Menu Sluiten

Hoe een sociaaldemocratisch zorgstelsel eruit kan zien

Een publiek stelsel zonder marktwerking

Zorg wordt weer een volledig publieke zaak zonder marktwerking, dus geen mededingingsregels, aanbestedingscircussen (zoals die nu in de zorg praktijk zijn voor o.m. jeugdzorg, de WMO en wijkteams, en dreigt bij ambulances), winstuitkeringen en onderlinge concurrentie (zoals nu bij ziekenhuizen, zorgverzekeraars, verpleegzorg) in de publieke sector, maar juist samenwerking. Ondernemingen in de publieke sector mogen geen winstoogmerk hebben en ook geen winstuitkeringen doen – dit geldt ook voor maatschappen aan de eigenaren/zorgaanbieders zelf. Met de sector wordt voor dit laatste een overgangsregime afgesproken.

Zorginstellingen moeten publieke instellingen zijn, zonder winstuitkeringen, plat georganiseerd, zoveel mogelijk coöperatief opgezet (de zorgcoöperatie), niet te groot van omvang – fusies worden alleen waar dit efficiënt is vanuit het publieke belang en betere zorg oplevert toegestaan. Omzeiling van deze eisen via neveninstellingen of onderaannemers wordt verboden. We stoppen met aanbestedingscircussen en vervangen die door moderne, slimme subsidierelaties, zonder marktwerking, gericht op de publieke belangen. De omvorming wordt afgedwongen door dit als subsidievoorwaarde op te nemen.

Publiek gefinancierde zorg wordt dus niet meer ingekocht maar vormgegeven in een subsidierelatie. Dat geldt ook voor apotheken, huisartsen, paramedische praktijken, ziekenhuizen, verpleeg- en verzorgingshuizen, thuiszorgaanbieders, etc. In de subsidierelatie wordt regionale en lokale samenwerking in plaats van concurrentie bevorderd, goede arbeidsvoorwaarden verzekerd (naleven cao, aansluiting bij pensioenfonds, vast werk als norm, beperking beloningsverschillen, naleving wet normering topinkomens, etc.) en de kwaliteit van de zorg voor de cliënt/patiënt tot uitgangspunt genomen. Verantwoording vindt op macroniveau plaats, met stevig extern toezicht door de Inspectie en een aparte Rekenkamer voor de Zorg.

De zorgverlening wordt zoveel mogelijk doorgedecentraliseerd naar professionals door ze een groter budget- en regelruimte te geven. Ook hun professionele autonomie wordt tegelijkertijd versterkt.

Iedereen in de publiek gefinancierde zorg komt in loondienst, bij voorkeur in een zorgcoöperatie. Dat wordt afgedwongen als subsidievoorwaarde. Specialisten komen dus ook in loondienst. Het dienstverband voor specialisten kan veel aantrekkelijker worden gemaakt door hen maximaal te laten participeren in het bestuur van ziekenhuizen en andere zorginstellingen; daardoor wordt hun professionele autonomie versterkt en tegelijkertijd gelijkgericht met die van de instelling waar ze werken. Huisartsen, apothekers, tandartsen, paramedici, ambulancediensten en andere zorgaanbieders die nu als ondernemer werken moeten ook in loondienst komen bij hun eigen onderneming, tegen een soort ‘gebruikelijk loon’, zonder aparte private vermogensopbouw. Activiteiten die zij verrichten in niet-publieke zorg, bijv. gefinancierd door zorgverzekeraars en/of patiënten zelf, moeten in een financieel gescheiden entiteit plaatsvinden. De goodwill bij huisartsen wordt weer afgeschaft.

In alle zorgorganisaties geldt als opdracht minder bureaucratie en overhead, o.m. met zoveel mogelijk zelfsturende teams, zoals Buurtzorg Nederland dat praktiseert. Er blijft experimenteerruimte voor innovaties.

Marketing is in de publiek gefinancierde zorg niet meer nodig, dit budget kan beter besteed worden aan de zorg zelf. Omdat er geen marktwerking meer is, maar de overheid garant staat voor de continuïteit van de aanbieders in een subsidierelatie, behoeven er noch door de zorginstellingen, noch door zorgverzekeraars ten koste van het budget in de publieke zorg buffers aangehouden worden als reserve. Overmatige reserves worden verboden. Al het geld kan en moet aan zorg besteed worden. In de financiering zit adequate bevoorschotting opgenomen. Huisvestingskosten worden apart gesubsidieerd, waarmee de huidige hoge tarieven voor leningen op de kapitaalmarkt voor dit soort investeringen vervallen.

