste dienst. De organisaties in een moderne publieke sector hebben een menselijke maat, zijn plat met weinig overhead en liefst coöperatief georganiseerd, opereren binnen publieke kaders en toezicht waarbij bureaucratisering actief wordt tegengegaan. We bannen marktwerking en rendementsdenken in de publieke sector uit (en dus geen winst en geen commercieel ondernemerschap in de publieke sector), herstellen het publieke primaat en bevorderen samenwerking in plaats van concurrentie. Bij onvoldoende prestaties en/of wanbeleid gaan publieke instellingen niet dicht, maar worden ze tijdig onder toezicht geplaatst. We draaien liberaliseringen en privatisering terug waar het algemeen belang in het geding is en/of komen daarbij met extra regulering. Wonen, zorg, onderwijs en kinderopvang zijn een recht. Dit recht moet afdwingbaar zijn. De relatie tussen cliënten en professionals staat centraal bij de kwaliteit van dienstverlening. De relaties met cliënten moeten niet in individuele consumentrelaties worden vormgegeven – we moeten het individualisme in onze samenleving bestrijden waarin burgers tot consumenten gereduceerd worden en de Staat tot een ‘BV Nederland’. De keuzevrijheid in collectieve arrangementen moet eerder beperkt dan uitgebreid worden. Collectieve arrangementen bieden betere bescherming tegen verkeerde keuzes en voor het individu te grote risico’s, met name voor mensen die in de steeds complexere maatschappij de aansluiting verliezen.
  7. Het probleem in Nederland is niet dat de collectieve uitgaven te hoog zijn, maar dat de collectieve lasten zo oneerlijk zijn verdeeld. Ons fiscale stelsel is teveel toegesneden op Nederland als renteniersnatie en de bijbehorende belangen van de uit zijn voegen gegroeide financiële sector. We gaan de volksverzekeringen en de zorgverzekeringswet (ZVW) voortaan rechtstreeks uit de belastinginkomsten betalen (te fiscaliseren, in jargon), opdat ook bedrijven en renteniers gaan meebetalen, en de lasten niet alleen maar op arbeid drukken. De premies AOW, ANW, ZVW en WLZ vervallen daarmee. Dan kunnen vervolgens de tarieven in de eerste schijven fors omlaag. We maken ze voor de laagste inkomens helemaal nul. Bruto wordt netto. Voor de hogere inkomens maken we ze juist hoger. We gaan meer in plaats van minder tariefschijven invoeren. De belasting wordt dan weer echt progressief en werken gaat weer lonen. Tegelijkertijd gaan we alle aftrekposten, vrijstellingen en uitstelmogelijkheden van rijke belastingbetalers, inclusief die voor bedrijven radicaal schrappen, en kapitaalinkomen net zo zwaar belasten als inkomen uit arbeid en hogere erfenis-, winst- en dividendbelasting opleggen. We moeten kapitaal veel zwaarder belasten en arbeid veel minder, en de effectieve tarieven veel nivellerender maken. De laagste en middeninkomens zullen er aanzienlijk op vooruit gaan, ten koste van de rijke vermogenden en het grootbedrijf. We gaan alle inkomens, ongeacht de bron, gelijk behandelen, of het nu inkomen uit arbeid, uit vastgoed uit aandelen, uit winst op onderneming of winst uit een aanmerkelijk belang is. Kapitaalinkomen wordt dan net zo zwaarbelast als arbeidsinkomen, op basis van het werkelijke rendement (in plaats van het huidige fictieve rendement). Inkomsten uit vermogen worden 50/50 over de fiscale partners verdeeld en opgeteld bij hun individuele inkomsten uit arbeid. Het huidige systeem met boxen kan dan geheel vervallen, hetgeen een belangrijke vereenvoudiging en samen met de afschaffing van aftrekposten, vrijstellingen en uitstelmogelijkheden ook sterk verminderde kans op belastingontwijking betekent. De vennootschaps- en dividendbelasting gaan omhoog, terug naar de niveaus aan het begin van deze eeuw, en ook hier schrappen we alle aftrek- en uitstelmogelijkheden en de meeste vrijstellingen. De werkgeverslasten gaan omlaag door de franchise (vaste korting per werknemer) in de grondslag voor werkgeverslasten te verhogen zodat bedrijven met meer werknemers een relatief voordeel genieten ten opzichte van kapitaalintensieve bedrijven, waarbij voor laaggeschoolden een nog hogere franchise gaat gelden. Geld niet benutten voor investeringen die ook meer en beter werk opleveren wordt zo zeer onvoordelig gemaakt. Dit komt in de plaats van de huidige loonkostensubsidies voor laaggeschoolde arbeid. De Ziektewet gaan we voor MKB-ondernemingen voor het eerste half jaar een collectieve verzekering van maken. We gaan voorts de WW weer betere bescherming laten bieden in tijden als het risico op werkloosheid hoger is, door de duur van de WW-uitkering te koppelen aan de conjunctuur: de maximale duur is dan korter tijdens hoogconjunctuur en langer bij laagconjunctuur. En we gaan premiedifferentiatie instellen in de WW-premies, waarbij werkgevers die grote aantallen werknemers de WW insturen meer premie betalen. Verder gaan we de financiële verantwoordelijkheid voor het eerste halfjaar van de WW volledig bij werkgevers leggen. Hierdoor worden begeleiding van werknemers en van-werk-naar-werktransities aantrekkelijk voor werkgevers. Ontslaan wordt kostbaarder en dus ontmoedigd: Er zal structureel extra werkgelegenheid zijn, zonder extra overheidskosten. Dat alles moet met een geheel nieuw belastingstelsel.
  1. We gaan zowel de fiscale toeslagen voor lage inkomens voor zorg, huur en kinderopvang, als de kosten waarvoor ze bedoeld zijn, schrappen en vervangen door collectieve financiering. Ook de kinderbijslag, voor een belangrijk deel (dat wil zeggen, voor de hogere inkomens) een onnodige subsidie, vervalt. Zorgpremie, eigen risico en eigen bijdragen vervallen en het basispakket wordt breder (tandartszorg, fysiotherapie, anticonceptie). Kinderopvang wordt geïntegreerd met het onderwijs en wordt een gratis, publieke voorziening. Collegegelden vervallen, zogenaamd vrijwillige bijdragen verboden. Het mbo wordt gratis. In het hoger onderwijs komt er een studieheffing na afloop van de studie. De hypotheekrente aftrek verdwijnt geheel. Doordat we in Nederland mensen enorm subsidiëren om woningen aan te schaffen, liggen de prijzen kunstmatig hoog. De facto betaalt iedereen te veel voor hun huizen. Op kosten van de belastingbetaler. Lees: jij zelf. Er vindt door een hoger besteedbaar inkomen meer dan ruimschoots compensatie plaats voor het verdwijnen van deze toeslagen. Bovendien gaan we zorgen dat huur een goed betaalbaar alternatief wordt. De verhuurdersheffing (die ervoor zorgde dat er 200.000 minder woningen werden gebouwd), de vennootschapsbelasting en andere heffingen op woningcorporaties worden vervangen door een investeringsplicht en objectsubsidies. Corporaties worden weer coöperaties van maximaal 100.000 huurders binnen één gemeente. De liberalisering van de huurmarkt moet worden gekeerd met het terugbrengen van een brede sociale woningsector: het uitbreiden van de huurbescherming, het woningwaarderingsstelsel en de doelgroep waar woningbouwcorporaties voor mogen bouwen worden uitgebreid naar de middeninkomens en de middenhuur door het laten vervallen van de liberalisatiegrens. De huidige markttoets moet direct worden afgeschaft. De marktwaarde (WOZ-waarde) wordt geschrapt uit het puntenstelsel. In plaats van de huurtoeslag wordt er een huurquotumregeling ingevoerd, op grond waarvan voor inkomens tot bijv. anderhalf modaal er een maximum percentage van het besteedbaar inkomen van 25-30% gaat gelden als plafond voor de huur. Woningcorporaties ontvangen objectsubsidies om het verlies aan huurinkomsten op te vangen.
  2. Aanpak van schulden van huishoudens moet een topprioriteit zijn. Het systeem faalt nu aan alle kanten. Jesse Frederik vatte het als volgt samen:

-Schuldsanering is voor de schuldenaar een hel

-Schuldsanering geeft schuldeisers hun geld niet terug

-De enige die baat heeft bij deze industrie is de schuldenindustrie zelf

-Jij en ik betalen voor deze gigantische verspilling

We passen de  faillissementswetgeving aan naar het voorbeeld van de VS. Dat geeft weer perspectief met een schone lei. Schulden moeten ontmoedigd in plaats van bevorderd worden en de schuldhulpverlening vraagt om een geheel ander, wel werkend stelsel waar iedereen toegang tot krijgt, juist de mensen die niet zelfredzaam zijn. Alle drempels om te worden toegelaten tot schuldhulpverlening vervallen. De gemeente gaat de schuldhulpverlening zelf, publiek organiseren. De Wsnp (schuldsanering via de rechter) en vrijwillige, commerciële bewindvoering bij schulden in de Wcbm vervallen. De gemeente moet binnen zes weken een hulpverleningsplan vaststellen, op maat opgesteld gegeven de specifieke situatie van de schuldenaar, waarna een voor iedereen bindend schuldenmoratorium ontstaat: alle schulden worden bevroren en incasso’s kunnen alleen via de gemeente plaatsvinden en alleen in overeenstemming met het plan. De gemeente kan bewindvoering en budgetbeheer instellen en schulden overnemen. Na drie jaar worden resterende schulden kwijtgescholden, tenzij de schuldenaar onvoldoende meewerkt, dan wordt deze termijn verlengd (in plaats van, zoals nu, de schuldhulpverlening te staken). Sociale incasso vanuit de rijksoverheid (vaak de grootste schuldeiser) gaan we bevorderen door maatwerk mogelijk te maken bij incasso door het Rijk, met één incassobureau voor alle Rijksdiensten (dus incl. CJIB) en één beleidslijn voor het afschrijven van oninbare vorderingen. Iedere gemeente moet een Geldloket inrichten waar burgers gratis en belangeloos advies en ondersteuning kunnen krijgen over geldzaken, van belastingen tot en met zorgkosten. We voeren een deurwaardersregister en een vergunningsplicht in voor private incassobureaus in om onoorbare praktijken tegen te gaan en bij overtreding deurwaarders te kunnen sanctioneren. Private incassobureaus die woekertarieven rekenen pakken we aan met forse boetes en bij herhaling het ontnemen van hun vergunning.

We willen ook een minder op schulden van huishoudens en bedrijven gerichte economie. De omvang van die schulden is internationaal vergeleken zorgwekkend groot, hetgeen ons zeer kwetsbaar maakt. Het is een rem op economische groei en een levensgevaarlijk gevaar voor de macro-economische stabiliteit. We gaan daar korte metten meemaken door drastisch te stoppen met fiscale schuldsubsidiëring, strengere kredietregulatie, hogere buffers bij banken, strengere regels voor financiële producten, strikte scheiding tussen nutsbanken en zakenbanken, strengere regels voor accountants, de private equity en vastgoed sectoren, opsplitsing van banken tot kleinere banken en meer diversiteit bij banken, waaronder tenminste een overheidsbank en een echte coöperatieve bank, en strengere bonus- en beloningsregelingen. Als een bank gered moet worden, wentelen we dat niet meer af op de belastingbetaler, maar op de sector. De leiding moet dan plaatsmaken. Bij wanbeleid volgt vervolging, we schikken niet meer. We leggen de gevolgen van problematische schulden niet meer eenzijdig bij schuldenaren. We maken persoonlijk failliet gaan niet erger dan wanneer bedrijf failliet gaat. We leggen het risico van te lage marktwaarde bij hypotheken bij de hypotheekverstrekker: door inleveren van onderpand is er dan geen restschuld. We saneren alsnog bestaande problematische hypotheken. De banken zijn wel gered op kosten van de belastingbetalers, de mensen die hun huis in de crisis ver onder de hypotheekwaarde moesten verkopen niet. Financiering komt uit verhoging van de bankenbelasting. Dit soort maatregelen maakt leningverstrekkers ook veel voorzichtiger om geen onverantwoorde leningen te verstrekken. We scherpen ook de regels om in aanmerking te komen voor hypotheken verder aan: we verplichten kopers om een deel van de koopsom zelf in te brengen. Dit is niet raar. Elders in Europa is het heel normaal. Dit drukt de woningprijzen enorm. We maken de maximale hypotheek marktafhankelijk: lager bij stijgende prijzen en hoger bij dalende prijzen.

  1. Dit is allemaal prima financierbaar. We halen het geld waar het zit. We zijn voor degelijke financiering van overheidsuitgaven, maar dan wel zonder neoliberale dogma’s en gericht op de langere, duurzame termijn. We stoppen met de overdreven spaarzaamheid. Hervormingen moeten voldoen aan eisen van sociale rechtvaardigheid en aan eisen van ecologische duurzaamheid. Er is veel meer begrotingsruimte als we de afspraken over staatsschuld en financieringstekort niet meer zo idioot formuleren als nu gebeurt. We hoeven het vermogen van de overheid niet geforceerd op te krikken. Zorgen over de staatsschuld worden zeer overdreven. De Nederlandse overheid heeft altijd een netto-vermogen gehad, geen netto-schuld: de bezittingen zijn groter dan de schulden en gegarandeerde toekomstige inkomsten. Zo bezien heeft ons land helemaal geen staatsschuld. We nemen de bezittingen en vorderingen van de overheid in aanmerking bij de herformulering van de staatsschuld. Het financieringstekort hoeft ook niet per sé maximaal 3 procent op jaarbasis te zijn. Gemiddeld 3 procent voor een langere periode zou de inzet moeten zijn. Er is daarnaast geen enkele noodzaak tot het creëren van een begrotingsoverschot, dat er nu al is (nu 1,1% van ons bbp). Begrotingsdoelen moeten we afwegen tegen sociale doelen (werkgelegenheid, ongelijkheid, armoede en uitsluiting) en duurzaamheidsdoelen. Ja, dat moeten we Europees regelen, maar laten we daar maar eens assertief in zijn. We moeten niet te benauwd zijn om veranderingen af te dwingen, zolang het vetorecht nog bestaat. De EU zal sociaal zijn, of niet zijn. Wij pleiten daarnaast voor meer overheidsinvesteringen. Investeren in rendabele projecten, uiteraard. Rendabel, in die zin, dat we als samenleving daarin op langere termijn de vruchten van pakken. Rendabele doelen zijn bestemmingen die de economie en samenleving toekomstbestendiger maken. We hadden ooit de gulden financieringsregel dat overheden konden lenen voor rendabele investeringen. Die moeten we weer hanteren. En die leningen tellen dan niet mee voor het financieringstekort, de kost gaat voor de baat uit. Investeringen gaan we zoveel mogelijk doen via een Nationale Investeringsbank (NIB) 2.0, dat voor 51% ook gevoed wordt door pensioenfondsen. NIB 2.0 geeft weer obligaties uit, die ook door ECB gekocht kunnen worden. Bij de te financieren projecten moeten steeds ook concrete, meetbare doelen als het versterken van de werkgelegenheid, het beperken van ongelijkheid en het versterken van de bestaanszekerheid betrokken worden. Waar het bedrijfsleven van deze investeringen meeprofiteert, is er van die zijde cofinanciering. Tezamen met de grote lastenverschuivingen (van arbeid naar kapitaal en vervuiling en van arm/modaal naar rijk) geeft deze nieuwe begrotingspolitiek ruime mogelijkheden voor een solide, rechtvaardige en duurzaam effectieve financiering van deze sociaaldemocratische agenda.