We gaan ook de te ver doorgevoerde verzakelijking in de zorg tegen. Zorgverzekeraars dwingen nu tot steeds meer controles om de kosten te beheersen. De ‘tijdschrijvende diagnosehandelaar’, die alles wat hij doet goed bijhoudt, wint in dat systeem, en de zorgverleners die de meeste aandacht besteden aan kleinschaligheid, relaties, weerbaarheid en communicatie, verliezen. Dat moet precies andersom. Het vertrouwen teruggeven aan de zorgprofessionals en ze niet overladen met tientallen formulieren die voor hun cliënten moeten worden ingevuld, ook als het slechts om een herhaalrecept voor een chronische patiënt gaat. Het stelsel moet ingericht worden op meer vertrouwen tussen financier, zorgprofessional en patiënt. Aangezien we toch werken met budgetten in een subsidierelatie is er geen reden om niet te komen tot een aanzienlijke vereenvoudiging van het declaratiesysteem met minder zorgproducten, een zinvollere relatie tussen prijs en product en een vermindering van administratieve last.

Volledig collectieve financiering uit de belastingen; geen individuele zorgkosten meer

Alle zorg die we als basiszorg betitelen, dat wil zeggen de zorg die nodig, nuttig, effectief en doelmatig is, gaan we via de belastingen financieren. De collectief gefinancierde zorgkosten worden zoals we gezien hebben nu vrijwel louter betaald uit inkomen uit premies op lonen (en bijvoorbeeld niet op winst of vermogen) en niet uit de algemene middelen, dus ook uit de omzetbelasting, accijnzen, vennootschapsbelasting, winstbelasting en milieuheffingen.

Door de zorg uit de algemene belastingen te financieren, worden inkomens- en vermogensafhankelijke premies en eigen bijdragen ook overbodig: de zorg wordt dan immers al betaald naar inkomen en vermogen. Bij de uitwerking daarvan moet het resultaat zijn dat de zwaarste schouders de zwaarste lasten dragen, inclusief werkgevers en vermogenden, en dat arbeid en lage en middeninkomens juist ontzien worden. Dat een gezin met een modaal inkomen nu meer dan twintig procent van het inkomen kwijt is aan zorg moet daarbij substantieel omlaag, richting 10%.

Het huidig eigen risico in de ZVW en de eigen bijdragen bij zorgconsumptie worden afgeschaft, evenals de zorgtoeslag. Ook in de langdurige zorg worden alle eigen bijdragen en de marktwerking geschrapt. Deze leiden nu te vaak tot uitstel van zorgverlening, met hogere maatschappelijke kosten in de toekomst. Zorgaanbieders vragen hoge bijdragen voor (extra) diensten als wassen, pedicure en snacks. Dit overvalt cliënten, die met een (zeer) laag inkomen rond moeten komen. Er komen regels om deze kosten te beperken en te vergoeden.

Welke zorg als nodig, nuttig, effectief en doelmatig wordt erkend is uiteindelijk een politieke beslissing. Maar wel op basis van een advies van deskundigen. Wat ons betreft is dat inclusief tandzorg, voorbehoedsmiddelen, fysiotherapie en andere paramedische behandelingen, de GGZ, jeugdzorg, wijkverpleging, thuiszorg inclusief huishoudelijke verzorging en zorg in verpleeg- en verzorgingshuizen. De toegang tot specialistische en/of langdurige zorg krijgt een brede, maar strakkere poortwachter bij huisartsen en wijkverpleegkundigen.

Als het gaat om collectief gefinancierde zorg horen daarin alleen wetenschappelijk bewezen behandelingen daarin thuis. Het staat een ieder vrij om gebruik te maken van andere ‘behandelingen’, mits deze niet aantoonbaar juist contraproductief werken of daarvoor een te groot risico zijn (in welk geval ze verboden zouden moeten zijn), maar dan wel op eigen rekening. Het moet dan wel duidelijk zijn dat de overheid deze zorg kwalificeert als ‘onbewezen zorg’.

De financiering van zorgverleners moet minder gebaseerd zijn op volume en meer op kwaliteit, met een hoge basisvergoeding. We voeren het zgn. cappuccinomodel in: het inkomen van zorgverleners wordt daarbij vooral te baseren op de hoeveelheid patiënten die ze onder hun hoede hebben (de koffie). Daarnaast krijgen ze een klein bedrag per ingreep of per consult (de melk) en ook nog een klein bedrag bij uitzonderlijk goede prestaties of bij innovaties (het schuim). Dat is de manier waarop nu bijvoorbeeld huisartsen al betaald worden. Minder volumeprikkels en stringentere poortwachtersfuncties kunnen hier tot forse kostenverlagingen leiden.