Deze agenda betekent een totale verandering van onze verzorgingsstaat, een complete stelselherziening van onder meer alles wat met inkomen, werk en onze belastingen te maken heeft. We gaan het helemaal, radicaal anders doen. Een volstrekt nieuw sociaal contract.

Dat betekent dat we de strijd aangaan met waar onze grootste vijand zit – het neoliberalisme. We laten ons niet afleiden door verdelende en heersende achterhoedegevechten over culturele identiteit, maar zetten de emancipatiestrijd voort in onderlinge solidariteit. We zetten de strijd tussen arbeid en kapitaal weer centraal, dat is niet iets van voorbije tijden, maar actueler dan ooit. We gaan de strijd aan tegen het grootkapitaal, we halen het geld waar het zit. Het radicaal veranderen van ons sociale en fiscale stelsel zal de klassieke rechts-links as doen herstellen.

Tijdens de laatste verkiezing ontbrak de klassieke links-rechts tegenstelling. De PvdA ging mee in de campagne over sociaal-culturele thema’s. Pas als links deze scheiding weer aan weet te brengen, zal het als geheel weer vertrouwen vinden. Links als geheel moet snappen dat dit stelsel niet een beetje anders moet, maar echt anders. Maak geen programma gebaseerd op electorale overwegingen, zorg dat het electoraat andere overwegingen maakt. Alleen dode vissen zwemmen met de stroom mee.

Door hier de komende jaren op te agenderen kan onze PvdA, zoveel mogelijk schouder aan schouder met GL, SP en de FNV, het verschil benadrukken met de rechtse partijen. Dan gaat het ineens niet meer over onze identiteit. Of er wel voldoende wordt gedaan aan het Paasfeest. Dan wordt het ineens weer duidelijk dat de arme Nederlander én de middenklasse echt beter af zijn op de linkerflank. Dan staan D66, het CDA en de VVD geïsoleerd de belangen te behartigen van happy few. En staan de extreemrechtse en xenofobe clubjes als de PVV en F&D, als ook de deelbelangenpartijen als DENK en 50plus met lege handen.

Een vreedzame, (sociaal)democratische revolutie, indachtig de door Herman Tjeenk Willink geciteerde woorden van Hans van Mierlo: ‘’je moet de revolutie realiseren voordat zij uitbreekt.’ Dat er radicale wijzigingen nodig zijn om hele normale dingen te bereiken zegt meer over de huidige status quo dan over degenen die deze wijzigingen voorstellen.

Alexandria Ocasio-Cortez laat in navolging van Bernie Sanders zien wat politiek werkt; het agenderen van progressieve ideeën. Radicale ideeën. Ambitieuze ideeën. Ideeën die gevoel van urgentie weergeven. Linkse politiek in Nederland gaat echt veel te veel om waardes als haalbaarheid en begrotingsevenwicht etc., etc. Het zuigt alle energie uit de progressieve beweging. Als je agenda bepalend wil zijn moet je jouw waarden radicaal en met trots uitdragen. Onbeschaamd. In mijn optiek is de kern van politiek een strijd van ideeën. In het geval een progressieve partij is de kern van de strijd ideeën die verandering brengen en werken naar een betere toekomst. Een progressieve beweging is de uitdager van de status quo. Niet de beschermer. En dan leven we in een tijd waar ondanks de economische groei de koopkracht amper stijgt. Waar bedrijven duidelijk steeds minder belasting betalen. Waar de vervuilers onze planeet vernietigen en die last niet dragen. Het is werkelijk een ongekende reeks aan kansen voor open goal.

Maar ja, het zal moeilijk zijn. Verdomd moeilijk. Temeer daar we eerst onze geloofwaardigheid als betrouwbare, relevante politieke beweging moeten herwinnen. En als het niet moeilijk was, dan hadden vele mensen het al gedaan. Maar wij zijn sociaaldemocraten. We hebben een lange geschiedenis van moeilijke strijd, met tegenslagen en dan toch tegen de wind in fietsen.

De strijd om het algemeen kiesrecht, los van bezit en geslacht. De strijd om de 40-urige werkweek, de vrije zaterdag. De strijd om gezonde arbeidsomstandigheden. De strijd om een eerlijk loon. De strijd voor onze verzorgingsstaat – een verzorgd pensioen, loondoorbetaling bij ziekte. Om goede zorg en onderwijs, ook als je voor een dubbeltje geboren bent. De strijd om van dat dubbeltje een kwartje te kunnen worden, of tenminste voor onze kinderen. De strijd om gelijke behandeling van mannen en vrouwen, ongeacht de seksuele geaardheid, en voor baas over eigen lichaam – de strijd voor emancipatie en tegen discriminatie. De strijd voor vrede, tegen het fascisme. De strijd tegen onrechtvaardige ongelijkheid, tegen armoede. De strijd van de vakbeweging, de vrouwen- en homobeweging, de milieubeweging, de vredesbeweging, de strijd van de sociaaldemocraten, de strijd van Troelstra, Drees, Den Uyl, Wibaut, Jan Schaefer, Adri Duijvestein en al die andere helden.

Hun strijd, onze strijd. Zij zeiden niet dat het te moeilijk was! Hun werd ook gezegd dat het te moeilijk was, geef op voordat je begint! Maar ze organiseerden het, hielden vol, en ze veranderden Nederland! Ik sta hier omdat ik geloof dat ook wij ons land kunnen veranderen. Ik sta hier omdat ik geloof dat dit ons moment kan zijn, ons moment om groot te dromen, om hard te vechten tegen het neoliberalisme, om ons land weer terug te veroveren op het grootkapitaal, voor een land voor iedereen en niet voor de happy few.

Doet u mee?

 

Gerard Bosman

 

 

 

[i]Hieronder een uitgebreide versie van de 10-punten agenda:

  1. We voeren een gegarandeerd (dus geen universeel) basisinkomen in, een negatieve inkomstenbelasting. Als jouw huishouden over minder inkomen beschikt dan het sociaal minimum, dan betaal je geen belasting, maar vult de Belastingdienst jouw inkomen aan tot dat sociaal minimum, zonder voorwaarden, keuringen, verplichtingen en verboden (er is alleen een inkomens- en vermogenstoets, waarvan gepensioneerden uitgezonderd blijven; voor hen vervalt ook de opbouweis). Zo leggen we een harde vloer tegen armoede. Dit gegarandeerd basisinkomen komt in de plaats van de bijstand, de Wajong, de AOW, de ANW en de studiefinanciering. Het recht op deze uitkering geldt niet voor tijdelijke arbeidsmigranten, ook niet uit de EU – net zoals dat nu is bij de bijstand.
  2. Werk moet in plaats van een plicht een recht worden. Iedereen met een gegarandeerd basisinkomen krijgt daartoe een passend, gratis aanbod op maat. Een recht op basisbanen is daarbij het sluitstuk. Basisbanen zijn banen op maat in de publieke sector tegen 100-130% van het minimumloon en met een vast contract. Basisbanen zijn geen plicht voor de burger bij geen werk, er is geen dwang – maar ze moeten door overheden en publieke instellingen worden aangeboden. Ze zijn gericht op mensen die niet een betaalde baan vinden en die wel willen werken. Er is genoeg werk te doen, op scholen, in ziekenhuizen, in verzorgingstehuizen, op straat, en noem maar op. Zo leggen we ook een vloer in de arbeidsmarkt. Anders dan bij de oude Melkertbanen is doorstroming naar een andere baan geen doel – basisbanen zijn echte banen. Er is niets mis met gesubsidieerd werk.
  3. Werken zonder loon wordt verboden. In plaats van de werkbemiddeling door UWV en gemeenten komen er regionale werkwinkels, bestuurd door sociale partners en gemeenten, zoals de AWVN, de grootste werkgeversorganisatie onlangs heeft voorgesteld. SW-bedrijven gaan als ontwikkelbedrijven daar onderdeel vanuit maken; zij voeren de regie op beschut werk. Werk moet blijven lonen. Meer werk vanuit een gegarandeerd basisinkomen wordt eerst minder belast. De huidige algemene fiscale arbeidskorting wordt vervangen door een gerichte arbeidstoeslag aan de onderkant van het loongebouw. We pakken niet de werklozen aan, maar de werkloosheid! Gericht op vast werk. Werkbemiddeling wordt publiek georganiseerd en niet uitbesteed. Er komt een keurmerk voor de kwaliteit van bemiddeling met handhaving. We zorgen voor betere aansluiting van beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt. Het mbo-aanbod moet per regio afgestemd worden op de regionale economie en de dynamiek van de arbeidsmarkt.