Huisartsen krijgen een rol in het signaleren van zorgaanbieders die hun werk niet goed doen. De minister heeft gelijk dat patiënten vaak zelf niet goed de kwaliteit van de zorgaanbieder kunnen beoordelen. De huisarts kent niet alleen de patiënt, maar ook de specialisten in de regio. De huisarts krijgt bovendien teruggekoppeld welke behandelingen zijn uitgevoerd en hoort van de patiënt hoe deze de behandeling heeft ervaren.

De Inspectie voor de Gezondheidszorg krijgt tot taak ook de effectiviteit van de zorgverlening te beoordelen. Deze kwaliteitsoordelen worden publiek gemaakt.

Een belangrijke oorzaak van de stijgende zorgkosten is dure nieuwe medische technologie. Van een groot deel van die technologieën is nooit bewezen dat ze beter werken dan de oude, goedkopere. Nieuwe, duurdere technieken worden pas vergoed als ze aantoonbaar voordeel hebben voor de kwaliteit van leven of de levensverwachting van de patiënt.

We bestrijden de machtspositie van de farmaceutische industrie die nu idioot hoge winsten maken, te dure medicijnen leveren en voor onrendabele producten niet of te weinig leveren. GL, PvdA en SP hebben eind 2017 hierover een initiatiefnota geschreven. Hieruit komen veel van onderstaande maatregelen:

  • Patiënten (en hun organisaties) beter te betrekken bij de ontwikkeling van medicijnen (m.n. bij het verzamelen van data);
  • Patenten op medicijnen minder lang te laten werken en niet opnieuw te verstrekken bij nieuwe toepassingen van hetzelfde geneesmiddel. De prijs van de licentie om het medicijn te produceren en te verkopen wordt vooraf bepaald en ieder bedrijf dat het medicijn volgens de veiligheids- en kwaliteitseisen, kan produceren, kan een bod doen. Op die manier wordt de macht van de farmaceuten ingeperkt. Ook wordt er actief gestuurd om dit tot Europees beleid te maken;
  • Centraal in te kopen met een nationaal medicijnen inkoopbureau en daarbij zo mogelijk ook samen te werken met andere landen en in ieder geval te letten op wat er in andere landen voor prijzen betaald wordt (daarmee wordt tegenover het farmaceutenmonopolie een inkoopmonopolie gerealiseerd);
  • De prijsvorming transparant te maken. De kosten van ontwikkeling, de productie van medicijnen en een eerlijke winstmarge, worden leidend bij de prijsvorming, in plaats wat de samenleving over heeft voor een medicijn. We berekenen de geneesmiddelenlimieten opnieuw en passen de wet op de geneesmiddelen aan;
  • De toepassing van alternatieven te stimuleren die zich in het buitenland hebben bewezen, zoals biosimilars;
  • Een Nationaal Fonds Geneesmiddelenonderzoek voor onafhankelijk onderzoek naar medicijnen. Door met universiteiten zelf geneesmiddelen te ontwikkelen zonder winstoogmerk waar de marktwerking niet werkt (medicijnen voor ziekten met weinig patiënten, of waar de monopolies belemmerend werken – zoals het geval was bij aidsremmers);
  • Een pioniersfonds op te richten voor nieuwe medicijnen (bijv. wanneer het medicijn zo eenvoudig is dat een bedrijf er niets aan kan verdienen);
  • Medicijnen die ontwikkeld worden door financiering via de overheid, worden niet meer verkocht aan één farmaceut, waarmee er een monopolypositie gecreëerd wordt;
  • Het schrappen van regelgeving die nu nieuwe initiatieven als Fair Medicine en Cinderella, die proberen goedkope medicijnen in Nederland te ontwikkelen, teveel hinderen;
  • Inzetten van dwanglicenties als farmaceutische bedrijven weigeren absurd hoge prijzen te verlagen;
  • Aanpassing van de mededingingswet en scherper toezicht om misbruik van macht beter te kunnen bestrijden;
  • Apothekers beter faciliteren voor het zelf namaken van medicijnen voor een patiënt bij zeer dure medicijnen (o.m. met juridisch verdedigen van apothekers tegen de farmaceutische industrie) en/of voor het goedkoper inkopen van dure medicijnen in het buitenland;
  • Tegengaan van belangenverstrengeling tussen arts en big farma door agressieve marketing in te dammen en het reclameverbod actief te handhaven.