Niet alleen werk, maar maatschappelijk mee kunnen doen wordt een recht. Het VN-verdrag dat mensen met een beperking dat perspectief geeft, moet in wetgeving binnen 10 jaar een afdwingbaar recht worden. Er komt daarnaast een fors offensief tegen laaggeletterdheid. Dat moet voor deze grote groep mensen die nu onvrijwillig langs de kant staan belemmeringen wegnemen. Gemeenten moeten taakstellingen en middelen daarvoor krijgen. Er komen speciale, gratis, laagdrempelige en aantrekkelijke taalscholen in alle gemeenten met een extra inzet op de wijken waar dit probleem het grootst is, met een open digitaal interactief ondersteuningskanaal. Bij de opzet wordt samengewerkt met volwassenenonderwijs, bibliotheken en buurtwerk/wijkcentra, en met scholen in het PO en VO: scholen bemiddelen actief voor taalonderwijs voor ouders van hun leerlingen wanneer zij constateren dat die inzet nuttig kan zijn. Er komen aparte diploma’s voor de verschillende taalniveaus met een bescheiden bonus/beloning bij het behalen daarvan. Bibliotheken worden gratis en gepromoot met taal- en leescafés, quizzen, publieke dictees e.d. Bij dit alles wordt ook ingezet op beter kunnen rekenen en met getallen omgaan en op digitale vaardigheden, waaronder het kunnen beoordelen van informatie op betrouwbaarheid. We investeren in moderne bibliotheken, met moderne media en digitale toegang, die nauw samenwerken met scholen en het taalonderwijs. Bibliotheken worden leesbevorderingscentra. Iedere wijk en ieder dorp moet een fysieke, goed toegankelijke bibliotheekvoorziening hebben. Voor jongeren tot 25 jaar en inkomens tot 130% van het sociaal minimum is toegang gratis. Dezelfde doelgroepen krijgen een gratis abonnement op een onafhankelijk dagblad (al dan niet digitaal) naar keuze, gratis toegang tot muziekschool of andere culturele scholing, en een lidmaatschap bij een sportclub naar keuze. Kinderen leren op school informatie te zoeken, te filteren en kritisch te bekijken.

  1. Steeds meer wordt het geld verdiend met kapitaal in plaats van met arbeid. Dat leidt tot speculatieve luchtbellen en een onzekere economie, het uithollen van arbeidsverhoudingen, het ondermijnen van het financieel draagvlak voor de arrangementen van onze verzorgingsstaat (sociale zekerheid, onderwijs, zorg, veiligheid, etc.), en tot economische schade omdat er niet in de reële economie geïnvesteerd wordt. Het is tijd voor een 21ste eeuws Plan voor de Arbeid! We hanteren een doelstelling van volledige werkgelegenheid, bijv. nationaal gefixeerd op 2%, Europees voor de komende periode op maximaal 4% – banen van bijv. tenminste 20 uur, en tenminste 80% vast contract. Het arbeidsinkomensquotum moet omhoog met hogere lonen en honderdduizenden extra, nieuwe banen, met extra aandacht voor werk voor laaggeschoolden, ouderen, inburgeraars en mensen met een arbeidsbeperking. Hogere lonen bevorderen we door een hoger minimumloon, veel betere, concurrerende salarissen in de publieke sector en minder flexwerk. We investeren 15 miljard structureel in de publieke sector, genoeg voor 300.000 extra banen en veel betere beloningen. In de markt organiseren we banen met o.m. lagere lasten op arbeid, koppeling van werk aan overheidsinvesteringen en invoering van fiscale dienstencheques (vergelijk België). De verplichtingen voor beschut werk en social return on investment worden uitgebreid. Ook moeten we het werk eerlijker verdelen met een collectieve 30- of 32-urige werkweek en meer zorgverlof en een eind maken aan de doorgeslagen flex. We gaan vast en eerlijk werk en loon als norm herstellen – en dus einde maken aan overmatige flexibilisering en concurrentie op en ontduiking van arbeidsvoorwaarden. We gaan flexwerk minder aantrekkelijk – dus duurder – maken en flexwerkers meer zekerheden geven. We pakken schijnzelfstandigheid, zoals bij platformbedrijven, ook wettelijk aan, door dit soort constructies aan te merken als werknemer in loondienst. Payrollconstructies en nul-urencontracten worden verboden. Het laten uitvoeren van regulier werk door stageairs zonder normale beloning, al dan niet reeds afgestudeerd, wordt verboden en streng gehandhaafd. De aanbestedingen en bekostiging moeten uitgaan van een normale cao en niet leiden tot concurrentie op arbeidsvoorwaarden, op straffe van dat ze onverbindend worden verklaard.
  2. Arbeidstekorten werken we weg met een betere aansluiting van onderwijs op de tekorten, inclusief om- en bijscholing, met een hogere arbeidsparticipatie van vrouwen en met gereguleerde, tijdelijke arbeidsmigratie. Arbeidsmigranten komen omdat er werk is. Veel werk: poetsen, oogsten, ziekenzorg. Werk is dé pull factor voor migranten. Werkgevers schreeuwen om arbeidskrachten. Maar arbeidsmigranten van buiten de EU aannemen mag bijna niet: stel je voor dat ze blijven! Dit is een denkfout. Een illegaal gaat niet uit zichzelf terug als hij eenmaal in Europa is: zo’n dodentocht maak je niet nog eens. Maar als hij een arbeidscontract heeft voor vier maanden, en het vooruitzicht dat hij volgend jaar wéér legaal vier of vijf maanden kan werken bij een Spaanse autofabriek of Hollandse boer, dan kan hij rustig een tijdje naar zijn land terug. Velen zullen dat doen. Migranten die geen legale manier hebben om naar Europa te komen, komen illegaal. We kunnen migratie niet stoppen. Wat we wel kunnen, is het organiseren. We zetten Europese arbeidsbureautjes neer in Afrika, kijken welk EU-land welke arbeidsmigranten nodig heeft, en laten mensen ter plekke op vacatures solliciteren. Wie pech heeft of niet gekwalificeerd is, kan het volgend jaar weer proberen. De EU moet tijdelijke arbeidsvergunningen afgeven en mensen voor tekortberoepen werven op bureaus in met name Afrika, met beperkte rechten op sociale zekerheid (wel zorg, geen bijstand of pensioen). Dit moet het liefst gekoppeld zijn aan opleidingsprogramma’s, deels on the job, en terugkeerprogramma’s en een soort Marshallplan voor Afrika. Dat maakt het ook mogelijk om met succes terug te keren naar je land van herkomst en daar een beter leven op te bouwen. Dan snijdt het mes aan vele kanten. Zo bepalen we zelf wie er komen, niet de smokkelaars. Veel politici doen alsof deze oplossing niet bestaat. Ze hitsen ons liever op met moskeeverboden, boerkaverboden en Zwarte Pieten nostalgie. Ze zeggen dat de tekorten in onze verzorgingsstaat ontstaan door migranten, in plaats van fout beleid van diezelfde politici. Zij misleiden daarmee de kiezer en maken onze maatschappij kapot door mensen tegen elkaar op te zetten. Migratie is te managen, het is een kwestie van politieke wil, humaniteit en rechtvaardigheid om dat te organiseren. Wij willen tegelijkertijd de zogenoemde extraterritoriale (‘expat’) regeling afschaffen. Het is niet te verdedigen dat buitenlandse werknemers fors (30% van hun inkomen is nu belastingvrij) minder belasting betalen dan Nederlandse. Als buitenlandse expertise schaars is, moeten werkgevers en uitzendbureaus die buitenlandse werknemers inhuren daar zelf voor betalen. We moeten oneerlijke internationale concurrentie op arbeidsvoorwaarden en uitbuiting van buitenlandse werknemers voorkomen. Werknemers in de EU moeten zeker zijn van een eerlijk loon, waar ze ook werken en waar zo ook vandaan komen. De aanpassing van de Europese detacheringsrichtlijn daarover wordt strikt uitgevoerd en in de EU strijden we voor scherpere richtlijnen, waarbij geen sectoren meer worden uitgezonderd (zoals nu de transportsector), de periode waarin de richtlijn niet van toepassing is, wordt beperkt tot maximaal een maand en ook sociale premies betaald moeten worden in het land waar feitelijk gewerkt wordt. Ook de mogelijkheid voor lidstaten om keten- en brievenbusconstructies niet te verbieden, moet worden geschrapt. Zolang dat nog niet zo is, moeten we dat in ieder geval in ons land wel verbieden. De handhaving moet worden versterkt, o.m. met een Europese arbeidsinspectie. Uitzendbureaus krijgen opnieuw weer een vergunningplicht, nu blijkt dat er op grote schaal fraude wordt gepleegd met arbeidsmigranten.
  3. De publieke sector moet een plek zijn waar je trots op kunt zijn om te mogen werken. Je werkt niet alleen voor de publieke zaak, maar je bent goed opgeleid, hebt veel eigen regel- en budgetruimte, en je verdient ook goed, en bent als regel in vaste dienst. De organisaties in een moderne publieke sector hebben een menselijke maat, zijn plat met weinig overhead en liefst coöperatief georganiseerd, opereren binnen publieke kaders en toezicht waarbij bureaucratisering actief wordt tegengegaan. We bannen marktwerking en rendementsdenken in de publieke sector uit (en dus geen winst en geen commercieel ondernemerschap in de publieke sector), herstellen het publieke primaat en bevorderen samenwerking in plaats van concurrentie. Bij onvoldoende prestaties en/of wanbeleid gaan publieke instellingen niet dicht, maar worden ze tijdig onder toezicht geplaatst. We draaien liberaliseringen en privatisering terug waar het algemeen belang in het geding is en/of komen daarbij met extra regulering. Wonen, zorg, onderwijs en kinderopvang zijn een recht. Dit recht moet afdwingbaar zijn. De relatie tussen cliënten en professionals staat centraal bij de kwaliteit van dienstverlening. De relaties met cliënten moeten niet in individuele consumentrelaties worden vormgegeven – we moeten het individualisme in onze samenleving bestrijden waarin burgers tot consumenten gereduceerd worden en de Staat tot een ‘BV Nederland’. De keuzevrijheid in collectieve arrangementen moet eerder beperkt dan uitgebreid worden. Collectieve arrangementen bieden betere bescherming tegen verkeerde keuzes en voor het individu te grote risico’s, met name voor mensen die in de steeds complexere maatschappij de aansluiting verliezen.

Zorg wordt gefinancierd met één regeling en één loket. Voor verzekeraars (behalve voor de aanvullende verzekering) en gemeenten (behalve voor een regionale zorgvisie, en voor verbindingen met armoede- en schuldenbeleid en met het woonbeleid) is geen rol meer. In plaats van concurrentie moeten zorgaanbieders samenwerken. Een samenhangend en samenwerkend aanbod van zorgaanbieders, met lokale basiszorgcentra en woonzorgcentra, goede thuiszorg en verpleegzorgcentra, regionale 2e lijnzorg en nationale dure, zeer gespecialiseerde zorg  (incl. ggz en jeugdzorg), wordt per regio in een regionale zorgvisie en langdurige concessies door gemeenten in die regio vastgesteld. Waterbedeffecten en overlappingen zullen niet meer mogelijk zijn. We zorgen voor kostenbeheersing in de zorg niet door prijsprikkels bij patiënten maar door schrappen van de marktwerking (geen geld meer voor solvabiliteit, marketing/reclame, topbeloningen, winst). De financiering van zorgverleners moet minder gebaseerd zijn op volume en meer op kwaliteit, met een hoge basisvergoeding. We voeren het zgn. cappuccinomodel in: het inkomen van zorgverleners wordt daarbij vooral te baseren op de hoeveelheid patiënten die ze onder hun hoede hebben (de koffie). Daarnaast krijgen ze een klein bedrag per ingreep of per consult (de melk) en ook nog een klein bedrag bij uitzonderlijk goede prestaties of bij innovaties (het schuim). Dat is de manier waarop nu bijvoorbeeld huisartsen al betaald worden. Minder volumeprikkels en stringentere poortwachtersfuncties kunnen hier tot forse kostenverlagingen leiden. Huisartsen worden daar beter voor in staat gesteld door in de financiering uit te gaan van een kleinere praktijk: van 2300 naar 1800 patiënten. De huisarts neemt ook de indicering over die nu bij het CIZ gedaan wordt, het CIZ wordt opgeheven. We zorgen voor het vernietigen van de kostbare, demotiverende en werkdruk-verhogende bureaucratisering door veel meer regel- en budgetruimte voor professionals in te voeren. Specialisten komen in loondienst. We investeren veel meer in preventie en beperken de prijs- en patentmacht van de farmaceutische industrie.

Onderwijs en kinderopvang, inclusief de voorschool, worden geïntegreerd in publiek en collectief gefinancierde en georganiseerde kindercentra. Deze centra worden onderwijscoöperaties met veel regel- en budgetruimte voor de onderwijsprofessionals. De leraar moet veel meer eigenaar van het onderwijsleerproces worden en dus ook daarover veel meer zeggenschap hebben. De lumpsum bekostiging wordt deels vervangen door meer overheidssturing opdat publiek geld ook overeenkomstig met het doel ervan effectief en efficiënt besteed wordt. M.n. op terrein van het curriculum, personeel en huisvesting krijgt de overheid een grotere rol. Onderwijs moet weer om onderwijs draaien, zodat leraren niet zich druk hoeven te maken over statistieken en financiering. In plaats van premies op zo snel mogelijk doorstromen willen we een premie op het bieden van kansen. We maken gelijke kansen in het onderwijs tot een speerpunt. Dat vraagt in de eerste plaats om uitstel van studiekeuze tot 15/16 jaar met een investerings- en innovatieplan en -budget voor meer niveaudifferentiatie en verschillende werkvormen. In de bekostiging moet het meeste geld en de beste leraren en leermiddelen gaan naar de moeilijkste leerlingen/scholen met de grootste pedagogische uitdagingen, in plaats van de huidige rendementsbekostiging en het huidige onderwijsachterstandenbeleid. Bij scholen met een extra pedagogische uitdaging ontvangt men een toeslag en een kleinere lestaak, zodat er meer individuele begeleiding gegeven kan worden. En er moet een premie komen op het bieden van kansen, niet op rendement. De bekostiging moet recht gaan doen aan de inspanningen van een school om leerlingen te stimuleren en te begeleiden om hun talenten optimaal te ontplooien, en dit moet niet zoals nu juist risico’s voor een school opleveren. We realiseren kleinere klassen (gemiddeld 23 leerlingen, in achterstandswijken gemiddeld 12 leerlingen) en een kleinere lestaak (max. 1/3 van de aanstelling). Er komen ook meer onderwijsassistenten (per klas tenminste één), meer vakleerkrachten (bijv. voor bewegings- en voor cultuuronderwijs) en iedere school krijgt tenminste een schoolconciërge. Er komt meer specialistische begeleiding in kader van passend onderwijs. In de kinderopvang voeren we een maximum in van 8 kinderen per leid(st)er. De te grote autonomie van scholen vergroot de kansenongelijkheid enorm. In landen waar dit beter gaat is er een nationaal curriculum en zit de overheid boven op het onderwijs. De lat moet hoger voor de scholen. Met beter opgeleide en beter betaalde leraren met minder grote lestaak, minder grote groepen leerlingen en minder administratieve last moet dat ook kunnen. Zwakke scholen moeten eerder onder toezicht worden geplaatst. Kinderen zijn anders de dupe. In het publiek bekostigde basis en voortgezet onderwijs komt er op iedere school een toelatingsrecht. Scholen mogen leerlingen niet meer afwijzen. Wij willen mbo-instellingen met veel leerlingen uit achterstandsituaties gericht extra overheidsgeld geven om deze leerlingen naar het diploma te tillen dat voor hen haalbaar is. Stapelen van diploma’s is een belangrijk principe voor sociale mobiliteit. Jongeren krijgen een doorstroomrecht: een diploma is een diploma en geeft zonder extra voorwaarden recht op vervolgonderwijs. De aansluiting wordt verbeterd, extra toegangseisen vervallen en er komen goede schakelprogramma’s. We verlengen de leerplicht voor jongeren die nog geen startkwalificatie hebben.