Daarbij zorgen we voor voldoende alternatieven die zonder bijbetaling beschikbaar blijven. Wij stoppen met dubbel betalen voor medicijnen. We maken ook een actieplan om het overmatig gebruik en afneming van medicijnen te verminderen en een actieplan tegen resistente bacteriën, o.m. met het gebruik van flagellaten in plaats van antibiotica.

Hulpmiddelen kopen we zoveel mogelijk centraal in op indicatie van huisarts of (wijk)verpleegkundige. Er wordt daarbij ook gewerkt met centrale uitleenmagazijnen. Hulpmiddelen blijven eigendom van de verstrekker (regionaal zorgkantoor) en worden als ze niet meer nodig zijn weer ingeleverd. Hiervan zijn op maat gemaakte hulpmiddelen (zoals brillen en gehoorapparaten) uitgezonderd. Deze worden verstrekt door opticiens en audiciens binnen bepaalde vergoedingsregels.

We zetten veel meer in op preventie van gezondheidsproblemen. Ongezonde leefstijl (drugs, alcohol, tabak voeding, beweging) wordt tegengegaan met hogere accijnzen, strakkere regulering (ook voor omlaag brengen van percentage verslavende en bedreigende stoffen) en handhaving voor minderjarigen, beperkter vrij aanbod door strengere regulering verkoopplaatsen (meer uit het zicht, minder verkoopplaatsen, niet in supermarkten, benzinestations en niet in de buurt van scholen en jongeren), minder reclamemogelijkheden, actievere voorlichting, en subsidiëring van activiteiten die een gezondere leefstijl bevorderen (zoals sport, bewegingsonderwijs, gezond voedsel). We volgen ook de IJslandse, socialiserende preventieve aanpak bij jongeren. Publieke openbare ruimte wordt rookvrij. Softdrugs worden volledig gelegaliseerd voor volwassenen om ze beter te kunnen controleren en de regulering te handhaven. Verslavingszorg wordt uitgebreid. Gezonde leefstijl (beweging, voeding) wordt bevorderd, o.m. in het onderwijs. We investeren in levensbestendig wonen en in valpreventie. We investeren in de gemeentelijke gezondheidzorgdiensten (GGD) met oog op meer voorlichting, vaccinaties en preventieve consulten in elke wijk en dorp. EHBO wordt standaard aan alle leerlingen aangeboden in het voortgezet onderwijs.

Bij ernstige gezondheidsproblemen kan evidente weigering om mee te werken aan noodzakelijk ander leefstijlgedrag beperkingen betekenen in de toegang tot publiek gefinancierde zorg. Uiteraard alleen in het uiterste geval, waarin alle andere mogelijkheden uitgeput zijn geraakt, en voorzien van goede rechtsbeschermingsmiddelen.

Spoedeisende hulp is alleen beschikbaar als het ook spoedeisend is. Tegelijkertijd maken we de basiszorg meer 24/7 beschikbaar en wordt deze door schrappen van onregelmatigheidstoeslagen e.d. ook meer betaalbaar.

Geen zorgverzekeraars meer, maar regionale publieke zorgkantoren en regionale zorgvisies

Er komen regionale uitvoeringskantoren, die het geld op een efficiënte en effectieve wijze verdelen over de zorgverleners en instellingen. Daartoe worden in overleg met gemeenten en het Rijk regionale zorgvisies opgesteld, waarin het aanbod aan zorg gereguleerd wordt. Groot voordeel is dat zorginstellingen niet meer met dertig verschillende verzekeraars (die overigens vaak onderdeel zijn van één van de vier grote verzekeringsconcerns) te maken hebben én de instellingen kunnen weer toekomstgericht gaan nadenken, want ze hoeven niet ieder jaar opnieuw te onderhandelen over hun budget. Zorgverzekeraars kunnen zich desgewenst omvormen tot zo’n regionaal zorgkantoor. De transitie vindt op gelijke wijze plaats als bij de opheffing van de PBO’s. Er is dus nadrukkelijk geen nationalisatie aan de orde.

De – daarvoor te versterken – Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) bewaakt de kwaliteit van de zorg en de zorginstellingen moeten iedere tien jaar opnieuw hun concessie verwerven. Het NZa bewaakt de financiële voorwaarden.