De veiligheidssector zit verstopt. De rechtsstaat en de toegang tot het recht komen steeds meer in het geding. De hele rechtsketen dreigt door tekorten verstopt te raken. Rechtsbijstand wordt steeds moeilijker en griffierechten worden steeds hoger. In de veiligheids- en justitiesector maken we daarom tenminste 15.000 extra banen, onder meer voor 5000 extra wijkagenten (bovenop de vervangingsbehoefte van 14.000 agenten die de komende jaren met pensioen gaan). We verlagen de griffierechten en investeren in gratis rechtsbijstand en juridisch advies. En we verleggen de focus. Veel criminaliteit is nu drugsgerelateerd. In plaats van steeds meer inzet op repressie, dat aantoonbaar niet werkt, zetten we in op legalisering en regulering van drugs. Maar ook meer in het algemeen zetten we minder eenzijdig in op strafrecht, en meer op preventie en reclassering, met een aparte inzet op veelplegers. Daklozen, verslaafden, mensen zonder verblijfsvergunning, worden niet meer achtervolgd met boetes en opsluitingen, maar begeleid, gericht op oplossing van hun problemen. Kinderrechten worden weer hard gegarandeerd. We investeren ook in de organisaties, scheidden justitie weer van de politie, en decentraliseren een deel van de aansturing van de nationale politie. We ontlasten de rechtspraak ook door veel procedures niet meer in eerste instantie door de rechter te laten afdoen, zoals bij echtscheiding en schuldhulpverlening.

  1. Het probleem in Nederland is niet dat de collectieve uitgaven te hoog zijn, maar dat de collectieve lasten zo oneerlijk zijn verdeeld. Ons fiscale stelsel is teveel toegesneden op Nederland als renteniersnatie en de bijbehorende belangen van de uit zijn voegen gegroeide financiële sector. We gaan de volksverzekeringen en de zorgverzekeringswet (ZVW) voortaan rechtstreeks uit de belastinginkomsten betalen (te fiscaliseren, in jargon), opdat ook bedrijven en renteniers gaan meebetalen, en de lasten niet alleen maar op arbeid drukken. De premies AOW, ANW, ZVW en WLZ vervallen daarmee. Dan kunnen vervolgens de tarieven in de eerste schijven fors omlaag. We maken ze voor de laagste inkomens helemaal nul. Bruto wordt netto. Voor de hogere inkomens maken we ze juist hoger. We gaan meer in plaats van minder tariefschijven invoeren. De belasting wordt dan weer echt progressief en werken gaat weer lonen. Tegelijker gaan we alle aftrekposten, vrijstellingen en uitstelmogelijkheden van rijke belastingbetalers, inclusief die voor bedrijven radicaal schrappen, en kapitaalinkomen net zo zwaar belasten als inkomen uit arbeid en hogere erfenis-, winst- en dividendbelasting opleggen. We moeten kapitaal veel zwaarder belasten en arbeid veel minder, en de effectieve tarieven veel nivellerender maken. De laagste en middeninkomens zullen er aanzienlijk op vooruit gaan, ten koste van de rijke vermogenden en het grootbedrijf. We gaan alle inkomens, ongeacht de bron, gelijk behandelen, of het nu inkomen uit arbeid, uit vastgoed uit aandelen, uit winst op onderneming of winst uit een aanmerkelijk belang is. Kapitaalinkomen wordt dan net zo zwaarbelast als arbeidsinkomen, op basis van het werkelijke rendement (in plaats van het huidige fictieve rendement). Inkomsten uit vermogen worden 50/50 over de fiscale partners verdeeld en opgeteld bij hun individuele inkomsten uit arbeid. Het huidige systeem met boxen kan dan geheel vervallen, hetgeen een belangrijke vereenvoudiging en samen met de afschaffing van aftrekposten, vrijstellingen en uitstelmogelijkheden ook sterk verminderde kans op belastingontwijking betekent. Die geven nu teveel aanleiding tot oneigenlijk gebruik (bijv. door inkomen uit vermogen oneindig uit te stellen of met vermogenstransacties belastingheffing te voorkomen) en dragen zeer bij tot de groei van de inkomens- en vermogensongelijkheid. Aparte aandacht geven we aan het afschaffen van de huidige enorme belastingvoordelen van directeur-grootaandeelhouders (DGA’s). We staan geen negatief inkomen meer toe, het minimuminkomen is altijd 0 euro, en waarborgen een eerlijke vermogensetikettering (indien het vermogen voor het merendeel privé of voor de onderneming wordt aangewend, wordt het vermogen daar in volledigheid opgenomen). We stoppen ook met iedere fiscale subsidiëring van schulden. Er komen vervolgens voor bedrijven hogere in plaats van lagere tarieven vennootschapsbelasting (terug naar de niveaus aan het begin van deze eeuw) en de dividendbelasting wordt niet afgeschaft. Gelet op de ongelijke vermogens- en winstposities tussen het grootbedrijf en het MKB gaan we een verdere differentiatie in de tarieven ten gunste van het MKB invoeren. We schrappen ook alle vrijstellingen, zoals de innovatiebox (waar multinationals te makkelijk geld maar tegen 5% kunnen laten belasten) en de deelnemersvrijstelling en voordelen met betrekking tot herstructurering van schulden en verliezen, waarmee zelfs algehele belastingvrijstelling verkregen kan worden. We gaan ook een gelijke aftrek van eigen en vreemd vermogen in de vennootschapsbelasting invoeren. De ongelijke behandeling van eigen en vreemd vermogen (rente aftrekbaar, winsten belast) in de vennootschapsbelasting leidt tot allerlei fiscale constructies en tot overmatige schuldfinanciering. Een gelijke aftrek voor zowel eigen als vreemd vermogen haalt die perverse prikkel weg. Dit zal een domper zijn voor in Nederland gevestigde financieringsvennootschappen (‘brievenbussen’), maar juist weer gunstig voor concernfinanciering vanuit Nederland van reële investeringen. Een gelijke vermogensaftrek is bovendien relatief gunstig voor het midden- en kleinbedrijf omdat het MKB verhoudingsgewijs met veel eigen vermogen is gefinancierd. We bevorderen een zo hoog mogelijk Europese vloer in deze belastingen. Het vestigingsklimaat is niet grotendeels afhankelijk van het belastingtarief – beschikbaarheid van hoogwaardige arbeid, sociale stabiliteit, beloning van investeren in duurzaamheid en banen, hoogwaardige infrastructuur, cultureel en anderszins een fijn land om te verblijven zijn tenminste net zo belangrijk. En bedrijven die alleen maar bezig zijn met snel geld verdienen en wegsluizen zijn economisch niet duurzaam relevant. We moeten stoppen met belastingconcurrentie en aan de steeds massalere belastingontwijking en -ontduiking, en ons vestigingsklimaat richten op bedrijven die duurzaam en breed willen bijdragen aan een brede welvaarts- en welzijnsontwikkeling. De werkgeverslasten gaan omlaag door de franchise (vaste korting per werknemer) in de grondslag voor werkgeverslasten te verhogen zodat bedrijven met meer werknemers een relatief voordeel genieten ten opzichte van kapitaalintensieve bedrijven, waarbij voor laaggeschoolden een nog hogere franchise gaat gelden. Geld niet benutten voor investeringen die ook meer en beter werk opleveren wordt zo zeer onvoordelig gemaakt. Dit komt in de plaats van de huidige loonkostensubsidies voor laaggeschoolde arbeid.