De zorgverlening wordt zo integraal mogelijk georganiseerd. Nu worden nog steeds teveel mensen van ene loket naar het andere gestuurd. Het zorglandschap is nu ook teveel gespreid over verschillende partijen met ieder eigen (budget)regels: zorgverzekeraars, zorgkantoren, het CAK en gemeenten. Dat zorgt ook voor strategisch gedrag tussen bijv. gemeenten en zorgverzekeraars over wie de rekening moet betalen.

Concentratie van complexe zorg, innovaties in de samenwerking tussen de verschillende echelons en andere vernieuwingen dienen te worden gestimuleerd in plaats van geblokkeerd. Er komt een regionaal afgestemd aanbod van samenwerkende zorgaanbieders:

-met dure specialisatie in hoogwaardige centra en een breed aanbod van basiszorg (incl. GGZ),

-waarin cure en care elkaar effectief en efficiënt aanvullen,

-waarin ingezet wordt door tijdige interventie dure specialistische hulp te voorkomen, en

-waarin het langer thuis met zorg kunnen wonen (als recht, niet als plicht!) ook adequaat gefaciliteerd wordt.

De poortwachtersfunctie naar duurdere, specialistische zorg van huisartsen en wijkverplegers wordt versterkt.

Maar er kan voor een efficiënt en effectief zorgaanbod nog meer gedaan worden:

  • Er moet veel meer gebruik gemaakt worden van het vergunningenstelsel volgens de Wet op de bijzondere medische verrichtingen (WBMV) om tot een intelligente planning van dure voorzieningen voor complexe medische zorg binnen regio’s te komen.
  • De regelgeving moet aangepast worden om innovatieve initiatieven voor gedeconcentreerde zorg voor chronische aandoeningen door huisartsen met participatie van specialisten mogelijk te maken. Voor een adequate aanpak van chronische aandoeningen hebben we een gedeconcentreerde zorgvoorziening nodig die dicht bij de mensen staat en laagdrempelig toegankelijk is. Dat kan door bijvoorbeeld in gemeentes en buurten van steden centra te hebben waar onder regie van de huisarts maar met specialistische inbreng eerstelijnszorg en consultatieve tweedelijnszorg voor chronische ziekten wordt geleverd. Een aantal specialisten kunnen dan bijvoorbeeld op invitatie van de huisarts een dagdeel in de week tegelijkertijd aanwezig zijn om ingewikkelde patiënten multidisciplinair te zien.
  • We zorgen ook voor meer kleinschaligheid in de zorg. Er zijn te grote conglomeraten ontstaan die te machtig zijn. Zorg moet regionaal georganiseerd worden, met een netwerk van kleinere basisziekenhuizen, dichtbij de mensen.
  • De tekorten in spoedeisende hulp moeten met voorrang worden weggewerkt. Er zijn nu teveel behandelstops op spoedeisende afdelingen in ziekenhuizen.
  • Ook samenwerking tussen huisartsen onderling en met apotheken en artsen in een ziekenhuis en wijkverpleegkundigen. Een groot probleem hierbij is nu de ICT-versnippering, waardoor artsen, apothekers en verpleegkundigen te vaak niet van elkaar weten wat ze doen. Hiertoe worden in de subsidievoorwaarden regels gesteld die voldoen aan de hoogste privacy-eisen, en er wordt onder strakke aansturing en voorwaarden innovatiegeld ter beschikking gesteld.
  • Patiënten, patiëntenorganisaties en lokale en regionale overheden moeten meer betrokken zijn bij de vormgeving en afspraken voor het regionale aanbod aan publieke zorg.

Geen zorgtaken bij gemeenten, zorg wordt weer een recht in plaats van een voorziening

De rol van gemeenten met betrekking tot inkoop en toegangsregulering van publiek gefinancierde zorg vervalt. En daarmee ook de beruchte keukentafelgesprekken.

De aanspraken op zorg in termen van toegang en kwaliteitsnormen worden weer wettelijk afdwingbare rechten in plaats van voorzieningen die niet afgedwongen kunnen worden. Daarbij mag niet – zoals nu wel gebeurt – categoraal de zorg aan jonge kinderen (<8 jaar) op grond van de Wlz geweigerd worden omdat ‘ouders daartoe een reguliere zorgtaak hebben.’ Eigen kracht moet een recht zijn, geen plicht. Ook moet de indicatie passend zijn, dus niet zoals nu vaak gebeurt, aan chronisch zieken en ouderen zeer kortlopende Wmo-indicaties afgeven – dat is onnodig bureaucratisch en belastend. Ook indicaties aan ernstig meervoudig gehandicapte kinderen worden nu te vaak opgescheept met kortlopende indicaties. Deze indicaties worden in het vervolg door de huisarts of wijkverpleegkundige gegeven. Daartoe krijgen zij aanvullende scholing en ondersteuning.

Ook het CIZ wordt opgeheven en vervangen door indicaties van huisarts en/of wijkverpleegkundige, waardoor diagnoses niet meer plaatsvinden zonder persoonlijk gesprek met de cliënt door. Waar dat nu al gebeurt is de kwaliteit van de diagnose beter. Het CIZ heeft nu overigens grote achterstanden en wachttijden. De financiering van diagnostisch onderzoek wordt vergoed – nu is dat onduidelijk geregeld. Volledig en modulaire zorgpakketten moeten thuis beschikbaar komen. Nu wordt dat door de zorgverzekeraars in de WLZ bijna niet beschikbaar gesteld. De procedure om voor zgn. meerzorg (voor situaties waarin reguliere budget niet volstaat) in aanmerking te komen wordt versimpeld.

Doordat we de financiering van alle publieke zorg in één hand leggen (het Rijk, via regionale zorgkantoren) wordt het aantal spelers en de afstemproblemen drastisch verminderd. Bij crisis- en spoedsituaties voeren we een doordrukmacht in.

Sterke rechtspositie patiënt

De vrije keuze van cliënten en patiënten welke zorgverlener men binnen het publiek gefinancierde zorgaanbod kiest, moet wettelijk worden gewaarborgd.

Er moet altijd onafhankelijke cliëntondersteuning zijn, die actief aangeboden wordt, vanaf het eerste contact. Daartoe worden extra middelen vrijgemaakt. Cliëntondersteuners moeten gecertificeerd zijn. Zij krijgen toegang tot informatie over de toekenning van pgb’s. Zij beschermen privacy van de cliënt en mogen dus niet onder druk gezet worden door financiers om vertrouwelijke cliëntgegevens te delen (zoals nu wel gebeurt). Speciale aandacht krijgen cliënten met een (licht) verstandelijke beperking, laaggeletterden, en anderen voor wie eenvoudig begrijpelijke communicatie vereist is.

Zelfredzaamheid/eigen kracht, ook van mantelzorgers, moet geen eis (plicht) zijn, maar een recht, en moet ondersteund worden. Geen vervanging van professionele zorg door mantelzorgers als professionele zorg nodig is. De overheid moet zorgen voor passende ondersteuning en facilitering voor mantelzorg, met o.m. veel meer respijtzorg en zorgverlof, en een kortere werkweek.

Burgers die een beroep doen op langdurige zorg krijgen een wettelijk recht om zelf een plan op te stellen hoe die hulp eruit moet zien. Dit recht wordt actief bevorderd en gefaciliteerd, waarbij burgers het recht hebben om zich te laten bijstaan. Voor deze bijstand kan desgewenst een beroep worden gedaan op betaalde, onafhankelijke deskundigen. Het gebruik van een PGB blijft daarbij mogelijk en wordt niet, zoals nu te vaak gebeurt, ontmoedigt. De gemeenten spelen hierbij geen rol meer. De verstrekking verloopt via de regionale zorgkantoren. We versimpelen de procedures rondom het PGB.

Er komt een landelijke regeling voor de rechtsbescherming van cliënten in de zorg, met een goede bezwaar- en beroepsregeling en betere toegang tot de Nationale Ombudsman. De bescherming van privacy wordt strikt gewaarborgd. Het medisch beroepsgeheim moet niet worden aangetast, maar juist verder versterkt worden.

Investeren in betere zorg

In de zorg dreigt een tekort van 125.000 personeelsleden in 2022. Om de werkdruk te verlagen en de kwaliteit van zorg te verbeteren, verlagen we de norm voor huisartsen van 2300 naar 1800 cliënten, en geven hun meer assistenten, er komen 70.000 extra professionals in de verpleeghuiszorg, er komen 100.000 (wijk)verplegers, thuiszorgmedewerkers (incl. huishoudelijke hulp), activiteitenbegeleiders en medewerkers in de dagopvang bij. En er komen extra banen voor maatschappelijk werkers, behandelaars en begeleiders in de jeugdzorg, de GGZ en in de forensische zorg, meer professionals in de spoedeisende hulp, meer ambulancemedewerkers en andere zorgprofessionals. In totaal gaat het om tenminste 200.000 extra banen in de zorg.