De Ziektewet gaan we voor MKB-ondernemingen voor het eerste half jaar een collectieve verzekering van maken. We gaan voorts de WW weer betere bescherming laten bieden in tijden als het risico op werkloosheid hoger is, door de duur van de WW-uitkering te koppelen aan de conjunctuur: de maximale duur is dan korter tijdens hoogconjunctuur en langer bij laagconjunctuur. En we gaan premiedifferentiatie instellen in de WW-premies, waarbij werkgevers die grote aantallen werknemers de WW insturen meer premie betalen.

Verder gaan we de financiële verantwoordelijkheid voor het eerste halfjaar van de WW volledig bij werkgevers leggen. Hierdoor worden begeleiding van werknemers en van-werk-naar-werktransities aantrekkelijk voor werkgevers. Ontslaan wordt kostbaarder en dus ontmoedigd: Er zal structureel extra werkgelegenheid zijn, zonder extra overheidskosten. Dat alles moet met een geheel nieuw belastingstelsel.

  1. We gaan zowel de fiscale toeslagen voor lage inkomens voor zorg, huur en kinderopvang, als de kosten waarvoor ze bedoeld zijn, schrappen en vervangen door collectieve financiering. Ook de kinderbijslag, voor een belangrijk deel (dat wil zeggen, voor de hogere inkomens) een onnodige subsidie, vervalt. Zorgpremie, eigen risico en eigen bijdragen vervallen en het basispakket wordt breder (tandartszorg, fysiotherapie, anticonceptie). Kinderopvang wordt geïntegreerd met het onderwijs en wordt een gratis, publieke voorziening. Collegegelden vervallen, zogenaamd vrijwillige bijdragen verboden. Het mbo wordt gratis. In het hoger onderwijs komt er een studieheffing na afloop van de studie. We gaan ook de sluipende privatisering van het onderwijs tegen. Scholen krijgen budget om bijspijkerlessen op school aan te bieden, zodat elke leerling die dat nodig heeft er gebruik van kan maken. Ook kunnen scholen de mogelijkheid bieden aan leerlingen met een achterstand om een weekend- of zomerschool te volgen. Zo zorgen we dat elk kind, ongeacht de portemonnee van de ouders, gelijke kansen in het onderwijs heeft. De verschillen in kwaliteit tussen scholen moeten veel minder groot worden.

De hypotheekrente aftrek verdwijnt geheel. Doordat we in Nederland mensen enorm subsidiëren om woningen aan te schaffen, liggen de prijzen kunstmatig hoog. De facto betaalt iedereen te veel voor hun huizen. Op kosten van de belastingbetaler. Lees: jij zelf. Er vindt door een hoger besteedbaar inkomen meer dan ruimschoots compensatie plaats voor het verdwijnen van deze toeslagen. Bovendien gaan we zorgen dat huur een goed betaalbaar alternatief wordt. De verhuurdersheffing (die ervoor zorgde dat er 200.000 minder woningen werden gebouwd), de vennootschapsbelasting en andere heffingen op woningcorporaties worden vervangen door een investeringsplicht en objectsubsidies. Corporaties worden weer coöperaties van maximaal 100.000 huurders binnen één gemeente. De liberalisering van de huurmarkt moet worden gekeerd met het terugbrengen van een brede sociale woningsector: het uitbreiden van de huurbescherming, het woningwaarderingsstelsel en de doelgroep waar woningbouwcorporaties voor mogen bouwen worden uitgebreid naar de middeninkomens en de middenhuur door het laten vervallen van de liberalisatiegrens. De huidige markttoets moet direct worden afgeschaft. De marktwaarde (WOZ-waarde) wordt geschrapt uit het puntenstelsel. In plaats van de huurtoeslag wordt er een huurquotumregeling ingevoerd, op grond waarvan voor inkomens tot bijv. anderhalf modaal er een maximum percentage van het besteedbaar inkomen van 25-30% gaat gelden als plafond voor de huur. Woningcorporaties ontvangen objectsubsidies om het verlies aan huurinkomsten op te vangen.

  1. Aanpak van schulden van huishoudens moet een topprioriteit zijn. Het systeem faalt nu aan alle kanten. Jesse Frederik vatte het als volgt samen:

-Schuldsanering is voor de schuldenaar een hel

-Schuldsanering geeft schuldeisers hun geld niet terug

-De enige die baat heeft bij deze industrie is de schuldenindustrie zelf

-Jij en ik betalen voor deze gigantische verspilling

We passen de  faillissementswetgeving aan naar het voorbeeld van de VS. Dat geeft weer perspectief met een schone lei. Schulden moeten ontmoedigd in plaats van bevorderd worden en de schuldhulpverlening vraagt om een geheel ander, wel werkend stelsel waar iedereen toegang tot krijgt, juist de mensen die niet zelfredzaam zijn. Alle drempels om te worden toegelaten tot schuldhulpverlening vervallen. Toegang is vrijwillig, maar kan ook door de rechter worden opgelegd op verzoek van de gemeente waar de schuldenaar woont, indien de schuldenaar zelf niet in staat is zijn problemen aan te pakken en wel maatschappelijke kosten of veroorzaakt. De gemeente gaat de schuldhulpverlening zelf, publiek organiseren. De Wsnp (schuldsanering via de rechter) en vrijwillige, commerciële bewindvoering bij schulden in de Wcbm vervallen. De gemeente moet binnen zes weken een hulpverleningsplan vaststellen, op maat opgesteld gegeven de specifieke situatie van de schuldenaar, waarna een voor iedereen bindend schuldenmoratorium ontstaat: alle schulden worden bevroren en incasso’s kunnen alleen via de gemeente plaatsvinden en alleen in overeenstemming met het plan. De gemeente kan bewindvoering en budgetbeheer instellen en schulden overnemen. Bewindvoerders zijn bij de gemeente in dienst en moeten gediplomeerd zijn. Het plan moet naast op het maximaal betalen van de schulden ook gericht zijn op het bieden van nieuw perspectief voor de schuldenaar. Er is intensieve begeleiding gericht op het verkrijgen van houdingen en vaardigheden (in die volgorde) die de kans op recidive effectief verkleint. Eventuele kosten daarvan worden gefinancierd uit de bijzondere bijstand. Begeleiders moeten goed opgeleid zijn en ruime regel- en budgetruimte hebben. Gemeenten krijgen hiertoe ruime extra middelen. Schuldenaren en schuldeisers kunnen over besluiten van de gemeente in beroep bij de rechter. Zo’n beroep heeft geen schorsende werking. Na drie jaar worden resterende schulden kwijtgescholden, tenzij de schuldenaar onvoldoende meewerkt, dan wordt deze termijn verlengd (in plaats van, zoals nu, de schuldhulpverlening te staken).