Langer thuiswonen levert besparingen op, maar dan moet je niet tegelijk bezuinigen op de thuiszorg, de huisarts goed faciliteren en andere randvoorwaarden beter regelen. We investeren in het meer en beter opleiden en betalen van m.n. verplegers en medewerkers in de thuiszorg, inclusief de huishoudelijke hulp en de activiteitenbegeleiding. We lossen de tekorten op in jeugdzorg en ggz op en investeren in het bestrijden van zelfredzaamheid en het kunnen leven met een beperking, incl. dementie. Dit gaan we doen:

  • We investeren extra in de thuiszorg en de wijkverpleging, en in levensbestendige woningen (buggyproof is ook rollatorproof) en in aangepaste woonvormen voor mensen met een beperking en voor ouderen.
  • In de thuiszorg gaan we weer terug van taakgerichte zorg naar persoonsgerichte zorg in zelfsturende teams, zonder minutenzorg en afvinklijstjes, maar met meer tijd en aandacht voor een persoonlijke relatie met de cliënt.
  • We verhogen de lonen in de thuiszorg (de verzorgenden die mensen thuis helpen met zich wassen, medicijngebruik, het meten van bloedsuiker, de stoma verzorgen en vragen hoe het met mensen gaat, overleggen met familieleden, schakelen huisarts, apotheek of ergotherapeut in wanneer dat nodig is), van de verpleegkundigen in verpleeghuizen en in de wijken en van de zorgwerkers in de huishoudelijke hulp. Ook moet wat gedaan worden aan de werkdruk. De werkdruk stijgt o.m. doordat de zorgzwaarte van hun patiënten en cliënten stijgt.
  • We investeren ook in de scholing van zorgpersoneel. Er moeten meer mensen opgeleid worden voor met name ouderenzorg. Het aantal wijkverpleegkundigen moet drastisch omhoog, met investeringen in een beter salaris, minder werkdruk, meer professionele autonomie en in hun opleidingen. En er is extra scholing nodig voor het huidig zorgpersoneel over nieuwste inzichten voor betere begeleiding en betere diagnose. Met name bij mensen met een (licht) verstandelijke beperking is nu te vaak sprake van onvoldoende (h)erkenning van de problematiek. Nieuw personeel is niet maar zo beschikbaar, de instroom in opleidingen blijft achter. We maken dat aantrekkelijker door vrijstellingen van collegegeld/studieheffing, door meer stages in verpleeghuizen en in de wijkverpleging om de sector te ontdoen van negatieve vooroordelen, betere beloning, en betere voorlichting. Verder zetten we ook in op bijscholing van de huidige zorgverleners. Dat kan met erkenning van de in de praktijk reeds verworven competenties, met een diploma na een stage elders.
  • We zorgen ook voor meer budget en professionele medewerkers voor dagbesteding en activiteitenbegeleiding.

De extramuralisering gaat nu – net als de verhoging van de pensioenleeftijd – echt veel te snel. Wat ons betreft is het wenselijk dat er meer in plaats van minder verzorgingshuizen komen, samen met allerlei andere woonvormen met ondersteuning. Daarmee zouden de moeilijkheden in de keten van zorg voor ouderen als sneeuw voor de zon verdwijnen, de capaciteit van de spoedeisende hulp zich wonderbaarlijk vermenigvuldigen en de sterfte onder bejaarden als gevolg van vallen drastisch afnemen.

We investeren extra in betaalbare, levensloopbestendige woningen en allerlei woonvormen voor ouderen die hen meer in de gelegenheid stellen om zo lang mogelijk zelfstandig te wonen. Dat wordt een wettelijke opdracht aan gemeenten en woningcorporaties, in samenwerking met zorgaanbieders. Hiertoe worden onder landelijke regie regionale plannen gemaakt, en gemeenten moeten in hun woonvisie daar aanvullende richtlijnen over opstellen. Ook voor 18+-jongeren met een LVB of autisme krijgt de gemeente en de woningbouwcorporatie een bouwplicht. Gemeenten zijn nu niet altijd bereid tot het betalen van een woningaanpassing voor een cliënt met een beperking. De cliënt wordt dan alternatieve woonruimte met hogere woonlasten aangeboden. Hierdoor komt de cliënt in financiële problemen. Het recht op woningaanpassing wordt daarom wettelijk beter geregeld met objectieve criteria en ruimte voor maatwerk ten gunste van de cliënt. De uitvoering en financiering van woonaanpassingen blijft bij de gemeente liggen. Door meer levensbestendig te bouwen kunnen gemeenten de kosten op termijn verlagen. Woonaanpassingen worden weer vormgegeven als afdwingbaar recht, niet meer als ‘voorziening’.