Sociale incasso vanuit de rijksoverheid (vaak de grootste schuldeiser) gaan we bevorderen door maatwerk mogelijk te maken bij incasso door het Rijk, met één incassobureau voor alle Rijksdiensten (dus incl. CJIB) en één beleidslijn voor het afschrijven van oninbare vorderingen.  We verplichten dat Gemeentelijke Kredietbanken met lage rentes werken (maximaal de rente waarvoor gemeenten zelf kunnen lenen plus aantoonbare kosten). We gaan de zorgplicht vergroten van crediteuren ten tijde van het aangaan van koop-, leen- en huurovereenkomsten. Het commercieel verhandelen van schulden van huishoudens wordt verboden. De zorgplicht van banken e.a. blijft ook bij uitbesteding van incasso bij de oorspronkelijke partij in stand, ook wat betreft aansprakelijkheid. Gemeentelijke vroegsignalering moet verplicht georganiseerd worden. We verplichten de woningcorporaties, zorgverzekeraars, energieleveranciers en waterbedrijven dat zij bij twee maanden achterstand melding doen bij de gemeente. De gemeente moet dan zorgen dat hulpverleners contact leggen met de bewoners, om hen te ondersteunen om weer grip te krijgen op hun geld. Gemeenten moeten ook kijken hoe ze nóg vroeger in actie kunnen komen. Door bijvoorbeeld samen met corporaties en nutsbedrijven alert te zijn op ingrijpende levensgebeurtenissen, zoals echtscheiding of verlies van een naaste. Corporaties en andere bedrijven kunnen hun klanten dan in contact brengen met instanties die hen hierbij ondersteunen. Iedere gemeente moet een Geldloket inrichten waar burgers gratis en belangeloos advies en ondersteuning kunnen krijgen over geldzaken, van belastingen tot en met zorgkosten. We voeren een deurwaardersregister en een vergunningsplicht in voor private incassobureaus in om onoorbare praktijken tegen te gaan en bij overtreding deurwaarders te kunnen sanctioneren. Private incassobureaus die woekertarieven rekenen pakken we aan met forse boetes en bij herhaling het ontnemen van hun vergunning.

We willen ook een minder op schulden van huishoudens en bedrijven gerichte economie. De omvang van die schulden is internationaal vergeleken zorgwekkend groot, hetgeen ons zeer kwetsbaar maakt. Het is een rem op economische groei en een levensgevaarlijk gevaar voor de macro-economische stabiliteit. We gaan daar korte metten meemaken door drastisch te stoppen met fiscale schuldsubsidiëring, strengere kredietregulatie, hogere buffers bij banken, strengere regels voor financiële producten, strikte scheiding tussen nutsbanken en zakenbanken, strengere regels voor accountants, de private equity en vastgoed sectoren, opsplitsing van banken tot kleinere banken en meer diversiteit bij banken, waaronder tenminste een overheidsbank en een echte coöperatieve bank, en strengere bonus- en beloningsregelingen. Als een bank gered moet worden, wentelen we dat niet meer af op de belastingbetaler, maar op de sector. De leiding moet dan plaatsmaken. Bij wanbeleid volgt vervolging, we schikken niet meer. We leggen de gevolgen van problematische schulden niet meer eenzijdig bij schuldenaren. We maken persoonlijk failliet gaan niet erger dan wanneer bedrijf failliet gaat. Er komt een publiek betalingssysteem onafhankelijk van commerciële banken. Het Sustainable Finance Lab stelt voor dat mensen allemaal, naast hun ‘gewone’ bankrekening, ook een rekening krijgen bij bijvoorbeeld De Nederlandsche Bank of de Europese Centrale Bank. In geval van nood kan daar geld naar overgeheveld worden en kunnen via die rekeningen betalingen gedaan blijven worden. Het kan eventueel ook bij de te creëren staatsbank. Is er eenmaal zo’n infrastructuur, dan kunnen commerciële banken failliet gaan zonder dat het betaalverkeer in elkaar stort en hoeven commerciële banken niet meer met publiek geld gered te worden.

We leggen het risico van te lage marktwaarde bij hypotheken bij de hypotheekverstrekker: door inleveren van onderpand is er dan geen restschuld. We saneren alsnog bestaande problematische hypotheken. De banken zijn wel gered op kosten van de belastingbetalers, de mensen die hun huis in de crisis ver onder de hypotheekwaarde moesten verkopen niet. Financiering komt uit verhoging van de bankenbelasting. Dit soort maatregelen maakt leningverstrekkers ook veel voorzichtiger om geen onverantwoorde leningen te verstrekken. We scherpen ook de regels om in aanmerking te komen voor hypotheken verder aan: we verplichten kopers om een deel van de koopsom zelf in te brengen. Dit is niet raar. Elders in Europa is het heel normaal. Dit drukt de woningprijzen enorm. We maken de maximale hypotheek marktafhankelijk: lager bij stijgende prijzen en hoger bij dalende prijzen.

  1. Dit is allemaal prima financierbaar. We halen het geld waar het zit. We zijn voor degelijke financiering van overheidsuitgaven, maar dan wel zonder neoliberale dogma’s en gericht op de langere, duurzame termijn. We stoppen met de overdreven spaarzaamheid. Hervormingen moeten voldoen aan eisen van sociale rechtvaardigheid en aan eisen van ecologische duurzaamheid. Er is veel meer begrotingsruimte als we de afspraken over staatsschuld en financieringstekort niet meer zo idioot formuleren als nu gebeurt. We hoeven het vermogen van de overheid niet geforceerd op te krikken. Zorgen over de staatsschuld worden zeer overdreven. De Nederlandse overheid heeft altijd een netto-vermogen gehad, geen netto-schuld: de bezittingen zijn groter dan de schulden en gegarandeerde toekomstige inkomsten. Zo bezien heeft ons land helemaal geen staatsschuld. We nemen de bezittingen en vorderingen van de overheid in aanmerking bij de herformulering van de staatsschuld. Het financieringstekort hoeft ook niet per sé maximaal 3 procent op jaarbasis te zijn. Gemiddeld 3 procent voor een langere periode zou de inzet moeten zijn. Er is daarnaast geen enkele noodzaak tot het creëren van een begrotingsoverschot, dat er nu al is (nu 1,1% van ons bbp). Begrotingsdoelen moeten we afwegen tegen sociale doelen (werkgelegenheid, ongelijkheid, armoede en uitsluiting) en duurzaamheidsdoelen. Ja, dat moeten we Europees regelen, maar laten we daar maar eens assertief in zijn. We moeten niet te benauwd zijn om veranderingen af te dwingen, zolang het vetorecht nog bestaat. De EU zal sociaal zijn, of niet zijn. Wij pleiten daarnaast voor meer overheidsinvesteringen. Investeren in rendabele projecten, uiteraard. Rendabel, in die zin, dat we als samenleving daarin op langere termijn de vruchten van pakken. Rendabele doelen zijn bestemmingen die de economie en samenleving toekomstbestendiger maken. We hadden ooit de gulden financieringsregel dat overheden konden lenen voor rendabele investeringen. Die moeten we weer hanteren. En die leningen tellen dan niet mee voor het financieringstekort, de kost gaat voor de baat uit. Investeringen gaan we zoveel mogelijk doen via een Nationale Investeringsbank (NIB) 2.0, dat voor 51% ook gevoed wordt door pensioenfondsen. NIB 2.0 geeft weer obligaties uit, die ook door ECB gekocht kunnen worden. Bij de te financieren projecten moeten steeds ook concrete, meetbare doelen als het versterken van de werkgelegenheid, het beperken van ongelijkheid en het versterken van de bestaanszekerheid betrokken worden. Waar het bedrijfsleven van deze investeringen meeprofiteert, is er van die zijde cofinanciering. Tezamen met de grote lastenverschuivingen (van arbeid naar kapitaal en vervuiling en van arm/modaal naar rijk) geeft deze nieuwe begrotingspolitiek ruime mogelijkheden voor een solide, rechtvaardige en duurzaam effectieve financiering van deze sociaaldemocratische agenda.

 

Skip to content