Verpleeg- en verzorgingshuizen richten voor hun woonactiviteiten een woningcoöperatie op of gaan een samenwerking aan met een bestaande woningcoöperatie. De regels voor sociale huur (die we aanzienlijk willen verbeteren ten gunste van lage inkomens) zijn hierop van overeenkomstige toepassing, inclusief wat ons betreft een maximale huurquote voor inkomens waarvoor sociale woningbouw beschikbaar.

We investeren in betere verpleeghuizen met voldoende capaciteit en meer verpleegbedden voor kortdurende opnames. Wij onderschrijven het manifest van Hugo Borst en Carin Gaemers Scherp op Ouderenzorg en het daarop gebaseerde plan voor liefdevolle verpleeghuiszorg, met als criterium twee professionele zorgverleners per groep van 6 tot 8 bewoners in alle verpleeghuizen. Dat impliceert 70.000 extra zorgmedewerkers. Het extra geld daarvoor, structureel 2 miljard euro, wordt alleen verstrekt als men ook voldoet aan de kwaliteitseisen. Toegangsnorm is dat je 24 uur per dag zorg nodig hebt. De bedrijfsvoering moet veel efficiënter, de kwaliteit van leven moet omhoog. De afbouw van verzorgingshuizen wordt gestopt – dit moet een voorziening blijven voor ouderen die liever hiervoor kiezen dan (alleen) thuis wonen. Er is meer aandacht en geld nodig voor bestrijding van depressies, voor onderzoek naar en begeleiding van dementerenden en voor bestrijding eenzaamheid. De tekorten in de dagbesteding, woonvormen en zorgverlening aan cliënten met meervoudige problematiek worden met een actieplan opgelost.

We investeren extra in de GGZ, waar tekorten nu tot problemen leiden. En in de Jeugdzorg (incl. jeugd-GGZ, met prioriteit aan hulp voor suïcidale kinderen en kinderen die thuis gevaar lopen), met een structurele oplossing van de 18-plus overgangsproblematiek. Een apart probleem hier is dat het meestal niet mogelijk is om een indicatie met de grondslag verstandelijke beperking te krijgen indien deze beperking niet voor het 18e jaar is vastgesteld. Er kunnen echter redenen zijn waarom dit niet is gebeurd. Zo is een deel van deze cliënten opgegroeid en opgevangen door ouders of binnen het eigen netwerk. Op het moment dat ouders en het netwerk dat niet meer aan kunnen, wordt een indicatie aangevraagd. Migranten behoren tot een andere groep cliënten, waarbij vaak niet voor het 18e levensjaar een verstandelijke beperking is vastgesteld of daarover geen gegevens beschikbaar zijn. Er is ook een tekort aan pleegzorgouders. Al deze tekorten vragen om een actieplan. De wachtlijsten in de geestelijke gezondheidszorg moeten binnen een jaar weggewerkt worden. Het verkorten van de wachttijd voor mensen met autisme, persoonlijkheidsstoornissen, trauma’s en licht verstandelijke beperkingen krijgt prioriteit. Teneinde de stijging in de doorgeleiding naar gespecialiseerde GGZ tot staan te brengen is moeten we in de geestelijke gezondheidszorg alles richten op de zogeheten ‘vroegsignalering’ en op snelle interventie, het zo snel mogelijk zorgen voor zorg, aangepast werk en wonen voor mensen die psychisch kwetsbaar zijn. De aanpak in het VK met de NHS dient ons daarbij als voorbeeld, waarbij al het zorggeld uit één pot komt en er in de hele ‘keten’ vanuit dezelfde ideeën wordt samengewerkt.

Er moet meer ondersteuning komen voor ouders in de jeugdzorg om beter te helpen eigen innovatieve alternatieven te kunnen realiseren bij juist zwakkere ouders.

Ook het zorgvervoer heeft een hoger budget nodig. Waar mogelijk worden trainingen verzorgd om mensen zoveel mogelijk zelfstandig te laten reizen. Het OV moet toegankelijk zijn voor mensen met een beperking. We investeren in het toegankelijk maken van publieke voorzieningen, terreinen en gebouwen voor mensen met een beperking. We voeren de uitvoering van het VN-verdrag voor non-discriminatie van mensen met een beperking versneld uit. De toegankelijkheid van gebouwen, de openbare ruimte, het vervoer, de media en noodzakelijke communicatie moet binnen 10 jaar gerealiseerd zijn.

Innovatie wordt bevorderd met een landelijk expertisecentrum, dat goede praktijken breder beschikbaar maakt en geld beschikbaar stelt voor innovatieve experimenten.

 

 

Skip to content